Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
[Hof: bedrag], berekend naar het biww volgens de aangifte. Bij beschikking van 21 januari 2022 heeft verweerder het de aanslag verminderd tot een
[Hof: bedrag],berekend naar het biww volgens de aangifte, van € 10.393.
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
bezwaarfaseniet verwijtbaar onrechtmatig heeft gehandeld (als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).Veeleer is sprake van een zorgvuldig optreden, waarbij (de gemachtigde van) belanghebbende eerst moest worden herinnerd en gemaand om aangifte te doen, en vervolgens (vruchteloos) is gevraagd om onderbouwing van de geclaimde aftrekposten. Belanghebbende heeft hiervoor ruimschoots de tijd gekregen. Belanghebbende droeg de bewijslast van de door haar opgevoerde aftrekposten en gemachtigde was zich (op grond van zijn jarenlange ervaring met het voeren van fiscale procedures) daarvan bewust. Ondanks daartoe herhaaldelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft gemachtigde pas na de bestreden uitspraak op bezwaar (en dan nog slechts gedeeltelijk) aan die bewijslast voldaan.
beroep, overweegt het Hof als volgt. Allereerst wijst de rechtbank terecht de gevraagde punt voor het verschijnen ter zitting af (overweging 22 van de rechtbank) omdat voor wat betreft de hoogte van de aanslag reeds voor de zitting geheel aan de wensen van belanghebbende tegemoet was gekomen (en ter zitting alleen de verzuimboete nog in geschil was). De door de rechtbank gehanteerde factor van 1 is echter hoog. Gelet op de eenvoudige aard van het geschil en de bijbehorende problematiek (waarbij de inspecteur tijdig nauwgezet aanwijzingen heeft gegeven over de wijze waarop aan de op belanghebbende rustende bewijslast kon worden voldaan) is sprake van een gewicht ‘licht’ van de zaak en daarmee van een factor van een half.
uitsluitendaan de nalatigheid van gemachtigde te wijten is dat eerst in de beroepsfase aan het verzoek van belanghebbende tegemoet kon worden gekomen (artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en artikel 2, derde lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht).
‘Lijdt aan incontinentie vanaf 2015’. Gemachtigde heeft geen, althans een niet afdoende verklaring gegeven waarom eerst op dit moment deze verklaring kon worden opgesteld.
beroepuitsluitend voort uit de ernstig tekortschietende (proces)houding van gemachtigde. Belanghebbende heeft dan ook geen recht op een proceskostenvergoeding in beroep.
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.