ECLI:NL:GHAMS:2023:390

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
23-001922-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland inzake terbeschikkingstelling met voorwaarden en verblijfsvergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 mei 2019. De verdachte, geboren in 1996, was betrokken bij twee strafzaken en was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij niet strafbaar werd geacht. De rechtbank had de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, die door het hof werd bevestigd. Het hof overwoog dat de maatregel van TBS met voorwaarden noodzakelijk was om het recidivegevaar te beperken, ondanks de mogelijke gevolgen voor de verblijfsvergunning van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor een zorgmachtiging in plaats van TBS. Het hof oordeelde dat de huidige zorgconstructie en het toezicht essentieel zijn voor de verdachte, gezien zijn psychiatrische toestand en het risico op recidive. De deskundigen concludeerden dat de verdachte een ernstige stoornis had en dat de behandeling binnen het kader van TBS noodzakelijk was. Het hof bevestigde de eerdere beslissing en gaf de reclassering opdracht om de verdachte te ondersteunen bij de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001922-19
datum uitspraak: 16 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 mei 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
15-181704-18 (zaak A) en 15-181110-18 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2020, 8 november 2021 en 2 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof
  • het in het vonnis onder 6.3 opgenomen oordeel van de rechtbank ten aanzien van de maatregel aanvult met de hiernavolgende overwegingen;
  • de reclassering opdracht geeft de terbeschikkinggestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.

Aanvullende overwegingen ten aanzien van de op te leggen maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging aangezien de verdachte niet strafbaar is en heeft aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna te noemen: TBS) met voorwaarden opgelegd. De maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de maatregel van TBS met voorwaarden is gericht op het beperken van het recidivegevaar en de zorgmachtiging op het herstel van de patiënt. Als de patiënt is hersteld, wordt de zorgmachtiging beëindigd, ongeacht het recidivegevaar. Wanneer de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel van TBS eist, moet hiervan niet worden afgezien vanwege een mogelijke ongewenstverklaring van de verdachte. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat ongewenstverklaring en uitzetting van de verdachte automatisch zal volgen bij het opleggen van een TBS-maatregel. Daarnaast kan betrokkene bezwaar maken tegen een ongewenstverklaring.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht ambtshalve een zorgmachtiging af te geven in plaats van de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen. Er is geen sprake van een zodanige gevaarzetting dat enkel het opleggen van een TBS-maatregel volstaat. De deskundigen die in hoger beroep nader hebben gerapporteerd lijken niet deskundig te zijn op het gebied van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) en de praktijk daarvan. De Wvggz voorziet in de mogelijkheid een zorgmachtiging af te geven, ook bij dreiging van ernstig nadeel voor een ander. In dat geval kan iemand preventief op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna te noemen: FPA) met beveiligingsniveau vier worden opgenomen. In het kader van de Wvggz wacht men dus niet af totdat iemand decompenseert. Ook biedt de Wvggz de officier van justitie voldoende handvatten om te bij sturen als het verkeerd gaat. Op de locatie waar de verdachte op dit moment verblijft, bestaat geen verschil in het beveiligingsniveau en de behandeling die iemand krijgt in het kader van de maatregel van TBS met voorwaarden dan wel in het kader van de zorgmachtiging. De samenleving wordt bij een zorgmachtiging dus op dezelfde manier beveiligd. Het wegingskader met betrekking tot het naar huis sturen is bij een TBS-gestelde niet anders dan bij een zorgmachtiging. Een zorgmachtiging is daarom afdoende om het recidiverisico en de gevaarzetting te beperken. De verdachte werkt mee en in beginsel is verplichte zorg dan niet mogelijk, maar uit de praktijk blijkt, en zo heeft de Hoge Raad ook bevestigd, dat een zorgmachtiging tevens opgelegd kan worden vooruitlopend op de mogelijkheid dat iemand in de toekomst decompenseert.
