ECLI:NL:GHAMS:2023:483

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
200.320.627/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondercuratelestelling van de rechthebbende en afwijzing van de benoeming van de partner als curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondercuratelestelling van de rechthebbende, geboren in 1939, en de benoeming van zijn partner als curator. De rechthebbende had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter van 21 september 2022 aangevochten, waarin hij onder curatele was gesteld vanwege zijn geestelijke toestand. De rechthebbende verzocht de beschikking te vernietigen en zijn partner als curator te benoemen, terwijl de kinderen van de rechthebbende zich verzetten tegen deze verzoeken en de curatele als terecht beschouwden. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende lijdt aan Mild Cognitive Impairment en dat zijn geestelijke toestand zodanig is dat hij niet in staat is zijn belangen te behartigen. De rechthebbende heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de noodzaak van de curatele in twijfel trekken. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de rechthebbende om zijn partner als curator te benoemen afgewezen, onder verwijzing naar haar beperkte beheerscapaciteiten en de noodzaak van een professionele curator. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.320.627/01
Zaaknummer rechtbank: 9742109 EB VERZ 22-3305 CB 134319
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 februari 2023 inzake
[de rechthebbende] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. M.A. Stammes te Amsterdam,
en
[kind 1] ,
wonende te [plaats B] ,
en
[kind 2] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerders in hoger beroep,
verder te noemen: [kind 1] respectievelijk [kind 2] ,
advocaat: mr. C.S.M. Ruijgrok te Amsterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] en hierna gezamenlijk met [kind 1] en [kind 2] te noemen: de kinderen);
- de partner van de rechthebbende, [de partner] , geboren [in] 1975 te [plaats C] , Indonesië;
- [X] Advies B.V. t.h.o.d.n. [X] Bewind & Mentorschap (hierna te noemen: de curator).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 21 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 21 december 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 september 2022.
2.2
[kind 1] en [kind 2] hebben op 23 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
- een bericht van de zijde van de rechthebbende van 24 januari 2023 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak 200.312.746/01, op 25 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende en zijn partner, bijgestaan door zijn advocaat;
- [kind 1] en [kind 2] , bijgestaan door hun advocaat;
- [kind 3] ;
- [de curator] namens de curator.
Mr. Ruijgrok heeft pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1939 te [plaats D] , Nederlands-Indië. [de partner] is de partner van de rechthebbende (hierna ook te noemen: de partner van de rechthebbende).
3.2
Bij beschikking van 11 maart 2022 heeft de kantonrechter [kind 1] en [kind 3] benoemd tot provisioneel bewindvoerders over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende. Daarbij zijn aan de provisionele bewindvoerders alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens de wet heeft. De beslissing op het verzoek tot ondercuratelestelling is aangehouden. Tegen deze beschikking is de rechthebbende in hoger beroep gekomen (zaaknummer 200.312.746/01). De beschikking van de kantonrechter van 11 maart 2022 is door dit hof bij beschikking van 28 februari 2023 bekrachtigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de rechthebbende onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand en [X] Advies B.V. tot curator benoemd en bepaald dat de ondercuratelestelling in de Staatscourant zal worden bekendgemaakt.
4.2
De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de inleidende verzoeken alsnog af te wijzen, met veroordeling van de kinderen in de proceskosten in beide instanties. Subsidiair verzoekt de rechthebbende, in het geval het hof een curator noodzakelijk acht, zijn partner te benoemen tot curator.
4.3
De kinderen verzoeken de rechthebbende niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel de grieven ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Op grond van artikel 1:383 lid 1 BW benoemt de rechter bij het instellen van de curatele of zo spoedig mogelijk daarna een curator. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
De rechter volgt op grond van het tweede lid van dit artikel bij de benoeming van de curator de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Standpunten
5.3
De rechthebbende is het niet eens met de door de kantonrechter uitgesproken curatele. De rechthebbende is slechts gediagnosticeerd met Mild Cognitive Impairment en uit de bespreking op 29 april 2021van de onderzoeken blijkt dat de rechthebbende (meer dan) gezond is. De ondercuratelestelling van rechthebbende is dan ook onbegrijpelijk. De brief van de casemanager dementie die zelf geen onderzoek heeft gedaan en een verklaring van een neuroloog die rechthebbende alleen op zijn rijvaardigheid heeft getest zijn in het licht van het verslag van 29 april 2021 onvoldoende om te kunnen constateren dat de geestelijke toestand van de rechthebbende dusdanig slecht is dat curatele gerechtvaardigd is. De rechthebbende is daarnaast van mening dat de beschikking, gelet op de stellingen van de rechthebbende in het kader van de onderzoeken van 23 maart 2021, 31 maart 2021 en 20 april 2021, onvoldoende is gemotiveerd. Daar komt bij dat onterecht is overwogen dat het aanbod voor het laten uitvoeren van een second opinion te laat is gedaan. De rechthebbende werd pas ter zitting in eerste aanleg geconfronteerd met de verklaring van de neuroloog die hem had onderzocht in verband met zijn rijvaardigheid. Daarom is aangeboden een second opinion te laten opstellen. Het is daarom onbegrijpelijk dat de kantonrechter concludeert dat dit aanbod te laat is gedaan. Het had op de weg van de kantonrechter gelegen om alsnog gelegenheid te geven een second opinion te laten uitvoeren. Ter zitting in hoger beroep heeft de rechthebbende aangegeven dat het huis dat de kinderen voor hem hebben aangekocht niet naar zijn wens is. Hij wil graag een huis met een tuin. De rechthebbende is het niet eens met de uitslag van de nadere onderzoeken die recent op zijn verzoek zijn uitgevoerd. Een onderzoek levert spanning op, waardoor hij minder goed presteerde. Als een curatele al noodzakelijk is, moet zijn partner als curator worden benoemd, aldus de rechthebbende.
