In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2019. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het vervoeren en voorhanden hebben van verdovende middelen, waaronder XTC-pillen, MDMA en cocaïne. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van verdovende middelen en heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De verdachte heeft verklaard niet te weten wat er in de tassen zat, maar het hof oordeelt dat zijn gedrag en de omstandigheden wijzen op een bewuste blootstelling aan de kans dat hij betrokken was bij het vervoer van verdovende middelen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft de straffen herzien en opgelegd: een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de straffen gematigd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij inmiddels een goed bestaan heeft opgebouwd.