Indien aan de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden wordt opgelegd, moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat zijn verblijfsrecht wordt ingetrokken. Het intrekken van de verblijfsvergunning is geen automatisme, maar de ervaring leert dat het een hamerstuk is. De raadsman kent geen gevallen waarin de verblijfsvergunning van een TBS-gestelde niet is ingetrokken. De verdachte zal moeten vertrekken uit [instelling 1] en zal worden overgeplaatst naar [instelling 2]. Hij kan dan wel enig verlof genieten maar resocialisatie kan niet plaatsvinden. In [instelling 2] zal men uitzoeken of de behandeling in het land van herkomst, te weten Irak, kan worden overgenomen, hetgeen niet zal slagen. Deze uitzichtloze situatie is niet wenselijk.
Oordeel van het hof
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank opgelegde maatregel van TBS met voorwaarden en overweegt daartoe als volgt.
De rapportages en aanvullingen daarop zoals opgesteld ten behoeve van de behandeling van de zaak in eerste aanleg zijn thans ouder dan één jaar. De verdediging heeft in hoger beroep niet ingestemd met het gebruik van die rapportages en aanvullingen. Daarop hebben de gedragsdeskundigen [psychiater] , psychiater, en [psycholoog] , psycholoog, op respectievelijk 10 april 2022 en 22 april 2022 hun eerdere rapportages geactualiseerd. Het hof neemt deze geactualiseerde rapportages als uitgangspunt.
Uit het aanvullende psychiatrisch onderzoek van [psychiater] van 10 april 2022 volgt dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie, een lichte cognitieve beperking en dat sprake is van een stoornis in het gebruik van cannabis, in vroege remissie. De schizofrenie en de stoornis in het gebruik van cannabis bestonden ook ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedden zijn gedragskeuzes en gedragingen. De psychiater adviseert het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte. Het is van belang dat de behandeling voor de schizofrenie wordt gecontinueerd. Een voortgezette medicatie-inname is hierbij naar verwachting van essentieel belang, net als het zich onthouden van middelen. Dit dient langdurig te worden gemonitord en geborgd. Verdere inbedding in de Nederlandse samenleving is voorts van belang omdat dit stress reducerend kan werken. De psychiater adviseert de behandeling te vervolgen binnen de maatregel van TBS met voorwaarden op een FPA van een GGZ-instelling, omdat een regelmatige risicotaxatie noodzakelijk zal zijn binnen het behandeltraject. Het kader van TBS met voorwaarden biedt de kliniek de mogelijkheid om bij oplopende risico’s op gevaar het beleid hierop anticiperend aan te passen. De zorgmachtiging biedt de mogelijkheid om het beleid aan te passen wanneer zich gevaar heeft voorgedaan. Binnen dit kader wordt niet standaard een risico-inventarisatie gemaakt. Tot slot stelt de psychiater dat het niet zeker is dat de verdachte een zorgmachtiging zou kunnen krijgen. Hij stemt immers in met het gevoerde beleid, hetgeen bij de toepassing van de Wvggz een probleem kan vormen voor het verkrijgen van een beschermend kader.
