ECLI:NL:HR:2023:1465

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
22/02657
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over moord en pogingen tot moord met betrekking tot getuigenverzoek en ondervragingsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van moord en pogingen tot moord, gepleegd op 2 mei 2018 in Amsterdam. De verdachte heeft op verschillende slachtoffers geschoten, waarbij één slachtoffer is overleden en anderen ernstig gewond zijn geraakt. De verdediging heeft in cassatie onder andere aangevoerd dat het hof ten onrechte een verzoek tot het horen van een getuige heeft afgewezen. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen uit eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens herhaald, met betrekking tot het recht op een eerlijk proces en het ondervragingsrecht. Het hof had geoordeeld dat de verdediging niet voldoende had onderbouwd waarom het horen van de getuige van belang was voor de zaak. De Hoge Raad heeft dit oordeel bevestigd en geoordeeld dat de afwijzing van het getuigenverzoek niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad heeft de cassatie van de verdachte verworpen, waarbij het hof de bewezenverklaring van de feiten en de motivering van de veroordeling heeft bekrachtigd. De zaak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van getuigenverzoeken in het licht van het recht op een eerlijk proces, evenals de rol van bewijs in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02657
Datum17 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 juli 2022, nummer 23-000299-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman R.J. Baumgardt heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de afwijzing door het hof van het door de verdediging gedane verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige onbegrijpelijk is en niet verenigbaar met het door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
“1. hij op 2 mei 2018 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen te schieten op [slachtoffer 1] ;
2. hij op 2 mei 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen heeft geschoten op [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 2 mei 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen meermalen in de richting van de door [slachtoffer 4] bestuurde auto heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. hij op 2 mei 2018 te Amsterdam, een vuurwapen van categorie II en/of III, te weten een onbekend gebleven vuurwapen en munitie van categorie III, te weten vier patronen, kaliber 9mm, S&B, type volmantel, voorhanden heeft gehad.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“17. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 2] van 7 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 mei 2019 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Ik ben op 2 mei 2018 opgehaald door een vriend in Diemen. Het was de bedoeling dat ik zijn zwarte Volkswagen Golf zou lenen. Bij Ganzenhoef zag ik die bus. De bus kwam vanaf Groeneveen aangereden en ging links op de rotonde, de Bijlmerdreef op in de richting van de Gooiseweg. Ik belde een persoon, nummer 1 en zei: Hé ik heb die bus gezien. Ik belde ook de tweede persoon met het doel die bus terug te pakken. Ik zag de bus naar rechts gaan, het Annie Romeinplein in. Een tijd daarna ging ik ook naar rechts. Toen ik de bus daar zag leek het alsof de bus achter een witte Renault aan reed. Mijn vriend was uitgestapt om te pinnen. Ondertussen reed de bus al weg. Toen ik erachteraan ging zag ik de bus even niet goed. Ik heb 2 of 3 keer met nummer 1 gebeld, misschien 4 keer. Ik gaf door waar ik op dat moment was. Op een gegeven moment leek het alsof ik die auto zag. Hij ging linksaf de Karspeldreef op. Ik ging ook linksaf. Ik had toen contact met nummer 1. Nummer 1 zei: Ik zie hem al.
Ik draaide mijn auto en zag daarna een klein autootje er snel vandaan rijden. Ik reed een beetje verder en ik zag die persoon die ik aan de telefoon had. Ik zag hem terug rijden.
Op een gegeven moment heb ik ook nummer 2 gebeld. Ik weet niet meer precies wanneer. Hij belde mij terug toen hij in de buurt was. Ik was redelijk lang met nummer 2 aan de telefoon. Hij kwam aangereden in een hoge auto, zo’n Jeepie of zo.
Met nummer 2 reed ik van daar uit (omgeving Krootstraat) naar Diemen. Ik belde mijn vriend [betrokkene 8] en hij kwam. Het was kort daarna. Ik legde hem uit wat er gebeurd is en hij besloot te gaan kijken. Hij liep richting de Krootstraat. Hij kwam snel terug en zei: Volgens mij is er iemand weg. Op dat moment kwam mijn wereld naar beneden.
Ik ben naar mijn moeder gereden en heb het haar verteld.
18. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 2] van 24 juni 2019 (deel II), in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 juni 2019 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2] :
Nummer 1 zei op een gegeven moment: Ik zie hem. Ik draaide om. Nummer 1 parkeerde zijn auto in de Krombekstraat. Ik zag hem uitstappen. Hij liep en daar reed een autootje. Op een gegeven moment schoot hij erin. Hij schoot op die auto en ik draaide op het fietspad om en daarbij wisselde ik van stoel met mijn bijrijder.
Op een gegeven moment kwam die persoon aanrennen in de richting van de Karspeldreef. Toen zat ik op de bijrijdersstoel en mijn vriend was langzaam aan het rijden. Nummer 1 stapte voorin (in de auto) waar ik zat. Ik werd daardoor verrast. Ik reed niet en kon dus niet in de achteruitkijkspiegel kijken. Ik vroeg hem Hee die bus dan? en hij zei: We gaan weg. Ik vroeg nog één keer: Maar die bus? waarop hij weer herhaalde: Kom we gaan weg. Hij zei: O mijn auto. We reden weer en toen gaf hij de sleutels zo naar achteren en ik stapte uit (het hof begrijpt op basis van de bijgevoegde tekening: om de hoek). Ik begreep dat zijn auto daar weg moest. Terwijl ik naar zijn auto ging had ik nummer 2 aan de lijn; hij vroeg waar ik was. De Jeep stond er al toen ik aankwam bij de auto van nummer 1. We reden tegelijk weg; we reden redelijk dicht bij elkaar. Nummer 2 en ik reden naar [plaats] . Ik gaf daar de (auto)sleutels terug aan nummer 1. Daarna ben ik met nummer 2 met de Jeep naar Diemen gereden.
Nummer 2 heeft mij benaderd op 6 mei 2019 nadat [betrokkene 3] het pakketje had gekregen. Mijn moeder kent nummer 2 persoonlijk. Hij kwam wel eens over de vloer. Mijn moeder noemt nummer 2 Bin Laden.
19. De verklaring van getuige [betrokkene 2] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep 23 mei 2022.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wilde achter het busje aan. Het kwam niet in mij op om [betrokkene 4] te bellen. Het was logischer om nummer 1 en 2 te bellen.
Bij het busje was een witte Renault meen ik. Door de manier waarop ze samen reden leek het alsof ze bij elkaar hoorden.
Mijn moeder noemde [betrokkene 1] Bin Laden in die tijd. Dat had te maken met de baard, niet met wat hij gedaan had.
(...)
37. Een proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 1] (...).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 juni 2019 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Voor zover ik weet heeft [verdachte] (= de verdachte) twee telefoons. Hij heeft een Belgisch nummer en van het andere nummer weet ik niet of het Nederlands of Belgisch is. Ik heb nooit gezien dat [verdachte] zijn telefoons uitleende. Hij heeft ze altijd bij zich.
Als de telefoon van [verdachte] overgaat, neem ik niet op want het is niet mijn telefoon.
(...)
50. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC gesprek van 6 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: [b-straat 1] [postcode] [plaats]
Begin opname: 11:50:59 uur
Sessienr: 13
[betrokkene 3] : [betrokkene 3]
[betrokkene 9] : [betrokkene 9]
[betrokkene 9] : bel [betrokkene 1] en laat hem kijken of de zak daar nog ligt.
[betrokkene 3] belt uit: [betrokkene 1] , hé, naast de bushalte deze richting uit, daar ligt een zak met een doosje, pak dat...
[betrokkene 9] : En breng het hier.
[betrokkene 3] : En breng dat hier naartoe. Daar naast de bushalte bij het winkelcentrum. Ja, [betrokkene 1] , daar ligt een zak met een doosje.
[betrokkene 9] : Er is
[betrokkene 3] : Er is een witte zak met een doosje erin.
[betrokkene 9] : met een foto erop.
[betrokkene 3] : Maar pak dat héél voorzichtig op. En wees heel voorzichtig. Kom jij hierheen? Lopend? Oké. [...]
[verdachte] (de Hoge Raad begrijpt: de verdachte): (zucht) die [betrokkene 2] (de Hoge Raad begrijpt: [betrokkene 2] ) was net een kleine jongen toen het gebeurde en vertelde het aan zijn moeder... wat er gebeurd is.
[betrokkene 3] : en ik heb het zelf niet met [betrokkene 10] besproken dat je het weet. Ik heb het met niemand besproken... je kan geen foto's aan het uitdelen zijn...
[verdachte] : maar hij kan het niet zijn..
[betrokkene 3] : hij heeft het aan zijn moeder verteld en die heeft het verder verteld.
(iedereen praat door elkaar en de emoties gaan omhoog)
[betrokkene 3] : jaa de moeder heeft het aan haar man verteld en die bedreigde haar later er mee zo van dat [betrokkene 2] .
[betrokkene 9] : jaa zo gaat het.
[betrokkene 3] : jaa maar het rare is waarom zeggen ze niet dat [betrokkene 2] daar was.
[verdachte] : aha juist.
[betrokkene 9] : jaa alleen jullie twee.
[betrokkene 3] : alleen jullie twee en waarom was [betrokkene 2] daar niet? [betrokkene 2] was de eerste die daar was.
51. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC gesprek van 6 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: Volkswagen Golf [kenteken 1]
Begin opname: 12:02:36 uur
Sessienr: 1205
12:03:33
[verdachte] (de Hoge Raad begrijpt: de verdachte) stapt in de auto en rijdt weg.
12:04:53 praat tegen zichzelf: "arme jongen hij is dood".
(zucht)
12:07:17 [verdachte] stopt en [betrokkene 1] stapt in de auto
[verdachte] rijdt weg
[verdachte] : heb je daar geen zak gezien?
[betrokkene 1] : van harte.
[verdachte] : bedankt, [betrokkene 11] stond daar bij de bus.
[betrokkene 1] : jaa.
[verdachte] : en toen kwam er een Marokkaan op een motor en gaf een zak, de zak die lag daar. Ze hebben de zak gegooid en hebben tegen [betrokkene 11] gezegd: geef dat aan [verdachte] en [betrokkene 1] . Dat is de jongen die verleden jaar vermoord is.
[betrokkene 1] : Wat??? (zachtjes) Een Marokkaan?
[verdachte] : hmmm maar wat ik me afvraag is hoe ze je moeder kennen? Ze zeiden neem dat mee naar [verdachte] en [betrokkene 1] : hij is vermoord (zucht) maar dat moet van [betrokkene 2] afkomen. Want wie weet..
[betrokkene 1] : ik heb geen vrienden Marokkanen.
[verdachte] : nee niet Marokkaan dat zijn van die mensen.. maar hoe.. hoe is dit naar buiten gekomen. Hoe? Het moet via iemand dichtbij zijn. Mensen die dichtbij zijn.
[betrokkene 1] : mensen die mij kennen die weten niks van jou af. Ze kennen je zo van geef dat aan [verdachte] ..
[verdachte] : (zucht) maar hoe kennen ze je moeder? Je moeder draagt een pet dat weet je. Hoe? Het moet iemand zijn van dichtbij die iemand kent. Je weet als ze mij zien oké, maar je moeder? Dat kan ik niet begrijpen?
[betrokkene 1] : was het een neger of wat?
[verdachte] : een Marokkaan. Het is gevaarlijk nu gaan die mensen vermoorden. Ze hebben het doosje meegenomen..
[betrokkene 1] : hebben ze het gepakt?
[verdachte] : het was een zak met en doosje... Godverdomme dat zoveel mensen het weten...
[betrokkene 1] : ntv
[verdachte] : weet ik niet. Ik weet het niet. Ik zei tegen je moeder dat ze het mee moest nemen.
[betrokkene 1] : jaa natuurlijk. Heeft ze het aangeraakt? Nee.
[verdachte] : hoe...heeft ze het aangeraakt? Je moeder had een grote tas en zij had een handvat vast en [betrokkene 9] de andere en hij heeft het erin gegooid.
[betrokkene 1] : in de tas?
[verdachte] : jaa en ze zei: ben je gek of zo. Hij sprak eerst Nederlands en daarna in het Spaans.
[betrokkene 1] : Spaans?
[verdachte] : jaa en daarna zei hij jaa jaa,..ntv
[betrokkene 1] : hoe?
[verdachte] : ..ntv,..(zucht)
[betrokkene 1] : hmm
[verdachte] : zij heeft erover gedroomd
[betrokkene 1] : gedroomd? Sinds wanneer?
[verdachte] : sinds 3 dagen. Ze zei dat ze gedroomd heeft over dat wat een jaar geleden gebeurd is, niet precies maar ze heeft iets gedroomd. Ik zei: hou op met die dingen dromen en die dag zelf was het gebeurd.
[betrokkene 1] : het is een jaar geleden.
[verdachte] : het is een jaar en 3 dagen.
[betrokkene 1] : je weet het uit je hoofd.
52. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC-gesprek van 6 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: [b-straat 1] , [postcode] [plaats]
Begin opname: 12:21:00
Sessienr: 14
[verdachte] : [verdachte]
[betrokkene 1] : [betrokkene 1]
[betrokkene 3] : [betrokkene 3]
: Maar dat is raar want zij weten dat jullie daar waren en als [betrokkene 2] daar was. En zij weten dat niet. Waarom? Hè? En [betrokkene 1] is daar gekomen en [betrokkene 2] was daar eerder.
[verdachte] : Ja... hij heeft met hem gesproken
[betrokkene 3] : daarom
[betrokkene 1] : Natuurlijk, toen ik daar kwam was alles al gebeurd, toen ik daar kwam was [verdachte] al weer weg.
53. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC-gesprek van 6 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: [b-straat 1] , [postcode] [plaats]
Begin opname: 12:51:00
Sessienr: 15
[verdachte] : [betrokkene 11] was niet eens hier toen het gebeurde. Hij zei je weet het.
[betrokkene 3] : Ja, je weet het.. je weet het.. van [slachtoffer 1] (de Hoge Raad begrijpt: [slachtoffer 1] ). [...]
[betrokkene 3] : Luister, ik denk als eerste aan [betrokkene 2] . Het is raar, want hij weet dat jij en [betrokkene 1] daar waren. Hij is erbij betrokken tot vandaag.
[betrokkene 1] : de avond dat het gebeurd is, is [betrokkene 2] naar zijn huis gegaan. De volgende dag ben ik naar zijn huis gegaan. Die vader van [betrokkene 2] denkt dat ik daar was. Hij weet het verhaal niet dat ik daar later ben gekomen. Hij denkt dat ik daar ook was op het moment.
54. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC-gesprek van 6 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: [b-straat 1] , [postcode] [plaats]
Begin opname: 13:51:01
Sessienr: 17
[betrokkene 1] : maar het klinkt alsof het van de kant komt van [betrokkene 2]
[verdachte] : Jaaah
[betrokkene 3] : zo is het [betrokkene 1]
[verdachte] : jaah want [betrokkene 1] was niet daar
[betrokkene 1] : nee ik was daar niet
-iedereen praat door elkaar-
[betrokkene 1] : toen ik daar aankwam...
[betrokkene 3] : iemand heeft het gezegd zo van: zegt dit!
[betrokkene 1] : luister toen ik daar kwam toen was je daar al weg, dat zei [betrokkene 2] tegen mij.
[verdachte] : als ze iemand moeten noemen dat is [betrokkene 2] en ik.
[verdachte] : want toen [betrokkene 1] tegen mij zei dat hij daar was vroeg ik wanneer waar was jij? Ik heb hem niet gezien
[betrokkene 3] : iemand zal hem gezegd heb
[betrokkene 1] : toen ik naar [verdachte] ben gegaan toen was hij al thuis haha
55. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC-gesprek van 6 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: [b-straat 1] , [postcode] [plaats]
Begin opname: 21:51:12
Sessienr: 33
[verdachte] : voordat ik begon te schieten zijn hun weggegaan en [betrokkene 2] heeft me daar gelaten en die jongen heeft me in de spiegel gezien. Ik ben gaan rennen en hij is terug gekomen. Hij is met mij naar binnen gegaan.
[betrokkene 1] : [betrokkene 2] ...ntv
[verdachte] : daarna toen we de hoek om waren heb ik heb de sleutel gegeven. En de jongen is ons achterna gekomen.
(...)
58. Een geschrift, te weten een weergave van een OVC gesprek van 22 mei 2019 (...).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Herkomst tap: OVC [b-straat 1] [plaats]
Begin opname: 12.56:44 uur
Sessienr: 74
[betrokkene 3] zegt tegen [betrokkene 1] dat hij [betrokkene 12] moet bellen
[betrokkene 1] : is dat verstandig?
[betrokkene 3] : we moeten het doorgeven wat er gaande is. [...]
[betrokkene 1] : Moeder ze weten dat ik met [betrokkene 2] bevriend ben. Ze gaan alles analyseren (fluisteren) ze zullen zeggen het adres waar die vent vroeger woonde op die zelfde plek hebben ze aangegeven dat het gestolen en die jongen was diegene die met die bus reed ze zullen het raar vinden.”
2.2.3
Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:
“2. Feiten en omstandigheden waarvan het hof uitgaat
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende aan de bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden.
2.1.
Feiten en omstandigheden betreffende de verdachte en relevante relaties
De verdachte woonde in 2018 alleen in zijn koopwoning aan het adres [a-straat 1] in [plaats] . Hij is in januari 2019 verhuisd naar de huurwoning aan het [b-straat 1] in [plaats] . In mei 2018 maakte hij gebruik van een iPhone met het Belgische telefoonnummer [telefoonnummer 2] (# [telefoonnummer 2] ), die hij naar eigen zeggen altijd bij zich had, en een prepaid toestel waarvan hij heeft verklaard dat hij zich dat telefoonnummer niet herinnert. T-Mobile was de Nederlandse provider van # [telefoonnummer 2] , waarvan veelal de [zendmast 3] in [plaats] werd aangestraald als de verdachte thuis was.
De verdachte wordt [verdachte] , [verdachte] en [verdachte] genoemd.
De vriendin van de verdachte genaamd [betrokkene 3] , geboren in de Dominicaanse Republiek en Spaanstalig, was ingeschreven op het [b-straat 1] in [plaats] , maar verbleef in mei 2018 tot de zomer in de Dominicaanse Republiek.
Haar zoon Francisco [betrokkene 1] (roepnaam [betrokkene 1] ) woonde toen wel op het [b-straat 1] in [plaats] . De verdachte noemt hem mijn stiefzoon.
[betrokkene 1] was bevriend met [betrokkene 2] . [betrokkene 2] had regelmatig contact met [betrokkene 1] en kwam in de woning aan het [b-straat 1] in [plaats] . [betrokkene 2] had ook contact met de verdachte en kwam ook weleens [a-straat 1] in [plaats] .
[betrokkene 2] gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: # [telefoonnummer 3] ), waarvan op grond van de inhoud van de getapte gesprekken is vastgesteld dat de gebruiker ook [betrokkene 2] werd genoemd. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij zo werd genoemd vanwege zijn lengte en slanke postuur.
De verdachte reed in mei 2018 in een Volvo V40 met het kenteken [kenteken 2] , die hij op 8 april 2018 in België heeft gehuurd en op 3 mei 2018 heeft ingeleverd. De verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij dacht dat hij die dag alleen (dus niet in gezelschap van iemand anders) de Volvo V40 is gaan ophalen in België.
(...)
2.3.
Met betrekking tot de feiten 1 tot en met 4
Bevindingen in relatie tot de plaats delict
Op 2 mei 2018 rond 23:05 uur is in de Krootstraat in Amsterdam [slachtoffer 1] met een vuurwapen in zijn borst geschoten. Hij overleed ter plaatse. [slachtoffer 1] , 19 jaar oud, zat als bestuurder in een Mercedes-Benz Vito en had deze auto in die straat geparkeerd. Met de achterkant gericht naar de achterkant van deze Vito bus stond een Renault Megane geparkeerd, met als bestuurder [slachtoffer 2] . Hij is met een vuurwapen in zijn been en borst beschoten en is zwaar gewond naar het AMC gebracht.
Voorafgaand aan deze schietincidenten was geschoten op een Toyota Aygo met als bestuurder [slachtoffer 4] en als bijrijder [slachtoffer 3] , vlak nadat deze vanuit de Krootstraat de hoek om de Krombekstraat in reed. De auto werd door een kogel geraakt, waarbij het raam aan de linkerkant van de auto, achter de bestuurdersstoel, is kapot gegaan en [slachtoffer 3] heeft gevoeld dat glas op haar lichaam kwam.
Op de plaats delict zijn diverse kogels en hulzen aangetroffen:
In de Vito op de bijrijdersstoel een huls met als bodemstempel 9 mm S&B;
In de Renault Megane op de bestuurdersstoel en onder de vloermat een huls met als bodemstempel 9 mm S&B en op de rijbaan een kogel;
In de Krombekstraat ter hoogte van perceelnummer 230 een huls met als bodemstempel 9 mm S&B en glas. In de Toyota Aygo is een gedeformeerde kogel aangetroffen in het rubber van de B-stijl.
Het NFI heeft deze hulzen en kogels onderzocht en geconcludeerd dat de hulzen van het kaliber 9 mm Browning Kort zijn; de letters S&B duiden op het munitiemerk Sellier & Bellot. De kogels passen gezien de massa’s en de uiterlijke kenmerken het best bij het kaliber 9mm Browning Kort en passen gezien de uiterlijke kenmerken bij patronen van onder meer het merk Sellier & Bellot.
In het rapport wordt geconcludeerd dat in de hulzen sporen aanwezig zijn die zijn veroorzaakt tijdens het verschieten uit een vuurwapen. De algemene vorm, plaats en grootte van deze systeemsporen komen overeen in de vier hulzen. De krassporen in de groeven van de kogels sluiten voor een deel aan.
De bevindingen van het vergelijkend huls- en kogelonderzoek zijn tenminste zeer veel waarschijnlijker als de hulzen met één en hetzelfde vuurwapen zijn verschoten en zeer veel waarschijnlijker als de kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop dan met twee vuurwapens/uit twee lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. De hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een semi automatisch werkend pistool.
Na onderzoek is in de Vito op 3 mei 2018 een verborgen ruimte aangetroffen met een breedte van 145 cm, een hoogte van 132 cm en een diepte van 33 cm. In die verborgen ruimte is een blok aangetroffen dat omwikkeld was met bruin verpakkingstape. Onder het tape zat transparant plastic, daaronder was een tot een rechthoekig blok geperst wit poeder aanwezig. Op een zijde van het blok was de lettercombinatie SPA geperst. Na onderzoek bleek het blok samengeperst poeder, dat 1090 gram woog, cocaïne te bevatten.
In de Vito zijn daarnaast onder meer de volgende voorwerpen gevonden: een poststuk van de VVE [a-straat] [plaats] , geadresseerd aan de verdachte; een gesloten FedEx envelop gericht aan [betrokkene 3] [betrokkene 1] met een postcode in [plaats] ; een kassabon van een Shell benzinestation van 27 april 2018 en een leren jas en onder de bijrijdersstoel een zwarte pet, beide van het merk d’Arlau.
De eigenaar van de Vito bleek te zijn [A] B.V., een bedrijf van [betrokkene 4] in Amstelveen. (Deze [betrokkene 4] huurde, zoals hiervoor vermeld, een bedrijfsruimte aan de Dekkershoek in Den Haag, waar op 12 april 2018 een van de Nikkelstraat 18 in Lelystad afkomstige container was geplaatst.)
Op 28 april 2018 heeft [betrokkene 4] rond 20:51 uur telefonisch aangifte gedaan van diefstal van de Vito. [betrokkene 4] heeft als verdachte verklaard dat een kennis genaamd [betrokkene 2] de Vito ongeveer 15 keer had gebruikt (zonder [betrokkene 4] daarvoor te betalen).
Uit historische telefoongegevens bleek dat [betrokkene 4] op 28 april 2018 als telefoonnummer van [betrokkene 2] [telefoonnummer 3] in zijn contactenlijst heeft gezet.
Omdat [betrokkene 2] de Vito kennelijk meermalen had gebruikt, zijn ook de historische verkeersgegevens van # [telefoonnummer 3] opgevraagd. Hieruit bleek dat dit telefoonnummer op 2 mei 2018 tussen 22:52 uur en 23:12 uur rondom de tijdstippen van de schietincidenten zendmasten had aangestraald die dekking gaven aan de plaats delict.
Telefoon # [telefoonnummer 3] had in dat tijdsbestek meermalen contact met [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] . Later die avond/nacht had # [telefoonnummer 3] op verscheidene tijdstippen contact met [telefoonnummer 8] van [betrokkene 8] .
Tactische actie op 6 mei 2019
Op 6 mei 2019 rond 11:30 uur is [betrokkene 3] benaderd door een verbalisant, die niet als zodanig kenbaar was, rijdend op een scooter, toen zij met [betrokkene 13] bij een bushalte in Diemen stond. De verbalisant bood haar een doosje aan, waarop een foto was aangebracht van de plaats delict op 2 mei 2018 en hij zei daarbij in het Spaans: Quien a hierro mata a hierro muere. [verdachte] y [betrokkene 1] saben a lo que me refiero. [slachtoffer 1] fu e asesinado el ano pasado. De letterlijke vertaling daarvan luidt: Wie met ijzer doodt gaat ook door ijzer dood. [verdachte] en [betrokkene 1] weten wat ik bedoel. [slachtoffer 1] is vorig jaar vermoord.
De verbalisant nam waar dat de beide dames hun hoofd schudden en zeiden: No, no. Hij constateerde dat [betrokkene 3] het doosje niet wilde aanpakken en legde het in de Action boodschappentas die zij bij zich had en zei daarbij nogmaals: [verdachte] y [betrokkene 1] saben. [betrokkene 3] liet het doosje vallen en de vrouwen liepen weg.
In het kader van deze actie was OVC apparatuur aangebracht in de woning aan het [b-straat 1] in [plaats] , in de door de verdachte gebruikte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] en in de door [betrokkene 2] gebruikte Opel Vectra met kenteken [kenteken 3] .
De OVC gesprekken werden gevoerd in de Spaanse taal en deze, alsmede de vertalingen daarvan, maken deel uit van het dossier.
Verklaring van [betrokkene 2]
is als eerste persoon als verdachte van de feiten 1 tot en met 4 aangemerkt.
Hij heeft onder meer verklaard dat hij op 2 mei 2018 ’s avonds in de Krootstraat in Amsterdam is geweest, waar hij heeft gezien dat een man met een vuurwapen schoot op een kleine auto; dit bleek te gaan om de genoemde Toyota Aygo.
[betrokkene 2] gebruikte destijds telefoon # [telefoonnummer 3] . Hij reed die avond met zijn vriend [betrokkene 7] in een Volkswagen Golf en zag dat vanaf Groeneveen een Mercedes Vito aan kwam rijden, die hierna de Bijlmerdreef op reed in de richting van de Gooiseweg. [betrokkene 2] herkende de (gestolen Vito-)bus en wilde deze terugpakken. Hij constateerde dat een kleine witte Renault de bus leek te vergezellen. Hij belde meteen naar iemand die hij niet bij naam wilde noemen en die hij verder heeft aangeduid als nummer 1. Vervolgens heeft hij een ander gebeld, die hij verder heeft aangeduid als nummer 2. Hij vond het logisch om juist deze twee personen te bellen met als doel de bus terug te pakken.
[betrokkene 2] probeerde rijdend in de Volkswagen Golf de bus te volgen en belde intussen meermalen naar nummer 1, die had gezegd dat hij eraan kwam, om de locaties van de Vito door te geven. Onderweg heeft de bus nog stil gestaan op het Annie Romeinplein. [betrokkene 7] is daar uitgestapt om te gaan pinnen. Voordat [betrokkene 7] terug was, waren de bus en de Renault alweer vertrokken. [betrokkene 2] had vervolgens even geen zicht meer op de Vito, maar nummer 1 liet hem telefonisch weten dat hij de Vito zag. [betrokkene 2] keerde om met de Volkswagen Golf en zag dat nummer 1 uit diens auto stapte en om de hoek van de Krootstraat in de Krombekstraat in Amsterdam op een klein rijdend autootje schoot, een Aygo of een C1.
Daarna was nummer 1 enige tijd uit het zicht van [betrokkene 2] , waarna nummer 1 in de Volkswagen bij [betrokkene 2] en [betrokkene 7] op de bijrijdersplaats plaatsnam. Nummer 1 gaf zijn autosleutels aan [betrokkene 2] , die daaruit begreep dat van hem werd verwacht dat hij de auto van nummer 1 zou wegrijden. [betrokkene 2] vroeg aan nummer 1: “En de bus dan?” waarop nummer 1 duidelijk maakte dat ze (zonder de Vito bus) weg zouden gaan.
Daarna had [betrokkene 2] een relatief langdurig telefoongesprek met nummer 2 en hij zag dat deze inmiddels op de plaats delict was aangekomen in een Jeep, of een daarop lijkende auto. [betrokkene 2] is als bestuurder van de auto van nummer 1 (vergezeld door nummer 2 in diens auto) naar [plaats] gereden om de autosleutels aan nummer 1 terug te geven. [betrokkene 2] is daarna met nummer 2 naar [plaats] gereden. Later heeft hij verklaard dat hij met nummer 2 naar het adres [b-straat 1] in [plaats] is gereden, destijds (als gezegd) het officiële adres van de vriendin van de verdachte [betrokkene 3] en haar zoon [betrokkene 1] . [betrokkene 2] heeft in [plaats] zijn vriend [betrokkene 8] gebeld en is met hem naar de Krootstraat gereden, waar [betrokkene 8] de Krootstraat is ingelopen en hem zei dat er iemand onder een zeil lag. Ten slotte is [betrokkene 2] naar zijn moeder op het [e-straat 1] in [plaats] gegaan en heeft hij haar over de gebeurtenissen van die avond verteld.
