ECLI:NL:GHAMS:2023:2380

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
23-003240-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen vernieling na onvoldoende samenwerking tussen verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van vernieling van een auto, gepleegd in de periode van 26 tot en met 27 februari 2016 te Warder, gemeente Edam-Volendam. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met een medeverdachte opzettelijk en wederrechtelijk een auto had vernield die toebehoorde aan een benadeelde partij. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken, en de raadsman heeft dit verzoek ondersteund.

Het hof heeft vastgesteld dat voor de bewezenverklaring van medeplegen voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte vereist is. Hoewel er een gezamenlijk plan was om de auto te beschadigen, heeft de verdachte zich op het cruciale moment teruggetrokken en geen actieve rol gespeeld in de uitvoering van het delict. Het hof concludeert dat de betrokkenheid van de verdachte niet van voldoende gewicht is om medeplegen te kunnen vaststellen. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden, heeft het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte zijn vastgesteld op eigen kosten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003240-22
datum uitspraak: 4 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-086910-16 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juli 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 26 februari 2016 tot en met 27 februari 2016 te Warder, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.
Oordeel van het hof
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet voldoende intensief zijn. Bewuste en nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Niet is vereist dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan een strafbaar feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte heeft in de periode van 26 tot en met 27 februari 2016 de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: de medeverdachte) opgebeld met het plan om de auto van aangever te beschadigen. Vervolgens is zij door de medeverdachte opgehaald en zijn zij samen naar [plek01] gereden met het voornemen om het plan te gaan uitvoeren. Op het moment dat de verdachte samen met de medeverdachte bij de auto van aangever stond, is zij uit angst weggegaan. Hierna heeft de medeverdachte de auto van aangever bekrast met een mes dat hij zelf had meegenomen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Hoewel er sprake is van een gezamenlijk plan dat door de verdachte is beraamd, heeft zij geen rol gehad in de uitvoering omdat zij zich op het moment suprême heeft onttrokken aan de situatie. Het hof acht de rol van de verdachte in de voorbereiding alleen van onvoldoende gewicht om medeplegen bewezen te achten en zal daarom de verdachte van het tenlastegelegde vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 734,18. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.R.O. Mooy, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juli 2023.
=========================================================================
[…]