Uit het psychologisch onderzoek van [psycholoog] van 22 april 2022 volgt dat sprake is van schizofrenie en een stoornis in het cannabisgebruik. De verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. Mogelijk is sprake van een posttraumatische stressstoornis. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico is gekoppeld aan psychiatrische decompensatie en wordt als hoog ingeschat op het moment dat de verdachte zich aan de behandeling zou onttrekken. Ten tijde van het opstellen van de rapportage lukte het binnen de kliniek nog niet goed om de verdachte langdurig stabiel te krijgen. Dit heeft meerdere keren geleid tot incidenten, waarbij verdachte schade aan zich zelf en aan anderen toebracht. Om de kans op recidive te verkleinen is het van belang dat de verdachte psychiatrische behandeling blijft krijgen en dat hij zijn medicatie trouw blijft innemen. De psycholoog adviseert de behandeling klinisch voort te zetten en van daaruit stapsgewijs en goed gemonitord toe te werken aan resocialisatie. Behandeling binnen een zorgmachtiging acht de psycholoog niet wenselijk. Bij de zorgmachtiging ligt de focus op behandeling en herstel van de verdachte en niet op het voorkomen van recidive. Volgens de psycholoog kan dit in de praktijk inhouden dat de verdachte na een periode stabiel te zijn naar huis wordt gestuurd. De psycholoog ziet hierin een te groot risico voor de veiligheid van anderen, maar ook de veiligheid van de verdachte zelf. Bij ontregeling vinden escalaties vrij snel daarop plaats, hetgeen tot meerdere incidenten heeft geleid. Met een zorgmachtiging kan volgens de psycholoog het recidivegevaar onvoldoende worden afgewend. Hierbij kan onvoldoende snel worden ingegrepen als het minder goed gaat met de verdachte. Ingrijpen zal vermoedelijk pas plaatsvinden nadat de verdachte schade aan zichzelf of anderen heeft aangericht. Met de maatregel van TBS met voorwaarden is het mogelijk om langzaam toe te werken naar resocialisatie. Daarbij kan vanuit het recidiverisico worden gehandeld naar wat op dat moment nodig is om de veiligheid van anderen te kunnen waarborgen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het tiende voortgangsverslag van Fivoor van 31 januari 2023 met betrekking tot het verloop van de door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaarde maatregel van TBS met voorwaarden. Hieruit blijkt dat de verdachte vanaf 15 mei 2019 verblijft op de FPA [instelling 1]. De eerste periode ging goed. Kort voordat hij zou verhuizen naar een forensische woonvorm decompenseerde de verdachte. Hij vertoonde agressief en zelfdestructief gedrag en werd begin september 2020 in het kader van een time-out drie weken in FPK Inforsa geplaatst, waarna hij stabiliseerde. Eenmaal terug op de FPA ging het tweeënhalve maand redelijk, waarna hij opnieuw psychotisch decompenseerde. Medicatieverhoging zorgde na een maand voor stabilisatie. Eind mei 2021 decompenseerde de verdachte wederom. Binnen anderhalve maand waren er vijf incidentmeldingen vanuit de kliniek. Eind juli 2021 stabiliseerde hij. Nadien zijn er geen incidenten geweest en functioneert hij stabiel. Er is duidelijk een stijgende lijn zichtbaar. In november 2022 is de verdachte succesvol verhuisd van de FPA naar een forensisch woontrainingshuis op hetzelfde terrein. Vanaf december 2022 heeft hij toestemming voor een dubbele overnachting bij zijn ouders in het weekend. Hij heeft zich gehouden aan de voorwaarden en werkt goed mee aan behandeling. Het ziekte-inzicht van de verdachte blijft onvolledig, maar hij erkent dat hij nog behandeling en begeleiding nodig heeft. Met de huidige zorgconstructie acht de reclassering het risico op delictgedrag laag. Het is van belang de verdachte niet te overvragen en stapsgewijs de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid uit te bouwen om decompensatie te voorkomen. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de ouders, in het bijzonder ten aanzien van in het inrichten en structureren van de leefomgeving van de verdachte en bij het vroeg signaleren in geval van ontregeling. Wanneer de maatregel op dit moment zou worden beëindigd en de zorg zou wegvallen, wordt het risico aanzienlijk verondersteld.
Het hof neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de zijne. De verdachte heeft een zeer ernstig geweldsdelict gepleegd, te weten een poging tot doodslag. Op basis van de oordelen van de deskundigen schat het hof het recidiverisico in als hoog wanneer de verdachte zich aan de behandeling (in het bijzonder de inname van medicatie) zou onttrekken. Daar komt bij dat de verdachte op dit moment weliswaar inziet dat de behandeling goed voor hem is, maar dat zijn ziekte-inzicht beperkt is (met name met betrekking tot de chronische aard ervan) en dat daarmee het risico reëel is dat de verdachte zich op enig moment wederom aan zijn behandeling zal onttrekken dan wel zal stoppen met het innemen van zijn medicatie. Net als de deskundigen is het hof dan ook van oordeel dat een goed toezicht op de behandeling essentieel is, dat een regelmatige risicotaxatie noodzakelijk is en dat binnen de behandeling van de verdachte voor dit aspect nadrukkelijk aandacht dient te bestaan.
