ECLI:NL:GHAMS:2023:2926

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
23-001072-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met betrekking tot strafoplegging in cocaïne-invoersmokkelzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2022. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden voor het medeplegen van de opzettelijke invoer van bijna tien kilo cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is vernietigd. Het hof heeft de straf verlaagd naar 47 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De verdachte had een essentiële rol vervuld in de cocaïnesmokkel en de ingevoerde hoeveelheid was bestemd voor verdere verspreiding. Het hof heeft de op te leggen straf gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met drie maanden, maar heeft de ernst van het feit en de eerdere veroordeling van de verdachte voor drugsmisdrijven in overweging genomen. De beslissing van het hof houdt in dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het hof heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven zodra de duur van de hechtenis gelijk is aan de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001072-22
datum uitspraak: 21 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-261155-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1992,
thans gedetineerd in het [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Het hof merkt nog het volgende op.
In hoger beroep zijn door de raadsheer-commissaris drie getuigen gehoord. Noch de verklaringen van deze getuigen noch de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 november 2023 hebben het hof ten aanzien van het bewijs tot andere inzichten gebracht dan die van de rechtbank.
De door de raadsman in hoger beroep gevoerde bewijsverweren vinden hun weerlegging in de door de rechtbank gebezigde bewijsvoering.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, ook ten aanzien van de opgelegde straf.
De raadsman heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het hof verzocht aansluiting te zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten die een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden lijken voor te schrijven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de opzettelijke invoer van bijna tien kilo cocaïne, door een afhaler van de feitelijke drugskoerier op Schiphol te regelen en voorafgaand én tijdens de drugsinvoer intensief contact te onderhouden met de medeverdachten in zowel Nederland als Suriname. Daarmee heeft hij een essentiële rol vervuld in deze cocaïnesmokkel. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Voor de gezondheid van gebruikers is cocaïne een zeer schadelijke stof. Cocaïne wordt daarnaast zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van (ernstige) criminaliteit. De verdachte heeft zich van deze negatieve effecten niets aangetrokken en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door winstbejag.
Gelet op de ernst van het feit is naar het oordeel van het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen, en kan niet worden volstaan met een straf die geen (voortzetting van de) vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het hof ziet voor de bepaling van de lengte van de op te leggen gevangenisstraf onvoldoende aanknopingspunten om aansluiting te zoeken bij de categorie “organisatie”, zodat tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan door de rechtbank opgelegd zal worden gekomen
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 oktober 2023 is hij eerder voor het invoeren van drugs onherroepelijk veroordeeld.
Het hof stelt verder vast dat in deze zaak - waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt - de redelijke termijn van berechting (in beginsel zestien maanden per instantie) in hoger beroep is overschreden. Het hof wijst op 21 november 2023 arrest en stelt daarmee vast dat de behandeling in hoger beroep negentien maanden in beslag heeft genomen, terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden. Het hof is van oordeel dat de schending van de redelijke termijn met drie maanden moet leiden tot matiging van de op te leggen straf.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend en geboden, maar zal deze gelet op de overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
47 (zevenenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (tenuitvoerlegging van de) straf
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. M. Lolkema en mr. M.L.M. van der Voet,
in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2023.
=========================================================================
[…]