ECLI:NL:GHAMS:2023:3778

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
23-001350-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf wegens mishandeling van de partner

Op 7 februari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam een arrest gewezen in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren wegens mishandeling van zijn levensgezel. De mishandeling bestond uit het slaan tegen het gezicht en de lip, het duwen tegen het lichaam en het gooien van een theelichthouder tegen het gezicht van het slachtoffer. De feiten vonden plaats in mei en juli 2018. Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, onder andere vanwege de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de relatie met het slachtoffer is beëindigd. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft daarbij ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven. Het hof heeft de verdachte onder toezicht van de reclassering gesteld als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf. Op 17 februari 2023 heeft het hof een herstelarrest gewezen om een fout in het dictum te corrigeren, waarbij het toezicht door de reclassering als bijzondere voorwaarde is opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001350-21
datum uitspraak: 7 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2019 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18, alsmede 10-811139-14 (TUL), 10-048112-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 10-094336-18:
hij op of omstreeks 13 mei 2018 te Rotterdam zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal
- in/tegen het gezicht te stompen/slaan en/of
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
- een theelichthouder, althans een ander voorwerp, tegen haar gezicht te gooien;
zaak met parketnummer 10-142024-18 (gevoegd):
hij op of omstreeks 15 juli 2018 te Rotterdam zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door op/tegen de lip, althans in/tegen het gezicht te stompen/slaan/duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken met parketnummers
10-094336-18 en 10-142024-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 10-094336-18:hij op 13 mei 2018 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door
- tegen het gezicht slaan en
- tegen het lichaam te duwen en
- een theelichthouder tegen haar gezicht te gooien;
zaak met parketnummer 10-142024-18 (gevoegd):
hij op of omstreeks 15 juli 2018 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door op de lip te slaan.
Hetgeen in de zaken met parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 10-094336-18 en in de zaak met parketnummer 10-142024-18 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 10-094336-18 en in de zaak met parketnummer 10-142024-18 bewezenverklaarde levert telkens op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken met parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg zaak in de zaken met parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van één maand en met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde in de zaken met parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18 zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en met een proeftijd voor de duur van twee jaren en een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft
daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in mei en juli 2018 schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer] door tegen haar gezicht en lip te slaan, tegen haar lichaam te duwen en een theelichthouder tegen haar gezicht te gooien. Aldus heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en een voor haar angstige situatie in het leven geroepen. Zij heeft door zijn toedoen ook letsel bekomen. Daar komt bij dat een van de incidenten gebeurde in het bijzijn van de minderjarige dochter van [slachtoffer].
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 januari 2023 is hij eerder onherroepelijk voor geweldsmisdrijven veroordeeld, hetgeen in het nadeel van de verdachte wordt meegewogen.
In beginsel acht het hof dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder de mantelzorg die hij heeft voor zijn ziekelijke vader, op het feit dat het hier om oudere feiten gaat, alsmede gelet het feit dat de relatie met [slachtoffer] is verbroken en zij langdurig in het buitenland verblijft, ziet het hof aanleiding om hiervan af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijk gevangenisstraf en onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarbij zal het hof als voorwaarde bepalen dat de verdachte onder toezicht van de reclassering komt te staan opdat zij de verdachte waar nodig kunnen ondersteunen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Daarnaast heeft het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof acht termen aanwezig om de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Het betreft hier voorwaardelijke gevangenisstraffen die meer dan zeven dan wel meer dan vijf jaar geleden zijn opgelegd en dus zien op nog oudere feiten. Daarnaast zijn de persoonlijke omstandigheden van de verdachte inmiddels gewijzigd, waarbij een grote rol speelt dat de relatie met zijn toenmalige partner is beëindigd en zij niet meer in Nederland verblijft.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-094336-18 en in de zaak met parketnummer 10-142024-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-094336-18 en in de zaak met parketnummer 10-142024-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Rotterdam van 16 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2015, parketnummer 10-811139-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Rotterdam van 16 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2017, parketnummer 10-048112-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. P. Greve en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2023.
parketnummer: 23-001350-21
Arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 februari 2023 tot herstel van het arrest gewezen op 7 februari 2023 op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2019 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18, alsmede 10-811139-14 (TUL), 10-048112-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].
Fout in dictum inzake de bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke gevangenisstraf
In het dictum is per abuis verzuimd het toezicht door de reclassering – zoals door de raadsman ook is verzocht – (in de vorm van een meldplicht) als bijzondere voorwaarde op te nemen bij de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf naast de wel opgenomen algemene voorwaarde hierover. Daarnaast is ten onrechte op twee plaatsen ‘gerechtshof Amsterdam’ opgenomen waar dit moest zijn ‘gerechtshof Den Haag’.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de mogelijke gevolgen van deze misslag voor de executie, zijn eerder gedane uitspraak hersteld dient te worden door verbetering van het dictum ten aanzien van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de naam van het gerechtshof. De verbeteringen zijn hieronder in een vet lettertype en cursief opgenomen.

Beslissing

Het hof:
herstelt de tekst arrest met betrekking tot de naam van gerechtshof als volgt:
Verkort arrest van het gerechtshof
Den Haaggewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2019 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 10-094336-18 en 10-142024-18, alsmede 10-811139-14 (TUL), 10-048112-17 (TUL) tegen (…).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof
Den Haag(…).
herstelt het dictum van het arrest als volgt:

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-094336-18 en in de zaak met parketnummer 10-142024-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-094336-18 en in de zaak met parketnummer 10-142024-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang als die instelling dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Rotterdam van 16 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 juni 2015, parketnummer 10-811139-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Rotterdam van 16 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2017, parketnummer 10-048112-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. P. Greve en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2023.
mrs. Mooy en De Munnik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.