In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer 5,8 kg hennep op 8 oktober 2020 in Rotterdam. De politie had de verdachte en zijn medeverdachte aangetroffen in een auto na een melding van een verdachte situatie. Bij een fouillering van de mannen werd een bedrag van € 640,- en € 1.400,- in briefgeld aangetroffen, wat leidde tot een verdenking van witwassen. Na toestemming van de medeverdachte werd de auto doorzocht, waar een kartonnen doos met hennep werd aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de fouillering en doorzoeking onrechtmatig waren, maar het hof oordeelde dat er voldoende reden was voor de fouillering en dat de doorzoeking rechtmatig was. Het hof achtte de verdachte schuldig aan het tenlastegelegde en legde een gevangenisstraf van 15 weken op, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.