5.4
De kinderen stellen zich op het standpunt dat de curatele terecht is uitgesproken. Uit het verslag van 29 april 2021 van de eerdere onderzoeken blijkt juist, in tegenstelling tot wat de rechthebbende beweert, dat de cognitieve vaardigheden van de rechthebbende niet goed zijn. De kantonrechter heeft bij de motivering de brief van de casemanager dementie en het rapport van neuroloog dr. Gilhuis betrokken. Deze laatste was betrokken in verband met de beoordeling van de rijvaardigheid van rechthebbende. Dr. Gilhuis heeft vastgesteld:
“forse stoornissen hogere corticale functiestoornissen, mn door bradyfrenie, gebrek aan ziekte inzicht inprenting en ruimte inzicht. bij dementie eci
Parese re been eci
CDR 1.
Niet rijgeschikt.”
Op 23 augustus 2022 heeft de rechthebbende een rijtest gedaan bij het CBR. Deze rijtest bevestigt het oordeel van dr. Gilhuis dat de rechthebbende niet rijgeschikt is. Ook in hoger beroep heeft de rechthebbende geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij nog wel in staat zou zijn om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. De rechthebbende had na de zitting bij de rechtbank afspraken staan voor een second opinion maar deze afspraken zijn weer afgezegd door de rechthebbende en zijn partner. Op 2 september 2022 is de rechthebbende onderzocht door specialist ouderengeneeskunde J. Klijnman. Dit rapport is door de rechthebbende niet overgelegd en de kinderen zijn niet bekend met de uitslag hiervan. In de afgelopen periode is de rechthebbende een aantal keer opgenomen geweest in het ziekenhuis; dit hebben de kinderen via anderen moeten vernemen en niet van de partner van de rechthebbende. De kinderen vinden het geen goed idee als de partner van de rechthebbende als curator wordt benoemd, maar waarderen wel wat zij voor de rechthebbende doet.
5.5
De partner van de rechthebbende heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat de relatie van de rechthebbende en zijn kinderen niet goed is. Zij heeft geprobeerd deze relatie te verbeteren. De rechthebbende is opgenomen geweest omdat hij een blaasontsteking had. Zij heeft de kinderen toen niet gebeld omdat zij, wegens de hoge bloeddruk van de rechthebbende, bang is dat hij boos wordt en dan een beroerte krijgt. De partner van de rechthebbende geeft aan dat zij ervaring heeft met het beheer van financiën. Zij is financieel opgeleid en heeft een belastingopleiding gedaan in Indonesië. De inburgergingscursus heeft zij niet gehaald omdat zij geen tijd heeft. In februari of maart 2023 hoort zij of haar verblijfsvergunning wordt verlengd en voor hoe lang.
5.6
De curator heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat de focus bij aanvang van de curatele lag op de zorg voor de rechthebbende. De curator heeft een verzoek bij de kantonrechter ingediend voor een maandelijkse toelage voor de partner van de rechthebbende maar hier is de kantonrechter niet mee akkoord gegaan. De rechthebbende heeft er moeite mee dat dergelijke machtigingsverzoeken worden afgewezen. Met betrekking tot het verzoek van de rechthebbende om zijn partner als curator te benoemen, heeft de curator aangegeven dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat de partner van de rechthebbende hiertoe in staat is, gelet op wat de werkzaamheden op dit moment omvatten en nog gaan omvatten. Tijdens de ziekenhuisopnames van de rechthebbende heeft de partner van de rechthebbende ondersteuning van de curator nodig gehad, mede omdat zij de Nederlandse taal niet voldoende spreekt. De curator is daarnaast bezig geweest met het in kaart brengen van het vermogen van de rechthebbende. De woningen van de rechthebbende zijn met een aanzienlijke overwaarde verkocht en dit geld staat op een aparte spaarrekening. De rechthebbende is op 5 januari 2023 nog onderzocht door dokter Trompetter (geriater), aldus de curator.
