ECLI:NL:GHAMS:2023:2946
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- A.M. van Amsterdam
- P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten
- R.D. van Heffen
- Rechtspraak.nl
Wraking van de raadsheer-commissaris ongegrond verklaard na verzoek van de verdediging
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 4 december 2023 een wrakingsverzoek ongegrond verklaard. Het verzoek was ingediend door de raadsman van de verzoekster, die betrokken was bij een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verzoekster was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Tijdens een getuigenverhoor op 24 oktober 2023 heeft de raadsman van verzoekster de wraking van de raadsheer-commissaris, mr. H.A. van Eijk, aangevraagd. De raadsheer-commissaris weigerde de wraking en gaf aan dat hij geen aanleiding zag om te reageren op de bezwaren van de raadsman.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de aangevoerde gronden, die onder andere betrekking hadden op de schending van de rechten van de verzoekster en de schijn van vooringenomenheid van de raadsheer-commissaris. De raadsman stelde dat de raadsheer-commissaris de verdediging belemmerde in het stellen van vragen aan de getuige en dat hij een waardeoordeel gaf over de verklaringen van de getuige. De wrakingskamer oordeelde echter dat de raadsheer-commissaris zich correct had gedragen en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat de procedurele beslissingen van de raadsheer-commissaris niet onbegrijpelijk waren en dat er geen schijn van vooringenomenheid was. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd genomen door de drie rechters in aanwezigheid van de griffier, mr. S.W.H. Bootsma, en werd openbaar uitgesproken op 4 december 2023.