In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 mei 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2001, had beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewijsoverwegingen en de toevoeging van nieuwe bewijsmiddelen. De verdachte werd beschuldigd van witwassen, waarbij het hof vaststelde dat er op verschillende bankrekeningen op naam van de verdachte betalingen waren ontvangen voor goederen die niet waren geleverd aan de benadeelde partijen. De verdachte had verklaard dat hij zijn bankpassen en pincodes aan anderen had afgegeven in ruil voor geld, maar ontkende enige betrokkenheid bij de rekeningen van andere banken. Het hof oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was en dat hij bewust de kans had aanvaard dat zijn rekeningen gebruikt zouden worden voor het ontvangen van uit misdrijf verkregen geld. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat er geen causaal verband was tussen het tenlastegelegde en de schade van de benadeelde partijen, en bevestigde dat de schade het directe gevolg was van de bewezenverklaarde handelingen. Het hof besloot de vorderingen van de benadeelde partijen te honoreren.