Als getuige ter terechtzitting van het hof heeft [betrokkene 2] op 23 mei 2022 verklaard dat hij er op 2 mei 2018 bij het zien van de gestolen bus niet aan heeft gedacht om [betrokkene 4] te bellen; hij vond het logisch om de nummers 1 en 2 daarvan op de hoogte te stellen, zodat ze samen de bus konden terugpakken. [betrokkene 2] heeft toen eveneens verklaard dat hij wel eens telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer # [telefoonnummer 1] en dat dit het nummer van nummer 1 is.
3. Bewijsoverwegingen
3.1.
Inleiding
De verdachte ontkent dat hij op 2 mei 2018 in de Krootstraat in Amsterdam is geweest en dus ook dat hij de schutter is geweest en dat hij telefoon # [telefoonnummer 1] gebruikte.
Hij heeft verklaard dat hij geen bijzondere herinneringen aan die avond heeft en ervan uit gaat dat hij, zoals gebruikelijk, vroeg is gaan slapen in zijn huis in [plaats] .
Niemand heeft dat bevestigd, de verdachte heeft dus geen alibi.
[betrokkene 2] heeft als getuige bij de rechter-commissaris en ter zitting van het hof verklaard dat hij uit angst niet wilde zeggen wie nummer 1 en nummer 2 was en dat de verdachte niet nummer 1 was.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte buiten redelijke twijfel als schutter kan worden aangemerkt, zoals de advocaat-generaal heeft betoogd.
Ter bevordering van de leesbaarheid van dit arrest zal op verweren van de verdediging zoveel mogelijk worden gerespondeerd bij de bespreking van de betreffende bewijsoverwegingen.
(...)
3.2.
Koppeling van de telefoonnummers aan gebruikers en plaats delict
Tijdlijn van historische gegevens en camerabeelden
Zoals hiervoor overwogen, heeft [betrokkene 2] verklaard dat hij die bewuste avond nummer 1 en nummer 2 heeft gebeld; het telefoonnummer # [telefoonnummer 1] heeft hij gekoppeld aan nummer 1.
Het hof stelt allereerst op grond van de historische verkeersgegevens vast op welke tijdstippen op 2 mei 2018 [betrokkene 2] (# [telefoonnummer 3] ) telefonisch contact had met nummer 1 # [telefoonnummer 1] en welk nummer aan nummer 2 kan worden gekoppeld en vermeldt daarbij de relevante delen uit de verklaringen van [betrokkene 2] . Ook worden relevante camerabeelden in de tijdlijn weergegeven.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het proces-verbaal waarin verbalisanten verslag doen van hun waarnemingen van de camerabeelden van Hilhorst, als ondersteunend bewijs kan worden gebruikt. Daartoe overweegt het hof dat verbalisanten transparant en zorgvuldig in het proces-verbaal hebben aangegeven op grond van welke beelden zij hebben vastgesteld dat de voertuigen op de beelden gelijkenissen vertonen met het type voertuigen die, zoals is af te leiden uit andere bewijsmiddelen, gebruikt zijn door de aanwezigen. Op de in het proces-verbaal opgenomen stills zijn bovendien kenmerken van de betreffende voertuigen, zoals kleuren en vormen, te herkennen.
(...)
Datum/tijdstip
Historische gegevens telefoonverkeerd, gebruik CELL ID/zendmast en camerabeelden
Nummers die zendmasten gebruiken met bereik op de PD
2 mei 2018
22:52
[betrokkene 2] gebruikt een zendmast aan de C Grubbehoeve 1 Amsterdam en belt # [telefoonnummer 1] .
(verklaring [betrokkene 2] : Mijn vriend en ik reden in een zwarte Volkswagen Golf. Toen we bij de Bijlmerdreef reden zag ik de (Mercedes) Vito bus rijden. Ik belde nummer 1 zodra ik de Vito zag rijden)
# [telefoonnummer 3]
22:52-22:56
In beeld: witte Renault Megane en grijze Mercedes bus komen vanaf de Bijlmerdreef het Annie Romeinplein op rijden en parkeren. Hierna komt een zwarte Volkswagen Golf aanrijden en parkeert. De bestuurder van de Renault loopt naar een pinautomaat en gaat daar in de rij staan. De bijzitter van de Golf stapt tevens uit, loopt naar de pinautomaat en gaat achter de bestuurder van de Renault staan. Nadat de bestuurder van de Renault is terug gelopen naar zijn auto, rijden de Renault en de Mercedes weg. De bijrijder van de Golf loopt vervolgens terug naar de Golf. Hierna rijdt de Golf weg in dezelfde richting als de Mercedes en de Renault.
(Verklaring [betrokkene 2] : We zijn (in de zwarte Golf) achter de bus aangereden. De bus stond stil bij het Annie Romeinplein te Amsterdam. Mijn vriend ( [betrokkene 7] ) is daar uitgestapt om te pinnen. Ondertussen reed eerst die witte Renault en daarna ook die bus al weg. Toen mijn vriend terug was, ging ik er weer achter aan.)
22:54
[betrokkene 2] belt # [telefoonnummer 4] en gebruikt een zendmast aan de Emmeline Pankhurststraat 13 Amsterdam.
(verklaring [betrokkene 2] : Ik belde meteen daarna nummer 2)
22:55 uur
[betrokkene 7] heeft 60 euro opgenomen bij de pinautomaat aan het Annie Romeinplein.
22:55
# [telefoonnummer 4] belt [betrokkene 2] , die dan onder bereik is van een zendmast aan de Florijn 101 Amsterdam.
22:56
[betrokkene 2] , onder bereik van een zendmast aan de Grubbehoeve 1 Amsterdam, belt # [telefoonnummer 1] , die dan de zendmast [zendmast 1] [plaats] aanstraalt.
23:00
# [telefoonnummer 4] , die dan de zendmast Rode Kruislaan Diemen aanstraalt, belt [betrokkene 2] , wiens nummer gebruik maakt van een van de zendmasten met bereik op de PD.
# [telefoonnummer 3]
23:01
[betrokkene 2] belt met # [telefoonnummer 1] . Beide nummers maken gebruik van een van de zendmasten met bereik op de PD.
# [telefoonnummer 3]
# [telefoonnummer 1]
23:01
witte Renault Megane (verklaring [slachtoffer 2] en [betrokkene 14] ) in beeld, deze komt uit de richting vd Karspeldreef.
23:01
Toyota Aygo (verklaring [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ) in beeld, deze komt uit de richting van de Karspeldreef.
23:01
Mercedes Vito ( [slachtoffer 1] ) in beeld, deze komt uit de richting van de Karspeldreef.
23:02
Volvo V40 in beeld, opvallende kleur achterlicht, deze komt uit de richting van de Karspeldreef (komt 39 seconden na de Mercedes voorbij, het betreft een recht stuk weg, vermoedelijk vrij zicht voor de bestuurder van de Volvo. Tussendoor zijn geen andere voertuigen waargenomen.
23:02
Zeer dicht daarachter komt de zwarte Volkswagen Golf in beeld (conform de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 7] ), deze komt uit de richting van de Karspeldreef.
23:03
[betrokkene 2] en # [telefoonnummer 1] bellen. Beide nummers maken gebruik van één van de zendmasten met bereik op de PD.
# [telefoonnummer 3]
# [telefoonnummer 1]
23:04
[betrokkene 2] belt # [telefoonnummer 4] , beide nummers maken gebruik van één van de zendmasten met bereik op de PD.
23:04
# [telefoonnummer 1] probeert # [telefoonnummer 3] te bereiken, krijgt geen contact. # [telefoonnummer 1] maakt gebruik van één van de zendmasten met bereik op de PD.
# [telefoonnummer 1]
23:05
Toyota Aygo in beeld, rijdt met zeer hoge snelheid weg uit het gebied. ( [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij nummer 1 zag schieten op de Aygo/C1)
23:05
[betrokkene 2] belt 212 seconden # [telefoonnummer 4] . Beide nummers maken gebruik van een zendmast met bereik op de PD
# [telefoonnummer 3]
# [telefoonnummer 4]
23:05
zwarte VW Golf is in beeld, rijdt weg uit het gebied.
23:06
zwarte VW Golf rijdt achteruit, stopt enkele seconden.
(Volgens [betrokkene 2] is nummer 1 ingestapt, heeft zijn autosleutels aan [betrokkene 2] gegeven en is [betrokkene 2] uitgestapt)
23:06
zwarte Volkswagen Golf rijdt weg in de richting van de Karspeldreef
2 mei 18
23:06 uur
112-Melding van de bewoonster Krombekstraat 222 Amsterdam: om de hoek van de straat is geschoten en zij heeft een man zien wegrennen (opmerking hof: dit is nog geen minuut nadat de Aygo met hoge snelheid wegreed)
23:07
Jeep achtige auto in beeld die met hoge snelheid rijdt in de richting van de schietincidenten.
(Volgens de verklaring van [betrokkene 2] was nummer 2 later ter plaatse)
23:08
Jeep achtige auto rijdt weg uit het gebied.
23:08
Jeep achtige auto komt weer terug.
23:09
Volvo V40 rijdt weg uit het gebied.
23:09
Volvo V40 rijdt in de richting van de PD.
[betrokkene 2] , onder bereik van een zendmast aan de Emmeline Pankhurstraat 13 Amsterdam, belt met # [telefoonnummer 1] , die dan onder bereik valt van een zendmast aan de Elsrijkdreef, ten noorden van de Krootstraat.
23:10
[betrokkene 2] , onder bereik van een zendmast aan de Emmeline Pankhurstraat 13 Amsterdam, belt met # [telefoonnummer 1]
23:10
Volvo V40 (verklaring [betrokkene 2] ) rijdt gebied uit, met de Jeep erachteraan.
(verklaring van [betrokkene 2] : ik reed met de auto van nummer 1 weg en nummer 2 reed achter mij aan)
23:12 uur
# [telefoonnummer 4] belt [betrokkene 2] . # [telefoonnummer 4] maakt gebruik van een zendmast aan de Florijn 101 te Amsterdam en # [telefoonnummer 3] maakt gebruik van een zendmast aan de Kruidhof 9 te Amsterdam.
23:12 uur
# [telefoonnummer 1] onder bereik van een zendmast aan de [zendmast 1] te [plaats]
23:20:05
[betrokkene 2] # [telefoonnummer 3] wordt 13 seconden gebruikt terwijl deze onder bereik is van een [zendmast 3] te [plaats] .
(Verklaring [betrokkene 2] : In [plaats] gaf ik de autosleutels aan nummer 1)
23:20:24
[betrokkene 2] # [telefoonnummer 3] onder bereik van zendmast in Diemen.
(Verklaring [betrokkene 2] : Ik ben daarna met nummer 2 naar [b-straat 1] in Diemen gereden)
[betrokkene 2] # [telefoonnummer 3] maakt daarna opnieuw gebruik van een van de zendmasten met bereik op de PD.
(Verklaring [betrokkene 2] : Ik ben teruggegaan met [betrokkene 8] )
# [telefoonnummer 3]
# [telefoonnummer 9]
Als vaststaand kan op grond van het voorgaande worden aangenomen dat [betrokkene 2] op 2 mei 2018 vanaf 22:52 uur meermalen telefonisch contact heeft gehad met # [telefoonnummer 4] en # [telefoonnummer 1] , dat [betrokkene 2] en [betrokkene 7] vanaf dat tijdstip in een zwarte VW Golf achter een Vito bus en een Renault Megane aanreden en dat [betrokkene 2] en de andere twee nummers tussen 23:01 en 23:07 uur enkele keren zendmasten hebben aangestraald die aangestraald konden worden vanuit de Krootstraat/Krombekstraat, waar de Mercedes Vito en de Renault later zijn aangetroffen.
Het hof leidt uit deze gegevens, in combinatie met de verklaring van [betrokkene 2] , af dat de gebruikers van de nummers # [telefoonnummer 1] (door [betrokkene 2] aangeduid als nummer 1) en # [telefoonnummer 4] op verzoek van [betrokkene 2] naar de Krootstraat/Krombekstraat zijn gekomen, de locatie van de Mercedes-Benz Vito bus en Renault Megane. Het hof leidt hieruit tevens af dat telefoonnummer # [telefoonnummer 4] toebehoort aan nummer 2.
Verweer van de verdediging ten aanzien van de locatiebepaling van de gebruiker van # [telefoonnummer 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat aan de hand van historische gegevens geen geografische locatie van de gebruiker kan worden vastgesteld.
Het hof onderschrijft de algemene stelling dat op basis van de locatie van de aangestraalde zendmast niet de exacte locatie van de gebruiker van een telefoonnummer kan worden bepaald. In dit geval stralen echter zowel het nummer # [telefoonnummer 4] als het nummer # [telefoonnummer 1] in korte tijd masten op verschillende locaties aan die aansluiten bij een route die past bij de verklaringen van de getuige [betrokkene 2] , zoals blijkt uit het bovenstaande overzicht. Deze gegevens en de verklaring van [betrokkene 2] versterken elkaar. Daar komt bij dat gesteld noch gebleken is dat de afgelegde route past binnen een min of meer vast leefpatroon van de gebruiker. Het verweer dient derhalve te worden verworpen.
De gebruiker van # [telefoonnummer 4]
Op 22 oktober 2018 is de telefoon van [betrokkene 1] in beslag genomen. [betrokkene 1] opende de telefoon door zijn vinger op het toestel te houden. De verbalisanten hebben ingebeld met het nummer # [telefoonnummer 4] en hoorden dat het inbeslaggenomen toestel overging. Het hof stelt vast dat [betrokkene 1] , anders dan hij stelt, ook al voor die datum de gebruiker van dit nummer was. Uit tapgesprekken in juli 2018 volgt immers dat de gebruiker van nummer # [telefoonnummer 4] zichzelf [betrokkene 1] noemt, dat hij bevestigt dat zijn adres [b-straat 1] in [plaats] is met als postcode [postcode], en dat degene die bereikbaar is op dit telefoonnummer op genoemd adres aanwezig is.
