Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Wat zijn de risico’s?
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
€ 3.549,00(tarief II, 3 punten)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van een hypothecaire geldlening na de beëindiging van de relatie tussen de hypotheekgevers, [appellant] en haar toenmalige partner. In 2007 sloten zij een hypothecaire geldlening van € 220.000 bij Rabobank voor de aankoop van een woning. Na de beëindiging van hun relatie in 2010 heeft [appellant] de woning verlaten. Door betalingsachterstanden en een daaropvolgende verkoop van de woning in 2019 is er een restschuld ontstaan van € 56.822,39. [appellant] betwist de aansprakelijkheid voor deze restschuld en heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen Rabobank, die zijn afgewezen. In hoger beroep heeft [appellant] grieven aangevoerd, onder andere met betrekking tot de zorgplicht van Rabobank en de vraag of zij aansprakelijk is voor de restschuld. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof oordeelt dat Rabobank rechtens geen waarschuwingsplicht had en dat de hoofdelijke verbondenheid van [appellant] met de lening meebracht dat zij aansprakelijk bleef voor de restschuld. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van [appellant].