ECLI:NL:GHAMS:2023:2689

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
23-000615-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen voor grootschalige handel in harddrugs met betrekking tot cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1968, was betrokken bij voorbereidingshandelingen voor grootschalige handel in harddrugs, specifiek cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan de voorbereidingshandelingen van zijn medeverdachten, die eerder onherroepelijk waren veroordeeld voor het in bezit hebben van cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen. De verdachte had een Mercedes Vito ter beschikking gesteld, waarin een verborgen ruimte was aangetroffen, en had een container met apparatuur voor het terugwinnen van cocaïne laten verplaatsen naar een door hem gehuurde loods. Het hof oordeelde dat de verdachte opzet had op het gronddelict en dat hij wetenschap had van de drugshandel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof heeft de straffen aangepast, rekening houdend met persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van €10.000.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000615-22
datum uitspraak: 7 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-650344-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2023 en 7 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 1.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
2.[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2018 tot en met 21 mei 2019 te Amsterdam en/of Den Haag en/of Lelystad, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekend gebleven grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen:
  • (telkens) een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een of meer ander(en) (telkens) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat/die delict(en),
immers heeft hij, verdachte (met zijn mededader(s)) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaats(en) contacten gelegd en/of onderhouden (telefonisch en/of in persoon) met een of meer andere perso(o)n(en) in Nederland en/of in het buitenland inzake de productie en/of verkoop en/of afname en/of vervoer en/of levering van (een) hoeveelhe(i)d(en) harddrugs en/of inzake de voor productie van harddrugs benodigde grondstoffen en/of materialen, en/of grondstoffen en/of apparatuur voor het terugwinproces van harddrugs (cocaïne) uit die grondstoffen en/of de productie van harddrugs, voorhanden gehad, waaronder:
  • twee, in elk geval één of meerdere container(s) aan de [adres 2] en/of
  • twee, in elk geval één of meerdere zak(ken) met elk ongeveer 20 kilo Norit Activated Carbon en/of
  • een vacuümmachine en/of
  • een etiketteermachine en/of
  • een zak met ongeveer 10,82 kilo levamisol en/of
  • een steekwagen en/of
  • een opengesneden 5 liter, jerrycan en/of
  • vier, in elk geval één of meerdere 200 liter dopvat(en), gevuld met ethylacetaat en/of met daarin een lage concentratie aan cocaïne en/of
  • een 220 liter schroefdekselvat met een restant vloeistof met onder andere een lage concentratie aan cocaïne en/of
  • achtenzeventig, in elk geval één of meerdere 20 liter jerrycan(s) en/of
  • meerdere houten zeven en/of droogrekken en/of
  • een 300 liter container met daarin onder meer een 120 liter emmer en/of drie, in elk geval één 75 liter emmer(s)s en/of een metalen plaat met een slang en/of een luchtslang en/of
  • drie, in elk geval één 300 liter container(s) met daarin onder meer één grote witte emmer van 120 liter en/of een plastic tas met daarin zes lampen van 250 Watt en/of een tas met daarin glaswerk (waaronder één of meerdere maatcilinder(s) en/of tape en/of een weegschaal) en/of een tas met daarin een rol krimpfolie en/of acht, althans één of meerdere emmer(s) en/of een magnetron en/of een zak met opschrift "Soda Polska 20 kg" en/of een 20 liter jerrycan en/of
  • twee, in elk geval één 300 liter container(s) met daarin onder andere drie deksels en/of vuile lakens en/of een bak met een blauwe opengesneden 20 liter jerrycan en/of één of meerdere stokken en/of een stampertje en/of
  • twee, in elk geval één koolstoffilter(s) en/of
  • een 200 liter klemdekselvat en/of
  • een 200 liter vat met daarin onder meer één of meer emmers en/of een maatbeker en/of een trechter en/of
  • een 200 liter vat met daarin onder meer drie, althans één of meerdere drukhouders van gasflessen
  • één of meerdere 200 liter vat(en) en/of
  • één of meerdere 200 liter dopvat(en) en/of
  • twee aan elkaar gemaakte vaten met drie cirkelvormige openingen daarin gemaakt en aan beide uiteinde een verwarmingsspiraal en/of
  • een RVS ketel en/of
  • een droogkast en/of
  • een isolatiekast met onder meer (afzuig)slangen en/of één of meerdere magnetron(s) en/of
  • een afzuigkast en/of