Het hof stelt vast dat [betrokkene 1] ook al op 2 mei 2018 de gebruiker was van # [telefoonnummer 4] . Immers:
- [betrokkene 2] heeft verklaard dat nummer 2 degene is geweest die hem heeft benaderd met de mededeling dat [betrokkene 3] op 6 mei 2019 een pakketje had ontvangen
- Dit plaatst nummer 2 in de directe omgeving van [betrokkene 3], die blijkens de hierna te bespreken OVC gesprekken hierover uitgebreid heeft gepraat met een beperkte groep personen, te weten: de verdachte, [betrokkene 1] , haar nicht [betrokkene 9] en [betrokkene 2] .
- [betrokkene 2] heeft verklaard dat nummer 2 bij zijn moeder thuis over de vloer kwam en dat zijn moeder nummer 2 weleens Bin Laden heeft genoemd, omdat nummer 2 een soortgelijk baardje had.
- [betrokkene 2] heeft als getuige ter zitting van het hof verklaard dat zijn moeder [betrokkene 1] weleens Bin Laden heeft genoemd, vanwege zijn baard.
- Hieruit volgt dat [betrokkene 2] dezelfde persoon heeft aangeduid als nummer 2 én [betrokkene 1] noemt.
- [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij op 2 mei 2018 eerst in [plaats] de autosleutels aan nummer 1 heeft gegeven en daarna met nummer 2 naar [b-straat 1] in Diemen is gereden, waar [betrokkene 1] destijds woonde.
- Op 13 februari 2019 heeft [betrokkene 1] een voicenote gestuurd aan [betrokkene 2] met de vraag: Gek, het telefoonnummer dat je gebruikte toen het gebeurde heb je die nog? [betrokkene 2] antwoordde dat zijn nummer destijds was: [telefoonnummer 3] . Vervolgens stuurde [betrokkene 1] een foto met daarop een overzicht van telefoongesprekken in de periode van 18 april 2018 tot en met 3 mei 2018. Op dat overzicht was te zien op welke tijdstippen in de avond van 2 mei 2018 het nummer # [telefoonnummer 3] met # [telefoonnummer 4] heeft gebeld.
Nadat de foto met de specificatie was verzonden stuurde [betrokkene 1] een voicebericht aan [betrokkene 2] met als Nederlandse vertaling: Wat hebben wij veel gesproken.
Onderzoek van de historische gegevens van # [telefoonnummer 4] op 2 mei 2018 heeft (naast de bevindingen in het vorige schema) het volgende resultaat opgeleverd:
Tijdstip op 2 mei 2018
Inkomend/uitgaand
Zendmastbereik # [telefoonnummer 4]
Tegennummer
17:03
inkomend
Verrijn Stuartweg 52 Diemen
# [telefoonnummer 2] van de verdachte
22:54
inkomend
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
22:55
uitgaand
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
23:00
uitgaand
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
23:04
inkomend
Koornhorst 1 Amsterdam
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
23:05
inkomend
Kortvoort 100 Amsterdam
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
23:12
uitgaand
Florijn 101 Amsterdam
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
23:34
uitgaand
Ooster Ringdijk 83
[telefoonnummer 10] [betrokkene 15]
23:38
uitgaand
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
23:49
uitgaand
Kortvoort 100 Amsterdam
onbekend
3 mei 2018 00:16
uitgaand
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 3] [betrokkene 2]
00:26
inkomend
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 2] van de verdachte
01:49
uitgaand
Rode Kruislaan Diemen
# [telefoonnummer 2] van de verdachte
Het hof stelt op grond hiervan vast dat de bevindingen van deze beide schematische overzichten van de historische telefoongegevens van 2 en 3 mei 2018 de verklaring van [betrokkene 2] bevestigen omtrent zijn telefonische contacten met nummer 1 en 2, de (globale) volgorde van die contacten en de plaatsen waar hij zich tijdens die gesprekken bevond. Het hof is daarmee van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [betrokkene 1] op 2 mei 2018 de gebruiker was van # [telefoonnummer 4] .
Daarnaast stelt het hof vast dat [betrokkene 1] als gebruiker van # [telefoonnummer 4] :
- op 2 mei 2018 vanaf 23:04 uur in de buurt van de Krootstraat is geweest;
- op 2 mei 2018 om 17:03 uur telefonisch contact heeft gehad met het nummer van de verdachte # [telefoonnummer 2] en
- in de nacht van 2 op 3 mei 2018 tweemaal telefonisch contact heeft gehad met # [telefoonnummer 2] en wel om 00:26 uur en 01:49 uur.
De gebruiker van # [telefoonnummer 1]
Vervolgens onderzoekt het hof of buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld of de verdachte de gebruiker was van # [telefoonnummer 1] en neemt daarbij de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
A. # [telefoonnummer 1] Had op 15 januari 2018 contact met #0919, het vaste telefoonnummer van de moeder van de verdachte.
B. Volgens [betrokkene 1] heeft de verdachte twee telefoons; een Belgisch nummer en van het andere nummer weet hij niet of het Belgisch is of Nederlands. Hij heeft nooit gezien dat de verdachte zijn telefoons uitleende, de verdachte heeft de telefoons altijd bij zich.
C. Uit het (als bewijsmiddel opgenomen) proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten blijkt verder onder meer het volgende. # [telefoonnummer 1] Had als meest gebruikte [zendmast 1] in [plaats] , die hoogst waarschijnlijk dekking gaf aan de woning van de verdachte [a-straat 1] . Verbalisanten hebben de historische gegevens van het door de verdachte betwiste # [telefoonnummer 1] en het door de verdachte erkende nummer # [telefoonnummer 2] vergeleken. De nummers gebruikten zendmasten langs dezelfde route, alsof ze met elkaar meereisden. De nummers gebruikten niet tegelijkertijd een zendmast en ook niet net na elkaar zendmasten die ver van elkaar verwijderd waren. Opvallend is dat met # [telefoonnummer 1] naar het telefoonnummer van de moeder van de verdachte is gebeld en dat dit nummer na 3 mei 2018 niet meer in gebruik is geweest. De verbalisanten concluderen dat het aannemelijk is dat de verdachte de gebruiker was van # [telefoonnummer 1] .
D . De verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij op 8 april 2018 een Volvo V40 in België heeft gehuurd en deze heeft opgehaald en daarbij niet in het gezelschap was van een ander. Uit het (als bewijsmiddel opgenomen) proces-verbaal blijkt dat de beide nummers # [telefoonnummer 2] en # [telefoonnummer 1] aan het begin van die dag nog in het noorden en midden van Nederland in gebruik waren en aan het einde van de dag in het zuiden.
E. Het dossier bevat een overzicht met de historische gegevens van # [telefoonnummer 1] gedurende de periode van 25 december 2017 tot 3 mei 2018. Het hof constateert het volgende:
- # [telefoonnummer 1] had 308 keer contact met # [telefoonnummer 3] van [betrokkene 2] ;
- # [telefoonnummer 1] heeft de zendmast op het [zendmast 1] in [plaats] het vaakst aangestraald (309 keer), daarnaast heeft het nummer ook de [zendmast 2] in [plaats] 155 keer aangestraald. Het adres van de verdachte [a-straat 1] [plaats] viel onder het bereik van deze zendmasten, zoals blijkt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen processen-verbaal.
Deze zendmasten werden ook veelvuldig aangestraald in de dagen voor 2 mei 2018:
Op 29 april 2018: 7 keer (en 1 keer een andere mast);
op 30 april 2018: 9 keer (en 1 keer een andere mast);
op 1 mei 2018: 17 keer (en 4 keer een andere mast);
op 2 mei 2018 tot 23 uur: 13 keer (en 1 keer een andere mast).
Verder constateert het hof dat # [telefoonnummer 1] deze zendmasten op al die dagen op verschillende momenten van de dag aanstraalde. Op basis van dit patroon (met name het verspreide gebruik over de dag) is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is dat het nummer werd gebruikt door iemand die vaak kort in de omgeving was (bijvoorbeeld voor het ophalen en/of wegzetten van de Mercedes-Benz Vito).
F . Het hof heeft op basis van de verstrekte historische gegevens van de periode van 25 december 2017 tot en met 3 mei 2018 een steekproef gedaan om de conclusie uit het hiervoor onder C vermelde proces-verbaal van bevindingen te toetsen dat de nummers niet vlak na elkaar zendmasten aanstraalden die ver uit elkaar lagen. Daarbij heeft het hof zich gericht op gelegenheden waarbij # [telefoonnummer 2] en # [telefoonnummer 1] binnen een tijdsbestek van een kwartier zijn gebruikt.
Het hof stelt vast dat dit in elk geval 24 keer is gebeurd. Op drie van deze 24 momenten kan het hof niet vaststellen op welke afstand van elkaar deze nummers zijn gebruikt, omdat het dossier de locatie van een van de betreffende zendmasten niet weergeeft. Ten aanzien van de andere 21 keer heeft het hof geen gegevens gevonden die de conclusies uit het proces-verbaal weerspreken.
Het hof stelt op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte de gebruiker was van # [telefoonnummer 1] naast zijn Belgische telefoonnummer # [telefoonnummer 2] .
Dit vindt tevens bevestiging in de gang van zaken rondom de aangifte van diefstal van de Vito op 28 april 2018, die mede relevant is voor de beoordeling van de feiten 6 en 7.
[betrokkene 2] had de Vito bus regelmatig gebruikt voordat deze als gestolen werd opgegeven, en achtte het blijkens zijn verklaring van belang de Vito terug te pakken, toen hij deze voor het eerst na de diefstal op 2 mei 2018 zag rijden. [betrokkene 2] vond het logisch om daarvoor de nummers 1 # [telefoonnummer 1] , de verdachte, en 2 # [telefoonnummer 4] , [betrokkene 1] , te bellen.
Zoals vermeld was een bedrijf van [betrokkene 4] de eigenaar van de Vito, maar [betrokkene 2] heeft er op 2 mei 2018 na het zien van de als gestolen opgegeven Vito bus niet aan gedacht om hem in te lichten. [betrokkene 4] had de Vito in 2016 gekocht voor 5.000,00 euro, dus hij was de eerst aangewezene met een financieel belang om de bus terug te krijgen.
Het hof leidt hieruit af dat [betrokkene 2] , de verdachte en [betrokkene 1] er belang bij hadden de Vito op 2 mei 2018 terug te pakken, terwijl dat belang kennelijk niet bestond uit (een aandeel in) de relatief geringe aanschafprijs. In de Vito is een verborgen ruimte aangetroffen met ruim 1 kilo cocaïne, met een capaciteit voor het verstoppen van honderden kilo’s cocaïne.
Het hof gaat er op grond van de algemeen bekende straatwaarde van ruim een kilo van deze harddrug van uit dat deze waarde de aanschafwaarde van de bus ruimschoots oversteeg.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij wist van de aanwezigheid van de verborgen ruimte in de Vito en hoe deze geopend diende te worden en dat hij ruim 1 kilo cocaïne daarin heeft vervoerd. Het hof gaat ervan uit dat dit voor hem op 2 mei 2018 de reden was om actie te ondernemen teneinde de gestolen Vito terug te krijgen. Nu geen ander belang uit het dossier kan worden afgeleid, acht het hof aannemelijk dat ook de verdachte en [betrokkene 1] belang hadden bij het terugkrijgen van de cocaïne of het verhullen van het feit dat in de Vito een verborgen ruimte was aangebracht.
Het hof stelt vast dat rondom de gang van zaken met betrekking tot de aangifte van de diefstal van de Vito eveneens een relatie kan worden vastgesteld tussen de gebruikte telefoonnummers # [telefoonnummer 2] en # [telefoonnummer 1] en die van de andere daarbij betrokkenen.
28 april 2018 tijdstip
Aangifte diefstal Mercedes Vito
08:08 uur
De telefoon van [betrokkene 2] # [telefoonnummer 3] maakt gebruik van een zendmast die dekking geeft aan Dekkershoek 45 Den Haag, waar sinds 12 april 2018 in opdracht van [betrokkene 4] een container was geplaatst, die afkomstig was van het terrein aan de Nikkelhoek 18 in Lelystad.
17:38
# [telefoonnummer 3] van [betrokkene 2] maakt gebruik van zendmasten langs de A4; ook het nummer van [betrokkene 5] [telefoonnummer 6] maakt gebruik van zendmasten langs de A4.
17:41
#[telefoonnummer 6] van [betrokkene 5] gebruikt een zendmast langs de A4 bij Hoofddorp [betrokkene 5] belt het telefoonnummer van de verdachte # [telefoonnummer 2] , die dan in de buurt is van Badhoevedorp.
17:53
De Vito bus wordt gescand op de A10 Zuid bij afrit S112
18:00
# [telefoonnummer 2] van de verdachte belt met [betrokkene 5]; er komt geen contact tot stand.
# [telefoonnummer 2] van de verdachte stuurt een sms bericht naar [betrokkene 5]; beide nummers gebruiken dan de [zendmast 3] [plaats] .
18:20
# [telefoonnummer 1] van de verdachte is onder bereik van een zendmast aan de [zendmast 1] [plaats] , vlakbij het woonadres van de verdachte.
18:23
# [telefoonnummer 1] van de verdachte is onder bereik van een zendmast aan de Dalsteindreef Amsterdam.
18:26
# [telefoonnummer 3] van [betrokkene 2] , die dan onder bereik van de [zendmast 3] [plaats] is, belt # [telefoonnummer 4] ( [betrokkene 1] ), dan onder bereik van een zendmast aan de Rode Kruislaan Diemen.
18:30
De Volvo V40 wordt gezien op de oprit A10 Zuid gaande in de richting van de A10 Oost.
18:32
# [telefoonnummer 1] van de verdachte straalt dan een [zendmast 4] aan, die het adres [b-straat 1] in [plaats] onder bereik heeft.
18:35
# [telefoonnummer 2] van de verdachte straalt dan een [zendmast 4] aan.
18:24/18:40
[betrokkene 5] belt 3 keer naar [betrokkene 4] .
19:01
[betrokkene 4] telefoon is onder bereik van een zendmast aan de Rode Kruislaan in Diemen.
19:08
In [betrokkene 4] telefoon wordt het nummer van [betrokkene 2] # [telefoonnummer 3] als contact aangemaakt. # [telefoonnummer 3] is dan onder bereik van een zendmast aan de Rode Kruislaan in Diemen.
19:30
[betrokkene 4] telefoon blijft vanaf dat moment nog enige tijd gebruikmaken van zendmasten die dekking geven aan [b-straat 1] in [plaats].
20:51
[betrokkene 4] doet aangifte van diefstal van de Vito bus.
Ten aanzien van deze “diefstal”, acht het hof het navolgende van belang.
