In deze zaak, die zich afspeelt in Amsterdam, heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter van 16 december 2020. De zaak betreft mishandeling die plaatsvond op 14 september 2014. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die gedeeltelijk is vernietigd. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 3.183,19 gevorderd, maar het hof heeft uiteindelijk een bedrag van € 1.308,19 toegewezen, bestaande uit € 308,19 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gevorderde schade. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting op 2 februari 2023, waarbij het hof de argumenten van de verdachte en zijn raadsman heeft gehoord. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaring van een getuige niet voldoende betrouwbaar was om de verdachte vrij te spreken. De benadeelde partij had zich in eerste aanleg gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, die gedeeltelijk was toegewezen. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op basis van de geleden materiële en immateriële schade, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de verwondingen en de impact op het leven van de benadeelde partij.