  • vijf, althans één of meerdere 500 liter speciekuipen met daarin onder meer een 220 liter klemdekselvat en/of een ventilator, sealzak(ken) en/of zeef en/of zeventien, althans één of meerdere (kilo)zakken zilver fijn soda en/of
  • een of meerdere persmal(len) met daarin de indruk SPA en/of
  • een of meer vat(en) en/of zak(ken) met verschillende stoffen waaronder: ethylacetaat en/of kaliumpermanganaat en/of methanol en/of zoutzuur en/of
  • één of meerdere stoffen bevattende (een concentratie aan) cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
  • een lijst met daarop onder meer vermeld 600 liter hexaan en/of 300 liter MEK en/of 1500 liter ethylacetaat en/of 250 kilo calcium chloride, en/of
  • een auto (Mercedes Vito) voorzien van een verborgen ruimte,
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
tot en/of bij het plegen van voornoemd misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 7 april 2018 tot en met 18 mei 2018 te Amsterdam en/of Den Haag en/of Lelystad, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • één of meerdere container(s) te (laten) verplaatsen van de [adres 2] naar de [adres 3] en/of deze container(s) ter beschikking te stellen en/of
  • een loods ( gelegen aan de [adres 3]) ter beschikking te stellen en/of
  • elektriciteit- en watervoorziening(en) beschikbaar te stellen en/of
  • de hiervoor genoemde Mercedes Vito ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover het vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Inleiding
Op 28 april 2018 om 20.51 uur heeft de verdachte telefonisch aangifte gedaan van diefstal van een Mercedes Vito met kenteken [kenteken] die op naam stond van zijn bedrijf [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]). Enkele dagen later, op 2 mei 2018, heeft een beschieting plaatsgevonden op de Krootstraat in Amsterdam. Daarbij is een dodelijk slachtoffer gevallen en is een ander slachtoffer zwaargewond geraakt. Het dode slachtoffer werd aangetroffen in de Mercedes Vito. In de Mercedes Vito is een professioneel ingebouwde verborgen ruimte aangetroffen met daarin een blok cocaïne met een gewicht van 1.090 gram. In dit blok waren de letters ‘SPA’ geperst. In het politieonderzoek zijn onder anderen de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in beeld gekomen.
Meer dan een jaar later, op 21 mei 2019, is op het door [medeverdachte 1] gehuurde terrein aan de [adres 2] een zeecontainer aangetroffen, met daarin een complete inventaris voor het terugwinnen en bewerken van cocaïne en persmallen met de letters ‘SPA’. Deze container bleek op initiatief van de verdachte ongeveer een jaar daarvoor, op 12 april 2018 (in de tenlastegelegde periode), te zijn vervoerd van de [adres 2] naar een door de verdachte gehuurd terrein aan de [adres 3].
[medeverdachte 1] [1] en [medeverdachte 2] [2] zijn onherroepelijk veroordeeld voor het in de periode van 16 april 2018 tot en met 28 april 2018 voorhanden hebben van de voormelde 1090 gram cocaïne en ter zake van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet in de periode van 16 april 2018 tot en met 21 mei 2019. [medeverdachte 1] is ook veroordeeld voor de moord en de poging tot moord op 2 mei 2018 op de personen bij en in de Mercedes Vito.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of, zoals door het openbaar ministerie gesteld, de verdachte medeplichtig is geweest aan de voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken en daartoe kortgezegd het volgende aangevoerd. De verdachte ontkent niet de tenlastegelegde feitelijke gedragingen als zodanig te hebben uitgevoerd, te weten het ter beschikking stellen van de Mercedes Vito en de loods aan de [adres 3] en het laten vervoeren van voornoemde container, maar ontkent dat hij wist dat hij (daardoor) (voorbereidings)handelingen in de zin van de Opiumwet ondersteunde. Ook heeft hij niet hij willens en wetens een aanmerkelijke kans daarop aanvaard. Bewijsmiddelen voor het vereiste dubbele opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, ontbreken in het dossier.
Juridisch kader
Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Oordeel hof
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
[bedrijf] is volgens de gegevens geregistreerd bij de Kamer van Koophandel op 16 februari 2016 opgericht, met als bedrijfsactiviteiten: facility management, landschapsverzorging en particuliere beveiliging. Dergelijke werkzaamheden zijn door [bedrijf] niet uitgevoerd. De verdachte heeft verklaard dat [bedrijf] een schoonmaakbedrijf was, maar onderzoek daarnaar heeft opgeleverd dat sinds de oprichting door [bedrijf] ook geen schoonmaakwerkzaamheden zijn verricht. De verdachte heeft – ook na de veroordeling door de rechtbank – zijn stelling op geen enkele wijze onderbouwd door middel van bijvoorbeeld het aanleveren van schriftelijke opdrachten, facturen, klantgegevens etc. waaruit zou kunnen blijken dat er daadwerkelijk schoonmaakwerkzaamheden plaatsvonden.