[betrokkene 2] heeft in een OVC-gesprek van 14 mei 2019, toen hij zich onbespied waande, verteld over de manier waarop de Vito was geript toen hij zich met iemand van de organisatie in de bus bevond:
[betrokkene 2] wordt opgewacht door blanke mannen die zich voordeden als recherche. Ze kijken in de bus, maar daar valt niets te zien, want er is een verborgen ruimte (’stash’). Er volgt een worsteling. [betrokkene 2] weet te ontkomen en de man van de eigenaar ook en die zet het op een lopen. Die mannen nemen de auto mee. [betrokkene 2] wil actie ondernemen, maar die man van de eigenaar niet. [betrokkene 2] gaat nog steeds met die organisatie om. Ze zijn nu weer een lijn aan het opzetten en daarbij is [betrokkene 2] weer betrokken.
[betrokkene 4] heeft op 28 april 2018 om 20.51 uur aangifte gedaan van diefstal van de Vito. Kort voorafgaand aan deze aangifte, rond 18.30 uur, waren [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte in [plaats] en na 19.00 uur was de telefoon van [betrokkene 4] eveneens in [plaats], waar [betrokkene 4] de # [telefoonnummer 3] van [betrokkene 2] in zijn telefoon heeft opgeslagen.
Het hof leidt uit het schema en deze gegevens, in onderling verband en samenhang beschouwd, af dat [betrokkene 2] en [betrokkene 5] op 28 april 2018, terwijl zij onderweg waren van Den Haag naar Amsterdam, van de Vito zijn beroofd, dat [betrokkene 5] vervolgens contact heeft gezocht met de verdachte, waarna [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en de verdachte in [plaats] bij elkaar zijn geweest en gezamenlijk hebben overlegd. Het hof concludeert hieruit dat de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] betrokken waren bij het doen van de aangifte van de gestolen bus, wellicht om te verhullen dat er een verborgen ruimte in was aangebracht en/of de daarin aanwezige hoeveelheid cocaïne.
De verdachte heeft bij de politie over zijn contact met [betrokkene 2] het volgende verklaard.
Ik heb eenmaal heel kort telefonisch contact gehad met [betrokkene 2] en het is echt nooit verder gegaan dan dat. Ik heb hem mijn vloer gegeven toen ik wegging uit [plaats] , toen heb ik telefonisch contact met hem gehad.
Het hof acht op grond van al het voorgaande deze uitlating volstrekt onaannemelijk en gaat ervan uit dat de verdachte met dit standpunt heeft getracht zijn contact met [betrokkene 2] zo minimaal mogelijk te doen voorkomen teneinde zijn ontkenning van betrokkenheid te illustreren bij de ten laste gelegde feiten waarin [betrokkene 2] een rol van betekenis speelt.
Verweren van de verdediging ten aanzien van # [telefoonnummer 1]
De verdediging heeft als alternatieve verklaring naar voren gebracht dat iemand anders in de avond van 2 mei 2018 de telefoon met nummer # [telefoonnummer 1] bij zich heeft gehad. Het hof overweegt hierover als volgt.
De verdachte heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij één telefoon had, waarop hij zowel zijn Belgisch abonnementsnummer als een Nederlandse whatsappnummer gebruikte. Nadat de politie hem confronteerde met onderzoeksresultaten ten aanzien van het nummer # [telefoonnummer 1] , verklaarde de verdachte dat hij zijn in Nederland wonende moeder af en toe belde met een prepaid telefoon en dat hij deze telefoon niet elke dag bij zich heeft. Bij het voorhouden van de bevindingen over het nummer # [telefoonnummer 1] in hoger beroep heeft de verdachte daarnaast verklaard dat in het huis aan het [b-straat 1] in [plaats] verscheidene telefoons voor het grijpen lagen. Deze werden door eenieder die toegang had tot de woning gebruikt voor gesprekken naar Suriname en de Dominicaanse Republiek.
Dat een ander dan de verdachte met de telefoon met het nummer # [telefoonnummer 1] naar de plaats delict is gegaan acht het hof onaannemelijk. In dit verband is van belang dat de telefoon op 2 mei 2018 tussen 11:01 uur en 16:17 uur 10 keer heeft aangestraald op [zendmast 2] en [zendmast 1] in [plaats] . Ook om 21:10, 22:52 en 22:56 uur is een van deze zendmasten aangestraald. Van deze zendmasten kan worden aangenomen dat zij konden worden aangestraald vanuit de toenmalige woning van de verdachte aan het adres [a-straat] en niet vanuit de woning aan het [b-straat 1] in [plaats]. Dat de telefoon uit de woning aan het [b-straat 1] in [plaats] is meegenomen is dan ook niet aannemelijk. Daar komt bij dat uit de historische gegevens niet blijkt dat in de periode van 25 december 2017 tot 3 mei 2018 met het nummer # [telefoonnummer 1] naar de Dominicaanse Republiek of naar Suriname is gebeld, zodat ook dit niet past in het door de verdachte geschetste scenario.
Evenmin acht het hof aannemelijk dat de verdachte de Volvo V40 waarmee # [telefoonnummer 1] mee bewoog die avond zou hebben uitgeleend. De verdachte heeft vage verklaringen afgelegd over aan wie hij, naast [betrokkene 2] , zijn auto uitleende. Van de enige persoon die hij bij naam heeft genoemd, [betrokkene 1] , kan op basis van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat hij zich vanuit [plaats] naar de plaats delict heeft begeven. Deze locatie werd niet aangestraald door de zendmast die # [telefoonnummer 1] rond dat tijdstip gebruikte. [betrokkene 2] komt evenmin in aanmerking, omdat hij zich al op de plaats delict bevond en contact heeft opgenomen met # [telefoonnummer 1] , die zich toen op afstand van de plaats delict bevond.
De door de raadsman veronderstelde onbekende gebruiker van # [telefoonnummer 1] zou bovendien de telefoon ook moeten hebben opgenomen, nu uit het dossier blijkt dat daadwerkelijk contact met de gebruiker van dat nummer tot stand is gekomen. [betrokkene 1] ontkent bovendien dat hij of anderen telefoons van de verdachte gebruikten. Daarnaast verklaarde de verdachte dat hij de telefoon die in de auto lag gebruikte om zijn moeder af en toe te bellen. Met het nummer # [telefoonnummer 1] is in de periode van 25 december 2017 tot en met 3 mei 2018 echter slechts één keer gebeld naar een nummer waarvan bekend is dat het in gebruik was bij zijn moeder. Dat zich tussen de contacten nog een ander nummer zou bevinden dat toebehoort aan zijn moeder is gesteld noch gebleken. Daar komt bij dat het nummer, waarmee # [telefoonnummer 1] het vaakst contact heeft gehad, nummer #3398 van [betrokkene 2] was.
Daarnaast heeft de verdediging nog aangevoerd dat het afleggen van de route van het huis van de verdachte en terug in combinatie met de uitgevoerde handelingen op de plaats delict niet kan worden voltooid binnen het tijdsbestek, nu op basis van routeplanners blijkt dat slechts drie minuten zouden overblijven om die handelingen te verrichten. Dat de gebruiker van # [telefoonnummer 1] slechts enkele minuten op de plaats van het delict aanwezig heeft kunnen zijn, is naar het hof geen ontlastende omstandigheid. De reeks aan incidenten heeft zich immers binnen een zeer korte tijd afgespeeld.
3.3.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 2]
De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van [betrokkene 2] onbetrouwbaar zijn en om die reden niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat [betrokkene 2] heeft verklaard dat de verdachte niet de schutter is geweest. Als het hof dat gedeelte niet voor het bewijs gebruikt maar andere onderdelen wel als bewijs gebruikt dat de verdachte de feiten heeft begaan, zou sprake zijn van ontoelaatbaar shoppen in de verklaring van de getuige. Bovendien heeft de raadsman opgeworpen dat [betrokkene 2] degene was die een duidelijk belang had bij het terugpakken van de cocaïne in de gestolen Vito bus, terwijl dit voor de verdachte niet kan worden bewezen. [betrokkene 2] is volgens de raadsman waarschijnlijk op 2 mei 2018 de schutter geweest.
Het hof overweegt als volgt.
[betrokkene 2] heeft als verdachte vier verklaringen afgelegd bij de politie. Tijdens zijn eerste verhoor op 21 mei 2019 heeft hij zich veelal beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de aanvang van zijn tweede verhoor (tien dagen later) kondigde [betrokkene 2] aan dat hij geen namen wilde noemen, maar wel wilde vertellen wat er was gebeurd. Vervolgens heeft hij een gedetailleerde verklaring afgelegd. [betrokkene 2] wijzigde deze verklaring gedeeltelijk in zijn derde verhoor van 13 juni 2019, nadat de politie hem had geconfronteerd met onderzoeksresultaten. Hij verklaarde daarbij dat hij zijn eerdere verklaring heeft afgelegd om de vriend te beschermen bij wie hij in de auto zat ( [betrokkene 7] ), omdat [betrokkene 7] niets te maken heeft met hetgeen er was gebeurd.
Tijdens zijn getuigenverhoor ter terechtzitting van het hof heeft de getuige samengevat bevestigd dat hij nog altijd achter deze laatste verklaring staat, die er op neer komt dat hij nummer 1 heeft zien schieten op de Aygo; dat hij nummer 1 even uit het oog is verloren en dat nummer 1 even later in de auto van [betrokkene 7] is ingestapt, zijn autosleutels aan [betrokkene 2] heeft gegeven, waarna [betrokkene 2] met die auto naar [plaats] is gereden.
Tijdens zijn verhoren bij de politie heeft [betrokkene 2] zich op zijn zwijgrecht beroepen met betrekking tot het noemen van de namen van nummer 1 en nummer 2. Bij de rechter-commissaris en het hof heeft hij daarnaast verklaard dat de verdachte niet nummer 1 is, dat de verdachte tijdens het schietincident niet ter plaatse was en dat de verdachte niet de schutter is geweest. [betrokkene 2] heeft de identiteit van nummer 1 en nummer 2 echter ook tijdens deze verhoren niet willen onthullen. Tijdens de zitting van het hof verklaarde [betrokkene 2] hierover dat hij daarbij de veiligheid van zijn familieleden de doorslag liet geven.
Het hof heeft zich er rekenschap van gegeven dat voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van een verklaring voor het bewijs indien een gedeelte van de verklaring van de betrokken getuige ongeloofwaardig wordt geacht.
In een dergelijk geval dient extra zorgvuldig te worden bezien of deze verklaringen voldoende betrouwbaar zijn en of deze in voldoende mate worden ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [betrokkene 2] deze kritische toets doorstaan.
Daartoe is allereerst van belang dat het hof aannemelijk acht dat [betrokkene 2] er op bedacht was dat de veiligheid van zijn familie in het geding zou zijn als zijn verklaringen zouden leiden tot de veroordeling van de schutter. Daarop duidt reeds dat de getuige de namen van de twee betrokkenen om die reden niet bekend heeft willen maken. Dat de getuige zich reeds eerder zorgen maakte over de veiligheid van zijn familieleden acht het hof bovendien goed voorstelbaar, gelet op de omstandigheid dat de schutter er niet voor heeft terug gedeinsd om vier mensen te beschieten als reactie op de diefstal van een partij cocaïne.
De verklaringen van [betrokkene 2] zijn daarnaast zeer gedetailleerd. Waar deze verklaringen te verifiëren zijn, worden deze bovendien ondersteund door objectieve gegevens. Het hof noemt hier slechts enkele voorbeelden. De eerste twee nummers die [betrokkene 2] heeft gebeld nadat hij de gestolen Vito bus had zien rijden, # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 4] , zijn daarna zendmasten gaan aanstralen uit de omgeving van de plaats delict. Dit komt overeen met de verklaring van [betrokkene 2] dat de gebruikers van deze nummers naar de plaats van het delict zijn gekomen. Nadat # [telefoonnummer 1] en # [telefoonnummer 4] de plaats van het delict hadden verlaten, komen de zendmastgegevens van # [telefoonnummer 1] (naar [plaats] ) en # [telefoonnummer 4] (naar [plaats]) eveneens overeen met de verklaring van [betrokkene 2] .
Op camerabeelden die enige tijd voorafgaand aan het schieten zijn gemaakt (rond 22:52 uur) op een andere plaats is te zien dat een auto stopt en dat één van de inzittenden naar een pinautomaat loopt. Dit komt overeen met de verklaring van [betrokkene 2] dat degene met wie hij in de auto zat daar toen is gaan pinnen.
Het hof zal hierna nog andere voorbeelden geven waaruit blijkt dat delen van de verklaring van [betrokkene 2] steun vinden in andere objectieve bewijsmiddelen.
Daarnaast acht het hof van belang dat uit het dossier kan worden opgemaakt dat de verdachte en [betrokkene 2] na 2 mei 2018 en ook in mei 2019 meermalen in elkaars gezelschap waren, bijvoorbeeld tijdens het huren van een bus bij KAV, waarbij een minimaal laadvermogen van de klep als voorwaarde werd gesteld. Het hof constateert dat zij kennelijk nog steeds samenwerkten en dat voor [betrokkene 2] mogelijk ook een zakelijk belang bestond om de verdachte niet te belasten, namelijk de voortzetting van hun gezamenlijke activiteiten.
In het hierna weer te geven OVC gesprek op 7 mei 2019 in [b-straat 1] in [plaats] heeft [betrokkene 2] bovendien uitdrukkelijk tegen de verdachte gezegd: Die mensen kunnen zeggen dat ik het ben, niet jij. Jij kan nooit in die ding komen. Dat jij er iets mee te maken hebt, dat weet niemand. Deze opmerking impliceert volgens het hof dat [betrokkene 2] de verdachte liet weten dat hij hem niet had verraden en dat ook niet zou doen.
Dit voert tot de slotsom dat het hof de verklaringen van [betrokkene 2] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs acht, met uitzondering van zijn verklaring dat de verdachte niet de schutter was op 2 mei 2018. Dit gedeelte van de verklaring zal het hof als ongeloofwaardig terzijde schuiven. Dat [betrokkene 2] op één onderdeel ongeloofwaardig heeft verklaard, maakt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet dat het hof zijn verklaringen als getuige in hun geheel onbetrouwbaar acht.
De verdediging heeft ten slotte nog de mogelijkheid onder de aandacht van het hof gebracht dat [betrokkene 2] (één van) de schutter(s) is geweest en dat hij dit door middel van zijn verklaring tracht te verdoezelen. Dit scenario wordt echter door het samenstel van de bewijsmiddelen uitgesloten. Het hof concludeert in paragraaf 3.7 dat slechts sprake is geweest van één schutter. [betrokkene 2] past niet in de omschrijving van de schutter door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , die allen aangeven dat de schutter een fors postuur had. [betrokkene 2] heeft als bijnaam [betrokkene 2] , omdat hij door anderen als mager wordt beschouwd. Bovendien heeft de verdachte in sessie 33 tijdens een OVC gesprek gezegd dat hij heeft geschoten. De bruikbaarheid van dit OVC gesprek wordt in de volgende paragraaf besproken.