Beoordeling
5.7
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat, ten tijde van de bestreden beschikking van de kantonrechter, een rapport van het VUmc voorhanden was en de brief van de casemanager dementie van de rechthebbende. Uit het rapport van het VUmc van 29 april 2021 blijkt dat de rechthebbende is gediagnosticeerd met Mild Cognitive Impairment (MCI). In dit verslag is opgenomen dat bij de helft van de patiënten sprake is van verdere achteruitgang en dat bij de andere helft de klachten stabiel blijven. Hierna is [Y] als casemanager dementie bij de rechthebbende betrokken geraakt. [Y] heeft op 3 februari 2022 aangegeven dat de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de rechthebbende achteruit is gegaan. Op 11 juni 2022 is de rechthebbende onderzocht door dokter Gilhuis (neuroloog) die geconcludeerd heeft dat bij de rechthebbende sprake is van beginnende dementie, CDR 1. Het hof is van oordeel dat, hoewel geen uitgebreid onderzoek voorhanden was, de informatie van medische aard aangaande de lichamelijke en geestelijke toestand die wel voorhanden was, voldoende was om een beslissing te kunnen nemen. De gerechtvaardigdheid van de beslissing van de kantonrechter wordt bovendien onderstreept door alles wat zich na de beslissing van de kantonrechter heeft afgespeeld, en waaruit de noodzaak voor bescherming in de vorm van een maatregel tot ondercuratelestelling is gebleken. De rechthebbende is onderzocht door specialist ouderengeneeskunde de heer Klijnman. Om hem moverende redenen heeft de rechthebbende deze rapportage niet overgelegd. De rapportage van 23 augustus 2022 van de rijtest bij het CBR is wel overgelegd. Uit deze rapportage blijkt dat de rechthebbende ongeschikt is om te rijden en dat de instructeur herhaaldelijk heeft moeten ingrijpen om een ongeluk te voorkomen. De rechthebbende is in november en december 2022 opgenomen geweest in het ziekenhuis, waar de curator het contact met de artsen onderhield. De rechthebbende heeft, in januari 2023, nog een onderzoek laten uitvoeren, in het kader van een door hem gewenste second opinion. De rapportage hiervan is door de rechthebbende niet overgelegd maar ter zitting in hoger beroep heeft de rechthebbende aangegeven het niet eens te zijn met de uitslag hiervan. Voorafgaand aan het verzoek van de kinderen had de rechthebbende hen in januari 2021 al om hulp gevraagd omdat hij zich kwetsbaar voelde. De hulpbehoevendheid van de rechthebbende is sinds dat verzoek enkel toegenomen. Bovengenoemde omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat de rechthebbende als gevolg van zijn geestelijke toestand, zowel ten tijde van de bestreden beschikking als op dit moment, niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen.
5.8
Het hof is van oordeel dat, onder de gegeven omstandigheden, de maatregel van curatele passend is. De rechthebbende is recent twee keer opgenomen in het ziekenhuis waarbij de curator allerhande beslissingen heeft moeten nemen in het kader van de zorg voor de rechthebbende. Daarnaast spelen er aanzienlijke financiële belangen waarbij de curator de nodige stappen heeft aangekondigd in het kader van het beheer van het vermogen van de rechthebbende. De rechthebbende lijkt – mogelijk onder invloed van zijn partner – zijn mening met betrekking tot zijn verblijfplaats te veranderen. De rechthebbende heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven dat hij graag wil verhuizen terwijl hij, na een jarenlange zoektocht, eerder blij was met de woning die de kinderen als provisioneel bewindvoerders voor hem en zijn partner hebben aangekocht. De kantonrechter heeft de rechthebbende daarom terecht onder curatele gesteld.
5.9
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de rechthebbende om zijn partner tot curator te benoemen, is het hof van oordeel dat dit verzoek moet worden afgewezen. De partner van de rechthebbende spreekt onvoldoende Nederlands, wat bij het uitvoeren van een curatele van groot belang is. Daarnaast bestaat onduidelijkheid over haar verblijfsvergunning en liggen onvoldoende gegevens voor waaruit blijkt dat zij is opgeleid om het beheer over een dergelijk groot vermogen zoals dat van de rechthebbende te voeren. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de partner van de rechthebbende de curator heeft ingeschakeld om het contact met de artsen te onderhouden ten tijde van de ziekenhuisopnames van de rechthebbende. De curator heeft daarnaast aangegeven dat zij de partner van de rechthebbende niet in staat acht de curatele op een behoorlijke wijze uit te voeren, gelet op wat de curator reeds gedaan heeft en wat, zeker met betrekking tot het vermogen van de rechthebbende, nog in het verschiet ligt en het hof sluit zich daarbij aan. Dat de partner van de rechthebbende hem in het dagelijks leven ondersteunt, maakt haar rol in het leven van rechthebbende van zeer grote waarde, maar dat maakt niet dat zij een geschikte curator is. Het hof acht een professionele curator, zoals [X] Advies, daarnaast beter toegerust, en gelet op de uiteenlopende belangen tussen de betrokkenen gerechtvaardigd. Dit betekent dat het hof van oordeel is dat gegronde redenen zich verzetten tegen het volgen van de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende voor de benoeming van zijn partner tot curator.
5.1
De rechthebbende heeft verzocht de kinderen te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties. Het hof zal, gelet op de aard van de procedure, de proceskosten compenseren.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
compenseert de proceskosten in beide instanties in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. H.A. van den Berg en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 28 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.