Ondanks dat niet van (schoonmaak)werkzaamheden is gebleken, stond sinds 26 maart 2016 de Mercedes Vito, waarin zich de verborgen ruimte bleek te bevinden, op naam van [bedrijf]. Verder heeft de verdachte in de tenlastegelegde periode een loods is gehuurd aan de [adres 3] en heeft Eneco op naam van [bedrijf] stroom op dit adres geleverd in de periode 16 april 2018 t/m 18 mei 2018. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven die samenhangt met een legale bedrijfsvoering voor 1) het feit dat de Vito (sinds 2016) op naam stond van [bedrijf]) de huur van de loods aan de [adres 3]) het energiecontract op dit adres op naam van [bedrijf].
Op 12 april 2018 heeft de verdachte de hiervoor genoemde zeecontainer laten vervoeren van de [adres 2] en deze laten plaatsen bij de loods van [bedrijf] aan de [adres 3]. De zeecontainer was van [medeverdachte 1], met wie de verdachte in de tenlastegelegde periode contact onderhield. Vier dagen later, op 16 april 2018, heeft de verdachte zoals hiervoor overwogen de loods van stroom laten voorzien via Eneco. Rond en na het vervoeren van de container naar de loods van [bedrijf], hebben de telefoons van de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [naam] – een bekende van de verdachte – meermalen zendmasten in de omgeving van deze loods aan de [adres 3] aangestraald. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij bij de loods is geweest, en dat dit ook is geweest toen de container al bij de loods stond.
De Mercedes Vito was in de periode 16 april 2018 tot en met 28 april 2018 feitelijk (met name) in gebruik bij [medeverdachte 2]. Op basis van – kort gezegd – analyse van scanmomenten en – locaties van de Vito in combinatie met de telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte 2], concludeert het hof dat [medeverdachte 2] in deze periode (vrijwel dagelijks) met de Vito naar Den Haag is gereden. Ook op 28 april 2018 heeft de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmast aangestraald nabij de [adres 3].
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat op 28 april 2018 [medeverdachte 2] slachtoffer is geworden van een rip-deal, waarbij hij is bestolen van de Mercedes Vito met daarin cocaïne en dat voorafgaand – aan de rip deze Mercedes Vito (op dezelfde dag) in de buurt van de loods op de [adres 3] is geweest, waar toen de container van [medeverdachte 1] stond.
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen komt het hof verder tot de conclusie dat de beroving (rip-deal) heeft plaatsgevonden na 17.53 uur (het tijdstip waarop de Vito is gescand op de A10 Zuid bij afrit S112, waarbij het hof ervan uitgaat dat [medeverdachte 2] op dat moment nog in de bus reed). De verdachte heeft tussen 18.24 en 18.40 viermaal telefonisch contact met [naam], van wie de telefoon eerder die dag aanstraalde in de buurt van de [adres 3]. De telefoon van de verdachte straalde tot 18.00 alleen Cell ID’s aan in de buurt van zijn woning in [adres 1] en vervolgens vanaf 19.01 in Diemen, waaronder de Cell ID locatie aan de Rode Kruislaan in Diemen. Ook de telefoon van [medeverdachte 1] en zijn stiefzoon zijn op dat moment in die buurt. Opvallend is verder dat rond 19.08 uur het nummer van [medeverdachte 2] wordt toegevoegd aan de contactenlijst in de telefoon van de verdachte. Uit de omstandigheid dat de verdachte en [medeverdachte 2] elkaar rond het tijdstip waarop [medeverdachte 2] als contact is toegevoegd, over en weer hebben gebeld zonder dat er daadwerkelijk een gesprek tot stand is gekomen (kennelijke gespreksduur van 0 seconden), leidt het hof af dat zij hun telefoonnummers hebben uitgewisseld door elkaar kort te bellen. Niet lang daarna belt de verdachte vanaf 19.25 enkele malen naar de RDW, om 20.51 doet hij telefonisch aangifte van de diefstal van de Mercedes Vito.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte zeer kort na het tijdstip waarop [medeverdachte 2] nog in het bezit is geweest van de Mercedes Vito, de RDW heeft gebeld en aangifte heeft gedaan, de omstandigheid dat hij in die periode viermaal contact heeft gehad met [naam] en (vervolgens) vanuit [adres 1] naar Diemen is gegaan, en in aanmerking genomen dat de telefoon van [medeverdachte 1] op dat moment in dezelfde buurt in Diemen aanstraalt terwijl ‘zijn container’ bij de [adres 3] stond en het telefoonnummer van [medeverdachte 2] door de verdachte in die periode als contact is toegevoegd, leidt het hof af dat de verdachte tezamen met tenminste [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (fysiek) overleg heeft gevoerd over wat er moest gebeuren nadat [medeverdachte 2] was geript.