Tussenconclusie op basis van de verklaringen van [betrokkene 2] en de historische gegevens
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij nummer 1 met een vuurwapen heeft zien schieten op het kleine autootje (de Aygo). Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de gebruiker was van # [telefoonnummer 1] , door [betrokkene 2] telkens aangeduid als nummer 1. Dat de verdachte nummer 1 was, vindt bovendien bevestiging in de verklaring van [betrokkene 2] over het terugbrengen van de auto van nummer 1 en het overhandigen van diens autosleutels aan hem in [plaats] , destijds de woonplaats van de verdachte, en het verder rijden met nummer 2 [betrokkene 1] naar diens woning aan het [b-straat 1] in [plaats]. De bevindingen van het telecomverkeer bevestigen de door [betrokkene 2] genoemde reisbewegingen van die avond. Uit de hiervoor vermelde telefonische contacten tussen [betrokkene 1] en de verdachte # [telefoonnummer 2] blijkt verder dat zij na het gebeuren in de Krootstraat na middernacht nog tweemaal contact hebben gehad, zowel een inkomend als een uitgaand gesprek.
3.4.
De OVC gesprekken
Het hof stelt op grond van de (in de bewijsmiddelen op te nemen delen van de) OVC gesprekken vanaf de actiedag 6 mei 2019 het volgende vast.
Nadat [betrokkene 3] en nicht [betrokkene 9] een doos/pakket aangereikt hadden gekregen heeft [betrokkene 3] de verdachte gebeld, die haar en [betrokkene 9] onmiddellijk met de auto heeft opgehaald. Zij spraken samen over de gebeurtenis. [betrokkene 3] heeft daarop [betrokkene 1] gebeld met de vraag of hij bij de bushalte wilde gaan kijken of de doos/zak er nog lag en heeft daarbij gezegd dat hij voorzichtig moest zijn. De verdachte heeft in zijn auto [betrokkene 1] opgehaald. Zij bespraken dat de zak er niet (meer) lag. De verdachte zei dat de man had gezegd dat [betrokkene 3] het mee moest nemen naar [verdachte] en [betrokkene 1] ; hij was vermoord. Het moest van [betrokkene 2] komen. [betrokkene 3] heeft sinds drie dagen gedroomd over hetgeen een jaar geleden was gebeurd. [betrokkene 1] zei dat het een jaar geleden was; de verdachte antwoordde dat het een jaar en drie dagen geleden was. [betrokkene 1] zei: je weet het uit je hoofd.
In de woning aan het [b-straat 1] in [plaats] spraken de verdachte, [betrokkene 3] en [betrokkene 9] erover. De verdachte zei dat [betrokkene 2] net een kleine jongen was toen het gebeurde en aan zijn moeder heeft verteld wat er was gebeurd. [betrokkene 3] merkte op dat het rare was dat de naam van [betrokkene 2] niet was genoemd, alleen [verdachte] en [betrokkene 1] , terwijl [betrokkene 2] daar als eerste was.
In de woning had [betrokkene 3] even later een gesprek met de verdachte en [betrokkene 1] en zei: Zij weten dat jullie daar waren; dat [betrokkene 2] daar was, dat weten zij niet. [betrokkene 1] is daar gekomen en [betrokkene 2] was daar eerder. De verdachte zei: Ja, hij heeft met hem gesproken. [betrokkene 1] zei daarop: Natuurlijk, toen ik daar kwam was alles al gebeurd. [verdachte] was alweer weg. [betrokkene 1] zei verder dat [betrokkene 2] naar zijn huis is gegaan op de avond dat het is gebeurd.
In een later gesprek in de woning merkte de verdachte op dat [betrokkene 3] niet eens hier was toen het gebeurde. [betrokkene 3] zei: Ja, je weet het van [slachtoffer 1] . Zij dacht het eerst aan [betrokkene 2] , hij weet dat jij (de verdachte) en [betrokkene 1] daar waren; hij is er bij betrokken tot vandaag.
Het hof merkt hierbij nog op dat de verbalisant die haar het pakketje wilde overhandigen als naam van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft genoemd en [betrokkene 3] dus uit anderen hoofde op de hoogte was van zijn volledige voornaam.
Daarna voerde de verdachte in de woning een gesprek met [betrokkene 2] , die hem zei dat hij het aan zijn moeder had verteld, toen geen naam heeft genoemd maar heeft gezegd: de vader van [betrokkene 1] .
Sessienummer 33. Op 6 mei 2019 omstreeks 21:51 uur heeft de verdachte in zijn woning gezegd:
Voordat ik begon te schieten zijn hun weggegaan en [betrokkene 2] heeft me daar gelaten. Die jongen heeft me in de spiegel gezien. Ik ben gaan rennen en hij is teruggekomen. Hij is met mij naar binnen gegaan. Daarna, toen we om de hoek waren, heb ik de sleutel gegeven. De jongen is ons achterna gekomen. Die vriend van mij reed.
Op 7 mei 2019 heeft de verdachte in zijn woning gesproken met [betrokkene 2] . De camera bij de voordeur van die woning heeft geregistreerd dat [betrokkene 2] daar om 12:49 uur naar binnen ging en om 13:24 uur met de verdachte de woning uitliep.
Uit de gegevens in de telefoon van [betrokkene 2] is gebleken dat hij tussen 12:56 en 13:02 uur zoekslagen heeft verricht op Google, dus tijdens zijn gezamenlijk verblijf met de verdachte in diens woning. [betrokkene 2] heeft toen en daar gezocht op termen als: Dode in Zuidoost; Dode en gewonde Kraaiennest; Krootstraat dode; Krootstraat dode identiteit en slachtoffer Krootstraat.
Uit de OVC gesprekken blijkt dat de verdachte en [betrokkene 2] in dat tijdsbestek bespraken van wie het afkomstig kon zijn. [betrokkene 3] en [betrokkene 1] vertelden wat er gebeurd was op 6 mei 2019, waarop [betrokkene 3] zei: dat hij daarna zei: ja je weet het: de moord op [slachtoffer 1] . De verdachte zei dat de mensen die het doosje hebben gebracht niet weten van hun aandeel. [betrokkene 2] : Je weet hoe de mensen zijn. Voordat je het weet weten ze allemaal dat jij erbij was. De verdachte zei daarop: Niemand weet het. [betrokkene 2] antwoordde: Die mensen kunnen zeggen dat ik het ben, niet jij. Jij kan nooit in die ding komen. Dat jij er iets mee te maken hebt dat weet niemand.
Op 22 mei 2019 sprak [betrokkene 1] met zijn moeder [betrokkene 3] rond 12:56 uur in de woning [b-straat 1] [plaats]. [betrokkene 1] zei: Moeder, ze weten dat ik met [betrokkene 2] bevriend ben. Ze gaan alles analyseren. Ze zullen zeggen het adres waar die vent vroeger woonde; op diezelfde plek hebben ze aangegeven dat het gestolen (is). Die jongen was degene die met die bus reed; ze zullen het raar vinden.
[betrokkene 1] legt kennelijk het verband tussen de verdachte, die vlakbij In de Korenmolen woonde, de pleegplaats die bij de aangifte van diefstal van de Vito bus is vermeld en het feit dat [betrokkene 2] in die gestolen bus had gereden en dat hij bevriend is met [betrokkene 1] . Men zal dit volgens hem gaan onderzoeken en er vraagtekens bij hebben.
Het hof komt op grond van de OVC gesprekken tot de slotsom dat de verdachte, [betrokkene 3] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , die er tijdens de opgenomen gesprekken kennelijk van uitgingen dat zij vrijuit konden spreken, veel details kenden over het gebeuren op 2 mei 2018.
Deze sluiten bovendien naadloos aan bij hetgeen [betrokkene 2] daarover heeft verklaard én, zoals hiervoor aangestipt, dat [betrokkene 2] als getuige de naam van de verdachte niet heeft willen noemen.
Het hof acht twee onderdelen van de OVC gesprekken in het bijzonder van belang voor het bewijs.
Allereerst benoemt [betrokkene 1] in een van de hiervoor geciteerde gesprekken in aanwezigheid van de verdachte dat hij aankwam nadat alles al was gebeurd en [verdachte] al weg was. Gelet op de context waarin dit gesprek plaats vond, acht het hof deze uitspraak een sterke aanwijzing dat de verdachte rondom het tijdstip van het schietincident op de plaats van het delict is geweest, hetgeen de verdachte zelf ontkent. Dit OVC gesprek doet dan ook afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verdachte.
Daarnaast is het hof, tevens mede op basis van de context, van oordeel dat uit de bovengenoemde sessie 33 kan worden afgeleid dat de verdachte tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 3] sprak over het moment op 2 mei 2018 dat hij instapte in de auto van [betrokkene 7] en daarbij benoemde dat hij daarvoor had geschoten.
Daarmee geven de hierboven genoemde gesprekken steun aan de op basis van de historische gegevens en verklaring van [betrokkene 2] gebaseerde conclusie dat de verdachte op 2 mei 2018 naar de Krootstraat is gegaan en daar meermalen geschoten heeft.
Verweren van de verdediging ten aanzien van de OVC gesprekken
De verdediging heeft aangevoerd dat het hiervoor aangehaalde OVC gesprek met sessienummer 33 niet voor één uitleg vatbaar is. Daartoe heeft zij een door een beëdigde tolk opgestelde Spaanstalige weergave van het gesprek overgelegd en gesteld dat de vertaling van het gesprek de intentie van de verdachte niet juist weergeeft. In het bijzonder bestrijdt de verdachte dat hij toen met het woord tirar schieten heeft bedoeld. Hij heeft verklaard dat Dominicanen voor schieten het werkwoord disparar gebruiken. De uitlatingen van de verdachte hadden dan ook niet betrekking op het schietincident, maar op een ander moment, toen [betrokkene 2] de auto van de verdachte had geleend, terwijl de verdachte nog iets in zijn auto had laten liggen. De verdachte zag dat [betrokkene 2] hem zag in de achteruitkijkspiegel, maar [betrokkene 2] reed gewoon door. De verdachte heeft [betrokkene 2] vervolgens gebeld. Het woord tirar had hier dan ook vertaald moeten worden als bellen, aldus de verdachte.
Het hof is van oordeel dat de uitleg van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven. In dit verband is van belang dat uit de (hiervoor vermelde) OVC gesprekken voorafgaand en na deze sessie blijkt dat de conversatie plaatsvond in het kader van vragen die bij de verdachte, [betrokkene 3] en [betrokkene 1] leefden over de afzender van het pakketje op 6 mei 2019, waarbij was verwezen naar de dood van [slachtoffer 1] en de betrokkenheid van [betrokkene 1] en de verdachte daarbij.
Verder is van belang dat het OVC gesprek van sessie 33 naadloos aansluit bij de verklaringen van [betrokkene 2] omtrent het schietincident. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij in de auto met [betrokkene 7] zat en dat zij wegreden van de plaats delict. Vervolgens stopte [betrokkene 7] en stapte nummer 1 in. Hij was blijkbaar achter de auto aan gekomen, maar [betrokkene 2] had dit niet gezien. Daarbij merkte [betrokkene 2] op dat hij op dat moment niet reed en vanuit de bijrijdersstoel niet in de achteruitkijkspiegel kon kijken. Het hof begrijpt [betrokkene 2] aldus dat [betrokkene 7] als bestuurder wél in de spiegel kon kijken en de verdachte moet hebben gezien. Kort nadat ze met zijn drieën wegreden, gaf nummer 1 de sleutel van zijn auto aan [betrokkene 2] . [betrokkene 7] stopte en [betrokkene 2] liep terug om de auto van nummer 1 op te halen. Hij bracht de auto vervolgens naar de woning van nummer 1 in [plaats] .
Deze verklaring van [betrokkene 2] bevat opvallende details die terugkomen in het gewraakte OVC gesprek, te weten het weggaan van de plaats delict, de waarneming in de spiegel, het overdragen van de sleutel en het achterna komen. Daarnaast blijkt uit camerabeelden en een verklaring van de melder dat rond het tijdstip van het schietincident een auto achteruit is gereden, hetgeen aansluit bij de opmerking dat de jongen is teruggekomen na de waarneming.
Gelet hierop en gelet op de context, zonder welke het als sessie 33 opgenomen gesprek niet kan worden gezien, staat voor het hof buiten kijf dat de opmerkingen van de verdachte in dat OVC gesprek betrekking hebben op het schietincident en dat de verdachte met het gebruik van de term tirar schieten heeft bedoeld.
Het hof acht dit bewijsmiddel in het bijzonder van belang, omdat hieruit volgt dat de verdachte, in een omgeving waarin hij zich veilig en onbespied waande, heeft erkend dat hij de schutter was. Het hof volgt daarbij niet de niet nader onderbouwde stelling van de verdediging dat voor het gebruik van het OVC gesprek noodzakelijk is dat de inhoud van het gesprek unieke daderkennis bevat.
3.5.
Andere verbanden tussen het gebeuren op 2 mei 2018 en de verdachte
Het hof constateert dat uit het dossier nog andere verbanden tussen de verdachte en de gebeurtenissen op 2 mei 2018 in Amsterdam zijn af te leiden.
De vriendin van de verdachte [betrokkene 3] verbleef op 2 mei 2018 in de Dominicaanse Republiek. De verbalisanten hebben vastgesteld dat zij destijds telefoonnummer [telefoonnummer 11] gebruikte, waarvan de gebruiker zichzelf ook [betrokkene 3] noemde. In de contactenlijst kwam onder meer een telefoonnummer voor van de verdachte, dat zij had opgeslagen onder verschillende namen, onder meer: [verdachte] .
[betrokkene 3] heeft met #[telefoonnummer 11] in de nacht van 3 mei 2018 aan [betrokkene 16] gevraagd om te komen; ze zei dat ze aan [betrokkene 16] zou vertellen wat er speelde, als zij er was; [betrokkene 16] moest voorzichtig zijn en Orange 300 (beltegoed) meebrengen. [betrokkene 3] heeft met #[telefoonnummer 11] om 01:24 uur ook aan [betrokkene 17] gevraagd om te komen en heeft daarbij vermeld: problemen.
Om 02:10 uur stuurde #[telefoonnummer 11] een artikel van de AT5 website over een schietpartij in de Krootstraat naar iemand met telefoontoestel #[telefoonnummer 12]. Toen was [betrokkene 3] daarvan kennelijk dus al op de hoogte.
Om 03:54 uur die nacht vroeg [betrokkene 17] aan [betrokkene 3] via whats app of [betrokkene 3] zich al wat rustiger voelde. [betrokkene 3] reageerde met de tekst: Ik ben in Gods handen. [betrokkene 17] zei: Vraag aan God (..) dat je morgen je man kan bellen zodat je rustiger bent.
Om 22:43 uur vroeg [betrokkene 17] of [betrokkene 3] haar man had gesproken, [betrokkene 3] zei dat ze hem had gesproken en daarna dat ze wanhopig werd van het denken.