Het hof heeft aan de deskundigen de vraag voorgelegd of het kader van de zorgmachtiging hiertoe kan volstaan. De deskundigen komen beiden tot de conclusie dat het kader van TBS noodzakelijk is en zij hebben dat standpunt als volgt onderbouwd. Bij de uitvoering van de maatregel van TBS met voorwaarden wordt, zo blijkt uit hun toelichting, langzaam en stapsgewijs aan resocialisatie gewerkt, terwijl de kans op recidive bij iedere stap zal worden ingeschat. Bij een zorgmachtiging ligt de nadruk minder op het voorkomen van recidive en staat het herstel van de patiënt centraal. Hierdoor bestaat, zo schatten de deskundigen in, de mogelijkheid dat de verdachte na een stabiele periode naar huis wordt gestuurd, terwijl onvoldoende snel kan worden ingegrepen als het met de verdachte minder goed gaat. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is er voor het hof geen aanleiding om aan te nemen dat de rapporteurs niet de vereiste deskundigheid hebben om deze inschatting goed te maken. Daar komt nog bij dat na een periode met verschillende incidenten, het op dit moment met de huidige zorgconstructie goed gaat met de verdachte. Het hof acht het dan ook van belang dat de huidige zorg en het huidige toezicht wordt voortgezet, zodat de verdachte langdurig stabiel blijft. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat, gelet op de veiligheid van de verdachte zelf en van anderen, met een zorgmachtiging niet kan worden volstaan en dat de maatregel van TBS met voorwaarden zoals door de rechtbank opgelegd dient te volgen.
Over de mogelijke nadelige gevolgen van oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden voor de verblijfsvergunning van de verdachte, overweegt het hof als volgt. Het staat niet vast dat de verblijfsvergunning van de verdachte vrijwel automatisch wordt ingetrokken wanneer de oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden onherroepelijk is. Uit een e-mailwisseling tussen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna te noemen: IND) en de advocaat-generaal van 21 oktober 2021 volgt dat de verdachte sinds 5 oktober 2020 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd heeft. Oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden kan leiden tot het intrekken van zijn verblijfsvergunning. Of de IND hiertoe daadwerkelijk toe besluit, hangt af van een veelvoud aan factoren. Tijdens de intrekkingsprocedure beoordeelt de IND of de verdachte in Irak heeft te vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Ook hangt de daadwerkelijke intrekking van de verblijfsvergunning af van zijn persoonlijke situatie en de vraag of hij nog daadwerkelijk een actueel gevaar vormt voor de openbare orde. Welke elementen de doorslag geven in de belangenafweging is zeer casusafhankelijk, zo schrijft de IND.
Het hof heeft er vertrouwen in dat de IND bij de hiervoor genoemde afweging zorgvuldig de persoonlijke situatie van de verdachte (waaronder de omstandigheid dat het bewezenverklaarde niet aan de verdachte kan worden toegerekend en de wenselijkheid van de nabijheid van zijn familie voor de begeleiding van de verdachte) en – bij het ontbreken van reële mogelijkheden op terugkeer en/of behandeling in Irak – het belang van de Nederlandse samenleving bij een effectieve behandeling van de verdachte in een passende zorgomgeving in ogenschouw zal nemen. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt immers dat de voortzetting van zijn een dergelijke behandeling van cruciaal belang is om psychiatrische decompensatie en recidive te voorkomen, zodat de juiste behandeling van de verdachte tevens in het belang is voor de bescherming van de openbare orde.
Gelet op deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet op voorhand worden gesteld dat de verblijfsvergunning van de verdachte bij oplegging van de maatregel van TBS met voorwaarden zonder meer wordt ingetrokken. Reeds om die reden zal het hof hetgeen de verdediging hierover naar voren heeft gebracht niet bij zijn oordeel omtrent de toe te passen maatregel betrekken.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Geeft de reclassering opdracht de terbeschikkinggestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. L.I.M. van Bergen,
in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2023.
mrs. De Werd en Van Bergen zijn buiten staat dit arrest mede te onderteken.
=========================================================================
[…]