Niet lang na het plaatsvinden van deze rip-deal, en dus ook kort na de het moment waarop de elektriciteitslevering aan de loods in Den Haag was begonnen, heeft de verdachte de huur van de loods en – op 18 mei 2018 – de levering van elektriciteit opgezegd.
In de op 2 mei 2018 gevonden Mercedes Vito is in de daarin professioneel ingebouwde verborgen ruimte één blok van een materiaal bevattende cocaïne achtergebleven met daarin geperst de letters ‘SPA’.
Op 21 mei 2019 is de hiervoor genoemde zeecontainer – die nog steeds in het bezit was van [medeverdachte 1] – in beslag genomen. Het contract voor de stalling van de container stond op dat moment eveneens op de naam van [medeverdachte 1]. Deze container bleek een cocaïnewasserij te bevatten met gebruikte persplaten met de letters ‘SPA’. Dat de inventaris van de container daadwerkelijk is gebruikt voor het uitwassen van cocaïne, is af te leiden uit de lage concentraties cocaïne die in diverse vaten met onder meer fruitextracten zijn gemeten. Voor het eerder gebruik van de persmallen met de letters ‘SPA’ vormt het op 2 mei 2018 aangetroffen blok cocaïne een sterke aanwijzing.
Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat:
  • [bedrijf] geen echt schoonmaakbedrijf was, zoals de verdachte heeft verklaard, maar een dekmantel voor bezigheden in het kader van drugshandel;
  • op 28 april 2018 met de Mercedes Vito op naam van het bedrijf van de verdachte (een) blok(ken) cocaïne met opdruk ‘SPA’ zijn vervoerd vanuit de container die bij de loods van de verdachte stond, naar de plaats van de rip-deal en dat ook toen al in die container een cocaïnewasserij in gebruik was, waar toen in ieder geval dezelfde (soort) persmallen in stonden;
  • de verdachte, die de stroomvoorziening heeft verzorgd nadat de container van [medeverdachte 1] op het terrein van zijn loods was geplaatst, en die in april 2018 meermalen in de loods is geweest, evenals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], van dit alles wetenschap had.
De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring afgelegd, die deze redengevendheid ontzenuwt, integendeel. De verdachte heeft wisselend en ongeloofwaardig verklaard over diverse opmerkelijke feiten en omstandigheden die in nauw verband staan met de Mercedes en de container. Zo heeft hij wisselend en/of ongeloofwaardig verklaard over de aankoop van de Mercedes Vito, over de hoeveelheid sleutels die hij bij die aankoop kreeg, over de gang van zaken bij het gebruik en het uitlenen van de Mercedes Vito, over de diefstal van de Mercedes Vito en over de gang van zaken omtrent de aangifte van die diefstal. Bovendien heeft de verdachte ongeloofwaardig verklaard over zijn bedrijf [bedrijf], de reden voor de huur van de loods in Den Haag en over de reden voor de verplaatsing van de container van [medeverdachte 1] van Lelystad naar die loods van de verdachte in Den Haag.