In de laadruimte van de Vito bus zijn stukken op naam van de verdachte en [betrokkene 3] aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij het magisch vond hoe deze daar zijn terechtgekomen en dat [betrokkene 1] of [betrokkene 2] deze stukken erin heeft gelegd. Het hof acht die stelling niet aannemelijk omdat daarvoor geen enkel aanknopingspunt in het dossier is te vinden. Het ligt dan ook voor de hand dat de verdachte, die heeft erkend dat hij in de Vito heeft gereden en een keer is meegereden, deze stukken daar heeft achtergelaten.
Het in de Vito aangetroffen rechthoekige blok cocaïne met de indruk SPA heeft dezelfde letters in dezelfde volgorde als de letters in een plaat die bij persblokken is aangetroffen. Deze plaat en persblokken maakten deel uit van een complete cocaïne wasserij, die is aangetroffen in de gestapelde container van de verdachte (container 2). Op die plaat is ook cocaïne aangetroffen, hetgeen er volgens de verbalisanten op wijst dat deze daadwerkelijk is gebruikt voor het persen van cocaïne in poedervorm tot een rechthoekig blok.
De verdachte reed destijds in de gehuurde zilverkleurige/lichtgrijze Volvo V40 met het Belgische kenteken [kenteken 2]. Op 24 april 2018 is [betrokkene 2] als bestuurder van die auto staande gehouden. De betreffende verbalisanten hebben aan [betrokkene 2] meegedeeld dat uit de huurovereenkomst op naam van de verdachte blijkt dat de verzekering eventuele schade slechts dekt indien de huurder zelf de auto bestuurt. Het hof acht hiermee de verklaring van de verdachte dat hij de Volvo V40 regelmatig aan anderen uitleende, die daarvoor bovendien niets hoefden te betalen, zonder steun daarvoor in het dossier, niet aannemelijk.
In het kader van een buurtonderzoek bij de plaats delict heeft de bewoner van de Krombekstraat 230 aan de verbalisant samengevat het volgende medegedeeld. De bewoner was op 2 mei 2018 thuis en heeft schoten gehoord, gevolgd door glasgerinkel. Hij keek door het oogje van de voordeur en zag glas op straat liggen. Hij zag dat een grijze auto de straat in reed in de richting van de Krootstraat, waarna deze auto achteruit reed en met de achterkant de Krombekstraat in reed, waar de auto even stilstond. De bewoner zag daarna een grijze Jeepachtige auto voorbijrijden in de richting van de eerdergenoemde auto. De Jeepachtige auto stond even stil. De bewoner hoorde een deur open en dicht gaan alsof iemand instapte. Direct daarna ging de Jeep weer rijden en toen deze ter hoogte was van de andere auto reden beide auto’s met hoge snelheid weg. Volgens de bewoner leek de eerstgenoemde grijze auto op een Volvo V40. Zijn buurman had ook een Volvo V40 en deze auto zag er hetzelfde uit.
Het hof merkt op dat deze waarnemingen niet alleen aansluiten bij de verklaring van [betrokkene 2] (dat hij de autosleutels van nummer 1 had gekregen om diens auto weg te rijden en dat hij tegelijkertijd met nummer 2 in diens auto de plaats delict heeft verlaten), en eveneens illustreren dat de verdachte met diens Volvo V40 in de Krootstraat/Krombekstraat aanwezig was.
3.6.
Het signalement van de schutter
De melder van het schietincident heeft na het horen van schoten een man zien wegrennen met een gezet postuur, een kalend hoofd en een licht getinte huidskleur.
[slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat zij op 2 mei 2018 in hun Toyota Aygo wegreden uit de Krombekstraat. Twee mensen liepen in de richting van hun auto. Degene die voorop liep wenkte. Op het moment dat zij dichterbij kwamen, schoot de voorste persoon twee of drie keer op hun auto. Bij het laatste schot ging het linker achterraam aan de zijkant kapot.
Zij gaven samengevat als signalement van de schutter op: een lange man met een licht getinte huidskleur, en een fors/breed/mollig postuur, een bol/dik gezicht.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij is beschoten terwijl hij achter het stuur zat van de witte Renault Megane. De schutter heeft hem eerst door het geopende autoraam in zijn been geschoten en daarna van dichtbij in zijn borst. Hij omschreef de schutter als een grote, lange man met een fors/stevig postuur met een licht getinte huidskleur en plat geschoren haar.
De verdachte, die een licht getinte huidskleur heeft, heeft over zijn uiterlijk onder meer verklaard dat hij in 2018 ongeveer 10 kilo zwaarder was dan nu; dat hij destijds regelmatig trainde bij een sportschool en gespierd was; dat hij geen hoofdhaar had, maar dat op zijn hoofd tattoo’s zijn aangebracht waardoor het lijkt alsof zijn haar heel kort is geschoren. Hij heeft eveneens verklaard dat [betrokkene 2] iets langer is dan hij, terwijl [betrokkene 2] heeft verklaard 1.93 meter lang te zijn.
Het hof constateert dat de verdachte in de signalementen past die de genoemde melder, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben opgegeven.
Verweren van de verdediging
Dat de getuigen geen tatoeage, bril en gezichtsbeharing hebben waargenomen maakt niet dat het hof van oordeel is dat de verdachte niet de schutter kan zijn geweest. De tatoeage van de verdachte bevindt zich op zijn armen en uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat de schutter een jas droeg. Verder heeft de verdachte, ondanks herhaalde verzoeken, geen document overgelegd waaruit blijkt dat hij een zodanige oogafwijking voor (ver) zien heeft, dat hij niet kan functioneren zonder bril of lenzen. Gezichtsbeharing ten slotte is niet permanent.
Het hof verwerpt voorts het verweer dat de verklaring van [slachtoffer 2] vanwege inconsistenties niet voor het bewijs zou mogen worden gebruikt. Het hof stelt vast dat [slachtoffer 2] in hoofdlijnen consistent heeft verklaard over hetgeen hij heeft waargenomen: hij is beschoten door een grote, lange man met een fors/stevig postuur met een licht getinte huidskleur en plat geschoren haar. Dat signalement komt overeen met de signalementen die de overige getuigen van de dader hebben gegeven en past bij het signalement van de verdachte. Dat [slachtoffer 2] de taal van de dader niet (direct) heeft kunnen duiden, maakt zijn verklaring niet onbetrouwbaar, evenmin als het feit dat hij de leeftijd van de dader eerst heeft geschat op tussen de 30 en 40 jaar oud en later begin tot midden 40 jaar oud, hetgeen een gering verschil betreft; volgens [slachtoffer 2] was de dader in elk geval een volwassen man, hetgeen past bij de verdachte, die ten tijde van het schietincident 48 jaar oud was.
Het hof zal de uitkomst van de fotoconfrontatie met [slachtoffer 2] niet voor het bewijs bezigen, zodat het daartegen gerichte verweer geen bespreking behoeft.
3.7.
Eén schutter schietincidenten feit 1, 2 en 3 en bewezenverklaring feit 1, 2, 3 en 4
Het hof gaat er, net als de rechtbank en de advocaat-generaal, van uit dat één schutter heeft geschoten op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] in de Toyota Aygo, [slachtoffer 2] in de witte Renault Megane en [slachtoffer 1] in de Vito bus. Op relevante locaties zijn hulzen en kogels aangetroffen waarvan op basis van het NFI-rapport kan worden geconcludeerd dat zeer veel waarschijnlijker is dat deze afkomstig zijn uit één en hetzelfde vuurwapen dan uit verschillende vuurwapens. Het gebruikte vuurwapen is door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] beschreven als een (klein) zwart vuurwapen.
Uit de gegevens in de hiervoor geschetste tijdlijnen volgt dat de schoten op de verschillende personen, waarbij het gaat om drie verschillende schietincidenten, binnen een kort tijdsbestek zijn gelost: eerst op de hoek van de Krombekstraat en de Krootstraat, zoals ook [betrokkene 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben verklaard, en even later in de Krootstraat, waar de voertuigen met daarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met de achterzijden tegen elkaar en dus vlakbij elkaar stonden geparkeerd. De drie plaatsen waar is geschoten, lagen dus dicht bij elkaar.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij nummer 1 zag schieten op de Aygo, waarna hij de schutter even uit het oog is verloren. [slachtoffer 2] zag de schutter om de hoek van de Krootstraat aan komen lopen en heeft verklaard dat dezelfde man op hem én [slachtoffer 1] heeft geschoten. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan deze verklaring van [slachtoffer 2] .
Dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] twee personen hebben gezien, doet aan deze bevindingen niet af. Ook als aangenomen zou worden dat de door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] waargenomen mannen bij elkaar hoorden, hetgeen uit die verklaringen niet onomstotelijk blijkt, is er geen enkele aanleiding om aan te nemen dat degene die op de Toyota heeft geschoten het wapen vervolgens heeft overhandigd aan zijn metgezel. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] beschrijven de schutter immers als een licht getinte man met een fors / groot postuur. [slachtoffer 2] beschrijft degene die op hem heeft geschoten eveneens als een licht getinte man met een fors postuur. Bovendien had de man (de schutter), aldus [slachtoffer 2] , plat geschoren haar.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] beschrijven de tweede man daarentegen als een slanke / dunne man, waarbij [slachtoffer 4] zag dat de tweede man lang haar had, dat onder zijn muts uitstak.
De beschrijving van de schutter door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft zodanige overeenkomsten en verschilt zodanig van de beschrijving van de door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] waargenomen tweede persoon, dat het hof dit scenario reeds daarom onaannemelijk acht.
Overige verweren van de verdediging ten aanzien het bewijs inzake feit 1 tot en met 4
Ten slotte heeft de raadsman naar voren gebracht dat (nog) een ander (of anderen) dan de verdachte de schutter zou(den) kunnen zijn geweest en heeft daartoe verschillende scenario’s opgeworpen. Zo zouden naast de hiervoor reeds verworpen scenario’s betreffende [betrokkene 2] en de ‘tweede man’, ook [betrokkene 7] , [betrokkene 1] , [betrokkene 18] of (een) onbekend gebleven perso(o)n(en) daarvoor in aanmerking komen.
Het hof is van oordeel dat deze scenario’s worden weerlegd door de bewijsmiddelen, waarvan de selectie en waardering hiervoor is uitgebreid besproken, en de scenario’s niet meer behelzen dan niet nader onderbouwde hypothesen van de verdediging, die op basis van het dossier als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kunnen worden geschoven. Het hof zal deze scenario’s daarom niet afzonderlijk bespreken.
Opzet feit 1, 2 en 3
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de verdachte bij alle drie de schietincidenten opzet op de dood heeft gehad. Het op zeer korte afstand schieten in de borst, een lichaamsdeel waarin zich vitale organen bevinden, van [slachtoffer 1] (feit 1) en [slachtoffer 2] (feit 2), levert opzet op de dood op. Met het van achteren schieten op een wegrijdende auto heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de inzittenden [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (feit 3) door een kogel zouden worden geraakt en als gevolg daarvan zouden kunnen komen te overlijden.
Voorbedachte raad feit 1, 2 en 3
(...)
Uit de hiervoor door het hof vermelde feiten en omstandigheden, in het bijzonder ook de weergegeven tijdlijn, leidt het hof het volgende af:
- [betrokkene 2] zag de gestolen Vito op 2 mei 2018 rijden en belde meteen, om 22:52 uur, de verdachte (en daarna [betrokkene 1] , nummer 2), met als doel de bus terug te pakken.
- De verdachte bevond zich op dat moment op (enige) afstand van de plek waar de Vito reed, getuige het feit dat [betrokkene 2] hem een aantal keren belde (om 22:56 uur en 23:01 uur) om de locatie van de Vito door te geven en de verdachte aldus naar de juiste locatie te geleiden; op laatstgenoemd tijdstip straalde het nummer # [telefoonnummer 1] van de verdachte een zendmast van de latere plaats delict aan, zodat ervan mag worden uitgegaan dat de verdachte zich op dat moment in de nabijheid van de plaats delict bevond;
- Om 23:06 uur werd een 112-melding gedaan omtrent de schietpartij, waarin de melder aangaf dat zij een man had zien wegrennen; het hof neemt op grond hiervan aan dat de schietpartij kort daarvoor heeft plaatsgevonden.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte in een tijdsbestek van ongeveer 10 minuten, gerekend vanaf het eerste telefoontje van [betrokkene 2] aan de verdachte om 22:52 uur met het verzoek ter plaatse te komen tot aan de 112-melding om 23:06 uur en onder aftrek van enkele minuten die met het uit de auto stappen, schieten en wegrennen gemoeid zullen zijn geweest, naar de plaats delict is gereden. De verdachte was daarbij bewapend: hij had een vuurwapen en munitie bij zich en heeft vrijwel onmiddellijk na aankomst ter plaatse op de Toyota Aygo geschoten, zonder enige verdere aanleiding, omdat hij kennelijk dacht dat de zich daarin bevindende [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] een connectie hadden met de Vito. Het hof is van oordeel dat deze handelwijze, bij gebrek aan enige verklaring van de verdachte daaromtrent, geen andere conclusie laat dan dat de verdachte voornemens was de Vito met niets en niemand ontziend vuurwapengeweld terug te pakken. Zijn handelwijze na de beschieting van de Aygo, waarbij hij de hoek om is gelopen, naar de Renault is gelopen en de zich daarin bevindende [slachtoffer 2] heeft beschoten, eerst in een been en daarna in de borst, gevolgd door het dodelijke schot op [slachtoffer 1] in de Vito, is daarmee in lijn. Het betreft naar de uiterlijke verschijningsvorm een gerichte, doelmatige actie, waarbij de in de ogen van de verdachte bij de diefstal betrokken personen kennelijk uit de weg moesten worden geruimd, teneinde de Vito te bemachtigen. Het hof betrekt daarbij de omstandigheid dat in de Vito verdovende middelen aanwezig waren, dat de verdachte belang had bij het terugpakken daarvan, of bij het verhullen van het feit dat in de Vito een (voor het vervoer van verdovende middelen geschikte) verborgen ruimte was aangebracht, en dat algemeen bekend mag worden verondersteld dat de handel in verdovende middelen veelal gepaard gaat met (zeer) ernstige vormen van geweldscriminaliteit. Het hof betrekt hierbij ook dat de Vito al enkele dagen tevoren was ontvreemd; [betrokkene 2] gaf in dit verband aan te zijn geript en dat in dat kader al op 28 april 2018 overleg heeft plaatsgevonden tussen onder meer [betrokkene 2] en de verdachte. Dit gegeven, in combinatie met het feit dat volgens de verklaring van [betrokkene 2] het logisch was de verdachte te bellen met als doel de Vito terug te pakken, duidt er naar het oordeel van het hof op dat deze actie voor de verdachte ook niet als een verrassing kwam of in een opwelling is geschied.
