ECLI:NL:GHAMS:2023:506

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-002087-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van opgelegde straf in hoger beroep betreffende vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Rotterdam bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, in dit geval een omgebouwd alarmpistool. De advocaat-generaal had een hogere straf van 6 maanden geëist, maar het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die na de veroordeling in eerste aanleg positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Het hof heeft besloten om de gevangenisstraf te bepalen op 48 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast een taakstraf van 150 uren op te leggen. Het hof heeft de straffen gegrond op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002087-22
datum uitspraak: 1 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-741025-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteplaats02] ) op [geboortedatum01] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De verdediging heeft verzocht de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de 48 dagen die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke straf. De verdachte is na het voorarrest verdergegaan met zijn leven en heeft al enige tijd geen contacten meer gehad met justitie. Tot slot dient in strafmatigende zin rekening te worden gehouden met het tijdsverloop sinds de pleegdatum.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, om precies te zijn een omgebouwd alarmpistool. Een vuurwapen vormt in handen van een niet bevoegd persoon een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen het bezit daarvan dient daarom krachtig te worden opgetreden. Het groot aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen de noodzaak hiervan. Gelet op het voorgaande kan het bezit van een vuurwapen in beginsel niet anders worden afgedaan dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de straffen die door rechters voor het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin een gevangenisstraf van 4 maanden wordt genoemd, is de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van
3 maanden dan ook alleszins passend.
Het hof houdt evenwel in het voordeel van de verdachte rekening met diens persoonlijke omstandigheden die zich na de veroordeling in eerste aanleg (verder) positief hebben ontwikkeld. De verdachte woont bij zijn vriendin, heeft een vaste baan en betaalt zijn schulden af. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 januari 2023 is de verdachte na de pleegdatum van het onderhavig feit niet meer voor enig strafbaar feit veroordeeld, terwijl hij daarvóór meermalen voor strafbare feiten is veroordeeld. Hiermee is het hof gebleken van een (voorzichtige) kentering in het leven van de verdachte. Het hof acht het onwenselijk dat deze positieve ontwikkeling door een detentie wordt doorkruist. Het hof zal de verdachte daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zodat hij niet opnieuw gedetineerd raakt, met daarnaast een taakstraf van aanzienlijke duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden.
Anders dan de raadsman acht het hof de redelijke termijn in deze strafzaak niet overschreden, zodat het tijdsverloop geen gevolg hoeft te hebben voor de duur van de op te leggen straffen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. H.A.G. Nijman en mr. N. van der Wijngaart, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 maart 2023.