Daarmee is naar het oordeel van het hof met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte opzet had op het gronddelict en op het daarbij behulpzaam zijn. Aldus komt het hof tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid door de verdachte aan het medeplegen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 7 april 2018 tot en met 18 mei 2018 te Amsterdam en
Den Haag en Lelystad, tezamen en in vereniging, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat deze bestemd waren tot het plegen van die delicten,
immers hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op tijdstippen in voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaatsen grondstoffen en apparatuur voor het terugwinproces van harddrugs (cocaïne) voorhanden gehad, waaronder:
  • een container en
  • een persmallen met daarin de indruk SPA en
  • een auto (Mercedes Vito) voorzien van een verborgen ruimte,
waarvan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten,
tot en/of bij het plegen van voornoemd misdrijf verdachte in de periode van 7 april 2018 tot en met 18 mei 2018 te Amsterdam en Den Haag en Lelystad, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • een container te laten verplaatsen van de [adres 2] naar de [adres 3] en
  • een loods gelegen aan de [adres 3] ter beschikking te stellen en
  • elektriciteitsvoorziening beschikbaar te stellen en
  • de hiervoor genoemde Mercedes Vito ter beschikking te stellen.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 4 maanden hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren. Deze straf was in overeenstemming met de eis van de officier van justitie behalve wat betreft de duur van de proeftijd. De officier van justitie vorderde een proeftijd van 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de officier van justitie in eerste aanleg zijn gevorderd.
De raadsman heeft verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, de gevorderde straf te matigen gelet op de beperkte betrokkenheid van de verdachte bij de bewezenverklaarde drugshandel, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan medeplegen van voorbereidingshandelingen ten behoeve van grootschalige handel in harddrugs. Dit heeft hij gedaan door een container met daarin een cocaïnewasserij te laten verplaatsen naar een door hem gehuurde loods met elektriciteitsvoorziening (op naam van zijn bedrijf) en deze loods (aldus) ter beschikking te stellen aan de twee daders. Ook heeft hij hen een Mercedes Vito (die eveneens op naam van zijn bedrijf stond) ter beschikking gesteld waarin een verborgen ruimte zat die geschikt was voor het vervoer van grote hoeveelheden cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is gelet op de verslavende werking ook bezwarend voor de samenleving. Het gebruik van cocaïne en de handel in cocaïne leiden regelmatig tot uiteenlopende vormen van zeer gewelddadige criminaliteit. Dat blijkt ook uit het onderhavige dossier. Kort na de rip-deal is in de Mercedes Vito een onschuldig persoon door [medeverdachte 1] doodgeschoten. De zeer lucratieve handel in cocaïne heeft bovendien een corrumperende werking op de samenleving die zeer zorgelijk is. Met de handel in verboden middelen worden immers grote winsten gemaakt, waardoor grote sommen (zwart) geld uiteindelijk terechtkomen in het regulier betalingsverkeer. Met zijn handelen heeft de verdachte aan die handel bijgedragen.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur in beginsel passend. Toch zal het hof niet daarvoor kiezen. Bij die keuze houdt het hof rekening met de volgende omstandigheden. Uit hetgeen ter terechtzitting van 24 oktober 2023 is gesproken en de daarna nog toegezonden stukken blijkt dat wegens de ernstige ziekte van zijn echtgenote, de zorg voor het huishouden met nog betrekkelijk jonge kinderen op de verdachte rust. Bovendien is te verwachten dat de verdachte, die blijkens zijn strafblad niet eerder met justitie in aanraking is geweest, van deze veroordeling gevolgen zal ondervinden voor zijn accountantswerkzaamheden.
Ook houdt het hof bij het kiezen van de strafsoort en strafmodaliteit rekening met het tijdsverloop – nu het feit bijna vijfeneenhalf jaren geleden heeft plaatsgevonden – en de daarmee gepaarde overschrijding van de redelijke termijn van de procedure bij de rechtbank, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. De verdachte is namelijk op 7 juni 2018 als verdachte gehoord door de politie, terwijl de rechtbank pas op 1 maart 2022 – bijna vier jaren later – vonnis heeft gewezen. Het hof ziet (mede) in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf in geheel voorwaardelijke vorm te gieten in plaats van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, de hierna te noemen taakstraf, voorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete passend en geboden. Hieruit spreekt dat naar het oordeel van het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straffencombinatie onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en aan het daarmee kennelijk door de verdachte beoogde financiële voordeel. Daarom voegt het hof aan die straffencombinatie een onvoorwaardelijke geldboete toe. Het hof ziet – net als de rechtbank – geen reden voor een kortere proeftijd bij de voorwaardelijke gevangenisstraf dan 2 jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 48 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. R.P. den Otter en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 november 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 juli 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2082 is onherroepelijk geworden door de verwerping van cassatieberoep bij arrest van de Hoge Raad van 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1465.
2.Het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9302 is onherroepelijk, zo blijkt uit de mededeling van de officier van justitie op de terechtzitting van 17 november 2021 (in de onderhavige zaak van [verdachte]).