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit samenstel van omstandigheden, de verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De verdachte is kennelijk doelgericht op pad gegaan om de Vito met vuurwapengeweld terug te pakken en heeft tijdens de rit van 10 minuten naar de plaats delict ruim gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De verdachte heeft meteen bij aankomst ter plaatse zonder enige verdere aanleiding geschoten op de Aygo, is gericht naar de Renault van [slachtoffer 2] gelopen en vervolgens de Vito waarin [slachtoffer 1] zich bevond en heeft beiden na elkaar gericht (in de borst) beschoten. Deze omstandigheden, zoals hiervoor weergegeven, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm te kwalificeren als poging tot moord en moord. Het hof leidt uit deze omstandigheden af dat sprake is geweest van planmatig optreden.
Dat in het onderhavige geval zou zijn gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of sprake is van enige andere contra-indicatie is niet gesteld en ook anderszins niet aannemelijk geworden.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de onder 1 ten laste gelegde moord op [slachtoffer 1] en de onder 2 en 3 ten laste gelegde pogingen moord op [slachtoffer 2] en op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen acht.
Uit het voorgaande volgt eveneens dat het hof het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte op 2 mei 2018 een (niet nader aan te duiden) vuurwapen en vier patronen voorhanden heeft gehad.”
2.3.1
De raadsman van de verdachte heeft bij appelschriftuur het verzoek gedaan tot het horen van [betrokkene 1] . Dit verzoek houdt het volgende in:
“Getuigenverzoeken
De verdediging wenst de volgende personen als getuigen te horen:
(...)
3. [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1991
Adres: niet bekend bij de verdediging
(...)
Toelichting [betrokkene 1]
De rechtbank heeft vastgesteld dat deze getuige “nummer 2” is. Het verzoek om hem als getuige te horen is in eerste aanleg toegewezen, echter kon hij niet worden getraceerd.
Na de schietincidenten zou [betrokkene 2] de autosleutels van “nummer 1” aan “nummer 1” hebben teruggegeven te [plaats] . Vervolgens zou [betrokkene 2] met “nummer 2” vanuit [plaats] naar Diemen en de PD zijn vertrokken. “Nummer 2” zou volgens [betrokkene 2] dus ook in [plaats] aanwezig zijn geweest. Daarnaast volgt uit het dossier dat “nummer 2” direct betrokken zou zijn bij het Mercedes busje en is het dus aannemelijk dat zij elkaar kennen. [betrokkene 2] heeft immers beiden gebeld toen hij het busje zag rijden.
Uitgaande van de vaststelling dat deze getuige “nummer 2” is, moet hij de identiteit van “nummer 1” kennen. Het is dan ook in het belang van de verdediging om deze getuige te vragen naar onder meer de koppeling tussen deze getuige en “nummer 2”, of hij die avond in [plaats] is geweest, of hij cliënt aldaar heeft gezien en wat hij kan verklaren over de stellingname dat cliënt door zou gaan voor “nummer 1” en dus de schutter zou zijn. Daarnaast wil ik deze getuige bevragen over de OVC-gesprekken waaraan hij deelnam en welke voor het bewijs zijn gebruikt.
De verdediging verzoekt u dan ook om nogmaals alles in het werk te stellen om deze getuige op te sporen.”
2.3.2
Op de terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2021 heeft de raadsman van de verdachte dit verzoek herhaald en toegelicht. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt daarover het volgende in:
“De voorzitter deelt het volgende mee met betrekking tot de onderzoekswensen:
Er zijn bij schriftuur een vijftal getuigenverzoeken opgegeven:
(...)
3. [betrokkene 1] ;
(...)
De advocaat-generaal heeft op 28 oktober 2021 gereageerd op deze onderzoekswensen.
De raadsman brengt het volgende naar voren:
(...) Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen de vijf verzochte getuigen. Gelet op de straf die is opgelegd en het belang van de verdachte om de feiten en omstandigheden duidelijk te krijgen, dienen de verzochte getuigen te worden toegewezen. (...) De overige verzochte getuigen zijn ook op de plaats delict geweest. De signalementen van de dader, zoals die uit het dossier blijken, komen niet overeen met het uiterlijk van mijn cliënt.”
2.3.3
Het hof heeft op die terechtzitting het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] als getuige afgewezen en heeft daartoe als volgt overwogen:
“ [betrokkene 1] . Deze getuige heeft geen belastende verklaring afgelegd over de tenlastegelegde feiten. De verdediging wenst hem te horen omdat hij mogelijk een ontlastende getuige is. Dit heeft de verdediging echter niet verder onderbouwd. Dat de getuige een mogelijke ontlastende getuige is, betreft dan ook enkel een hypothetische stelling. Door het niet horen van deze getuige wordt de verdediging redelijkerwijs niet in haar belangen geschaad.”
2.4.1
In zijn uitspraak in de zaak Keskin tegen Nederland (EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16) heeft het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) onderscheid gemaakt tussen zogenoemde “prosecution witnesses” (getuigen à charge) en “defence witnesses” (getuigen à décharge). De overwegingen van het EHRM houden onder meer het volgende in:
“a) Relevant principles
(...)
40. As is apparent from the text of Article 6 § 3 ( d ) (...), this provision sets out a right relating to the examination of witnesses against the accused. The Court has defined such witnesses, to whom it also frequently refers as “prosecution witnesses”, as persons whose deposition may serve to a material degree as the basis for a conviction and which thus constitutes evidence for the prosecution (see Lucà v. Italy, no. 33354/96, § 41, ECHR 2001-II). Paragraph 3 ( d ) also contains a right to obtain the attendance and examination of witnesses on behalf of the accused, or “defence witnesses”, that is to say witnesses whose statements are in favour of the defendant (see, for instance, Pello v. Estonia, no. 11423/03, § 31, 12 April 2007).
41. The case-law of the Court reflects the fact that paragraph 3 ( d ) of Article 6 comprises those two distinct rights. The Court has developed general principles which relate exclusively to the right to examine, or have examined, prosecution witnesses, as well as general principles specifically concerning the right to obtain the attendance and examination of defence witnesses.
(i) The right to obtain the attendance and examination of defence witnesses
42. When it comes to defence witnesses, it is the Court’s established case-law that Article 6 § 3 ( d ) does not require the attendance and examination of every witness on the accused’s behalf, the essential aim of that provision, as indicated by the words “under the same conditions”, being to ensure a full “equality of arms” in the matter (see, amongst many authorities, Murtazaliyeva v. Russia [GC], no. 36658/05, § 139, 18 December 2018, in which judgment the Court reaffirmed and further clarified the general principles concerning the right to obtain attendance and examination of defence witnesses). The concept of “equality of arms” does not, however, exhaust the content of paragraph 3 ( d ) of Article 6, nor that of paragraph 1, of which this phrase represents one application among many others (see, among other authorities, Vidal v. Belgium, 22 April 1992, § 33, Series A no. 235-B).
43. As a general rule, it is for the domestic courts to assess the relevance of the evidence which defendants seek to adduce, and Article 6 § 3 ( d ) leaves it to them, again as a general rule, to assess whether it is appropriate to call a particular witness (see Perna, cited above, § 29). It is not sufficient for a defendant to complain that he or she has not been allowed to question certain witnesses; he or she must, in addition, support the request by explaining why it is important for the witnesses concerned to be heard, and their evidence must be capable of influencing the outcome of a trial or must reasonably be expected to strengthen the position of the defence (see Perna, cited above, § 29, and Murtazaliyeva, cited above, §§ 140 and 160). Whether the defendant has advanced “sufficient reasons” for his or her request to call a witness will depend on the role of the testimony of that witness in the circumstances of any given case (ibid., § 161). The Court has formulated the following three-pronged test where a request for the examination of a defence witness on behalf of the accused has been made in accordance with domestic law (ibid., § 158):
(i) Whether the request to examine a witness was sufficiently reasoned and relevant to the subject matter of the accusation?
(ii) Whether the domestic courts considered the relevance of that testimony and provided sufficient reasons for their decision not to examine a witness at trial?
(iii) Whether the domestic courts’ decision not to examine a witness undermined the overall fairness of the proceedings?
(ii) The right to cross-examine prosecution witnesses
44. As regards the right to the examination of prosecution witnesses, the Court has held that, before an accused can be convicted, all evidence against him must normally be produced in his presence at a public hearing with a view to adversarial argument. Exceptions to this principle are possible but must not infringe the rights of the defence, which, as a rule, require that the accused should be given an adequate and proper opportunity to challenge and question a witness against him, either when that witness makes his statement or at a later stage of proceedings (see Lucà v. Italy, cited above, § 39, and Al-Khawaja and Tahery v. the United Kingdom [GC], nos. 26766/05 and 22228/06, § 118, ECHR 2011).
45. Contrary to the situation with defence witnesses, the accused is not required to demonstrate the importance of a prosecution witness. In principle, if the prosecution decides that a particular person is a relevant source of information and relies on his or her testimony at the trial, and if the testimony of that witness is used by the court to support a guilty verdict, it must be presumed that his or her personal appearance and questioning are necessary (see Khodorkovskiy and Lebedev v. Russia, nos. 11082/06 and 13772/05, § 712, 25 July 2013, and Khodorkovskiy and Lebedev v. Russia (no. 2), nos. 51111/07 and 42757/05, § 484, 14 January 2020).”
2.4.2
In zijn arrest van 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een tot de zittingsrechter gericht verzoek tot het horen van getuigen door de verdediging moet worden gemotiveerd. Deze motiveringsplicht houdt in dat de verdediging ten aanzien van iedere door haar opgegeven getuige moet toelichten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak op grond van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te nemen beslissing. Aan dit motiveringsvereiste ligt ten grondslag dat de rechter in staat wordt gesteld de relevantie van het verzoek te beoordelen, mede in het licht van de onderzoeksbevindingen zoals deze zich op het moment van het verzoek in het dossier bevinden.
2.4.3
Naar aanleiding van de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin tegen Nederland heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 onder meer geoordeeld dat bij de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld als het gaat om een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al – in het vooronderzoek of anderszins – een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. Het gaat dan om een verklaring die door de rechter voor het bewijs van het tenlastegelegde feit zou kunnen worden gebruikt of al is gebruikt. In dat geval mag van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd (rechtsoverweging 2.9.2). Uit dit arrest volgt ook dat de rechter het verzoek om zo’n getuige op te roepen en te horen niettemin kan afwijzen, onder meer als hij tot het oordeel komt dat het (opnieuw) horen van de getuige voor de bewijsvoering van geen enkel belang zal zijn of geen toegevoegde waarde zal hebben. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de door de getuige afgelegde verklaring betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist of als die feiten en omstandigheden door andere resultaten van het strafrechtelijk onderzoek al buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan (rechtsoverweging 2.9.3).
2.5.1
In deze zaak heeft de verdediging verzocht om [betrokkene 1] als getuige op te roepen en te horen. Aan dat verzoek is ten grondslag gelegd dat de verdediging [betrokkene 1] wenst te bevragen (i) over de koppeling tussen [betrokkene 1] en “nummer 2” en de koppeling tussen de verdachte en “nummer 1”, (ii) of hij de betreffende avond in [plaats] is geweest en of hij de verdachte daar heeft gezien, en (iii) over de OVC-gesprekken waaraan [betrokkene 1] deelnam en die voor het bewijs zijn gebruikt.
2.5.2
De verklaring van [betrokkene 1] als getuige die door de rechtbank en door het hof (als bewijsmiddel 37) is gebruikt en hiervoor is weergegeven onder 2.2.2, houdt in dat de verdachte twee telefoons heeft, dat de verdachte een Belgisch nummer heeft en dat [betrokkene 1] van het andere nummer niet weet of het Nederlands of Belgisch is, dat [betrokkene 1] nooit heeft gezien dat de verdachte zijn telefoons uitleende en dat de verdachte ze altijd bij zich heeft. Uit de onderbouwing van het verzoek blijkt dat de verdediging [betrokkene 1] niet wenste te horen over deze afgelegde verklaring. Uit dat verzoek en uit wat zich vervolgens tijdens het onderzoek op de terechtzitting heeft afgespeeld, blijkt ook niet dat de verdediging die verklaring heeft betwist. Daarom doet zich hier in zoverre niet de situatie voor dat de verdachte zijn ondervragingsrecht wil uitoefenen ten aanzien van een voor het bewijs gebruikte of te gebruiken, hem belastende verklaring. Het hiertoe strekkende oordeel van het hof getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. (Vgl. HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1931 en HR 19 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:498.)
2.5.3
Het hof heeft verder vastgesteld dat [betrokkene 1] een van de deelnemers is aan met onder anderen de verdachte gevoerde OVC-gesprekken, waarvan een weergave is opgenomen in de door het hof gebruikte bewijsmiddelen. De betreffende uitlatingen van [betrokkene 1] kunnen niet worden aangemerkt als een buiten de aanwezigheid van de verdediging afgelegde getuigenverklaring in de hiervoor onder 2.4.3 bedoelde zin, waarvoor zou gelden dat geen nadere onderbouwing van het belang bij het oproepen en horen van de betreffende persoon mag worden verlangd (vgl. HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:177). Het hof heeft daarom, zonder miskenning van wat onder 2.4 is vooropgesteld, bij de beoordeling van het verzoek tot uitgangspunt genomen dat van de verdediging een nadere onderbouwing van het belang bij het oproepen en horen van deze persoon als getuige kon worden verlangd.
2.5.4
Het hof heeft geoordeeld dat de verdediging [betrokkene 1] wenst te horen omdat hij “mogelijk een ontlastende getuige is”, maar dat dit verzoek niet verder is onderbouwd en dat door het niet horen van [betrokkene 1] de verdediging redelijkerwijs niet in haar belangen wordt geschaad. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, mede gelet op de hiervoor onder 2.3.1 en 2.3.2 weergegeven toelichting van de verdediging op het verzoek, waaruit niet blijkt over welke aspecten van de OVC-gesprekken zij [betrokkene 1] wilde ondervragen en zij ook geen aanknopingspunten heeft gegeven waarom het ondervragen van [betrokkene 1] over de koppeling tussen de verdachte en “nummer 1” en de aanwezigheid van [betrokkene 1] in [plaats] kan leiden tot een andere, voor de verdachte niet-belastende waardering van de resultaten van het onderzoek. Daarbij neemt de Hoge Raad verder in aanmerking de niet onbegrijpelijke vaststelling van het hof dat het de verdachte zelf was die in een OVC-gesprek met [betrokkene 1] (weergegeven in bewijsmiddel 55), in een omgeving waarin hij zich veilig en onbespied waande, heeft gezegd: “voordat ik begon te schieten zijn hun weggegaan en [betrokkene 2] heeft me daar gelaten.”
2.6
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E. M . Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 oktober 2023.