Uitspraak
23 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
1.zij op of omstreeks 10 april 2021 te Volendam, gemeente Edam-Volendam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde01] en/of [benadeelde02] , in hun woning aan de [adres02] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- zich met shirt en/of doek gedrenkt in terpentine/wasbenzine en/of met een hoeveelheid terpentine/wasbenzine, althans een brandversnellend middel en/of vluchtige (vloei)stof, naar voornoemde woning heeft begeven en/of
- de brievenbus van de voordeur van voornoemde woning heeft geopend en/of
- het shirt/doek (gedrenkt) met terpentine/wasbenzine, althans de terpentine/wasbenzine, althans een brandversnellend middel en/of vluchtige (vloei)stof, door die brievenbus heeft gedaan en/of gespoten en/of gegoten en/of
- (een)brandende lucifer(s), althans een brandend voorwerp, althans vuur, door voornoemde brievenbus heeft gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemd(e) middel en/of (vloei)stof heeft aangestoken, althans (open) vuur in aanraking heeft gebracht met voornoemd(e) middel en/of (vloei)stof,
2.zij op of omstreeks 10 april 2021 te Volendam, gemeente Edam-Volendam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres02] door (een) brandende lucifer(s), althans open vuur in aanraking te brengen met (een shirt/doek (gedrenkt) in) wasbenzine/terpentine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan voornoemde woning en/of de inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde01] en/of [benadeelde02] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen of een ander te duchten was.
“Toen ik op de overloop kwam zag ik de vlammen de trap opkomen. Het was één vuurzee.”Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans op de dood van haar buren aanvaard. De bewuste aanvaarding leidt het hof af uit de hierna omschreven uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte en uit wat zij kort na de brandstichting tegen de getuige [getuige01] en de politie heeft gezegd.
“Ja ik ben er helemaal klaar mee (…) ik steek het in de fik”. Tegenover de politie deed de verdachte, kort voor en na haar aanhouding op 10 april 2021 uitlatingen als:
“Ik dacht als ik ga, gaan hun ook”en
“(…) hij heeft er om gevraagd, hij met zijn kraan”.
1.zij op 10 april 2021 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde01] en [benadeelde02] in hun woning aan de [adres02] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- zich met een shirt/doek gedrenkt in terpentine/wasbenzine en met een hoeveelheid wasbenzine naar voornoemde woning heeft begeven en
- de brievenbus van de voordeur van voornoemde woning heeft geopend en
- het shirt/doek door die brievenbus heeft gedaan en de wasbenzine door die brievenbus heeft gespoten en
- (een) brandende lucifer(s) door voornoemde brievenbus heeft gedaan en aldus op voornoemde wijze voornoemd middel en voornoemde vloeistof heeft aangestoken,
2.zij op 10 april 2021 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres02] door (een) brandende lucifer(s) in aanraking te brengen met een shirt/doek gedrenkt in wasbenzine/terpentine, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die woning en de inboedel van die woning en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde01] en [benadeelde02] te duchten was.
(82 jaar), dat uit de deskundigenrapportages het advies volgt om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en dat ook de reclassering adviseert om de verdachte niet opnieuw te detineren. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf, met al dan niet nog een taakstraf, is passend.
- € 266,30 aan eigen risico zorgverzekering;
- € 645,55 aan zogenoemde verplaatste schade.
- € 228,94 aan eigen risico zorgverzekering;
- € 50,00 aan kosten informatieverstrekking fysiotherapeut.
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
15 (vijftien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de verdachte voor de duur van
5 (vijf) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [benadeelde01] , geboren op [geboortedatum02] 1940 te [geboorteplaats02] ;
- [benadeelde02] , geboren op [geboortedatum03] 1943 te [geboorteplaats03] .
dadelijk uitvoerbaaris.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 4.411,85 (vierduizend vierhonderdelf euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 911,85 (negenhonderdelf euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde02] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
54 (vierenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
10 april 2021.
€ 3.778,94 (drieduizend zevenhonderdachtenzeventig euro en vierennegentig cent) bestaande uit € 278,94 (tweehonderdachtenzeventig euro en vierennegentig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde01] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.778,94 (drieduizend zevenhonderdachtenzeventig euro en vierennegentig cent) bestaande uit € 278,94 (tweehonderdachtenzeventig euro en vierennegentig cent) materiële schade en € 3.500,00 (drieduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
47 (zevenenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
10 april 2021.
9 maart 2023.