ECLI:NL:GHAMS:2023:740

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
23-000034-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake computervredebreuk en oplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2020. De verdachte is beschuldigd van computervredebreuk en oplichting. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het inloggen op accounts met behulp van gestolen gebruikersnamen en wachtwoorden, waardoor hij het bedrijf [bedrijf 1] B.V. voor een aanzienlijk bedrag heeft opgelicht. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk en het wederrechtelijk verkrijgen van cadeaubonnen door zich voor te doen als de rechtmatige gebruiker van de accounts. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 18 december 2018 tot en met 31 januari 2019 veelvuldig deze strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straffen herzien en een taakstraf van 120 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Het hof heeft ook de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet door een bevoegde vertegenwoordiger was ingediend.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000034-21
datum uitspraak: 23 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 15-301885-19, 15-105130-18 (TUL) en 15-750021-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
inschrijfadres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman - naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op in of omstreeks de periode van 18 december 2018 tot en met 31 januari 2019 te Monnickendam, gemeente Waterland, en/of Schoorl, althans in Nederland, veelvuldig (tenminste ongeveer 1662 keer), althans een of meermalen, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten gebruikersaccounts en/of de gebruikersomgeving(en) en/of onderdelen van/op de (enquête)website(s) [website 1] en/of [website 2] , en/of (onderdelen van) een webserver en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan en/of beheerd door [slachtoffer] en/of [bedrijf 1] B.V., althans (telkens) toebehorende aan (een) ander(en) dan verdachte, (telkens) is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging,
b. door een technische ingreep,
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft verdachte (telkens) (al dan niet met gebruik van [systemen] ) (geautomatiseerd) combinaties van (niet aan verdachte toebehorende) gebruikersnamen en/of wachtwoorden aangeleverd/ingevoerd, (en zo) op andermans naam ingelogd en/of toegang verkregen tot voornoemde accounts en/of omgeving en/of (delen van een) website en/of Webserver en/of netwerk en/of computer(systeem), waartoe hij verdachte niet gerechtigd was.
2.
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanop of omstreeks 18 december 2018 tot en met 31 januari 2019 te Monnickendam, gemeente Waterland, en/of in Schoorl althans in Nederland veelvuldig (ongeveer 1662 keer), althans een of meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] B.V. en/of [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (het uitvaardigen of ter beschikking stellen van) cadeaubonnen en/of waardekaarten, door (telkens) met (wederrechtelijk verkregen) wachtwoorden en/of niet op zijn naam staande gebruikersgegevens in te loggen in/op andermans gebruikersaccounts en zichzelf (zo) voor te doen als (de) rechtmatige gebruiker(s) van die accounts en/of de bonafide gerechtigde op die cadeaubonnen en/of waardekaarten, om vervolgens de (digitale) adresgegevens (waar deze bonnen/kaarten naar toe moesten worden gestuurd) in voor verdachte toegankelijke adressen te wijzigen (en door (de website) die bonnen/kaarten (aan zich) uit te laten betalen / te laten verstrekken), waarna/ waardoor/waarbij [bedrijf 1] B.V. door verdachte is bewogen tot afgifte van deze cadeaubonnen en/of waardekaarten;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 december 2018 tot en met 31
januari 2019 te Monnickendam, gemeente Waterland, en/of Schoorl, althans in Nederland,
een of meer voorwerp(en), te weten vele (ongeveer 1662) waardebonnen en/of cadeaukaarten
en/of (grote) geldbedragen (te weten: de tegenwaarde van die bonnen/kaarten (geschat op ruim
EUR 10.000,00)), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van dit/deze voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, en/of van dit/deze voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
althans heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) was en/of wie
dit/deze voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 december 2018 tot en met 31 januari 2019 in Nederland veelvuldig opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten gebruikersaccounts en/of de gebruikersomgeving(en) en/of onderdelen van/op de (enquête)websites [website 1] of [website 2] , en/of (onderdelen van) een webserver en/of een netwerk en/of een computersysteem, toebehorende aan en/of beheerd door [bedrijf 1] B.V., telkens is binnengedrongen
door het doorbreken van een beveiliging, met behulp van valse signalen of een valse sleutel en
door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft verdachte telkens (al dan niet met gebruik van [systemen] ) geautomatiseerd combinaties van niet aan verdachte toebehorende gebruikersnamen en/of wachtwoorden aangeleverd/ingevoerd, en zo op andermans naam ingelogd en/of toegang verkregen tot voornoemde accounts en/of omgeving en/of (delen van een) website en/of webserver en/of netwerk en/of computersysteem, waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
2.primair
hij in de periode van 18 december 2018 tot en met 31 januari 2019 in Nederland, veelvuldig met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [bedrijf 1] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten het uitvaardigen of ter beschikking stellen van cadeaubonnen, door telkens met wachtwoorden en/of niet op zijn naam staande gebruikersgegevens in te loggen in/op andermans gebruikersaccounts en zichzelf zo voor te doen als de rechtmatige gebruiker van die accounts en de bonafide gerechtigde op die cadeaubonnen, om vervolgens de digitale adresgegevens waar deze bonnen/kaarten naar toe moesten worden gestuurd in voor verdachte toegankelijke adressen te wijzigen en door die bonnen uit te laten betalen, waarbij [bedrijf 1] B.V. door verdachte is bewogen tot afgifte van deze cadeaubonnen.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en andere voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de positieve wending die de verdachte aan zijn leven heeft gegeven wordt doorkruist op het moment dat hij opnieuw gedetineerd raakt. De raadsman heeft in dat verband verzocht de verdachte, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal, een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalve maand schuldig gemaakt aan computervredebreuk door veelvuldig met behulp van door hem buitgemaakte en niet aan hem toebehorende gebruikersnamen en wachtwoorden in te loggen op gebruikersaccounts op het computersysteem van een bedrijf. Deze accounts behoorden toe aan panelleden, die online enquêtes invulden en daarmee punten verdienden die konden worden omgezet in (digitale) cadeaubonnen. De verdachte heeft zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van die accounts en als de gerechtigde op de cadeaubonnen en heeft die bonnen laten versturen naar door hem opgegeven e-mailadressen. Op deze manier heeft de verdachte niet alleen ingebroken op het computersysteem van het bedrijf, maar het bedrijf ook voor een aanzienlijk bedrag opgelicht. Het gedupeerde bedrijf heeft hierdoor niet alleen financiële schade geleden, maar ook hinder en overlast ondervonden. Daarnaast is door de handelwijze van de verdachte het vertrouwen in het internetverkeer, waaronder veilig online betalingsverkeer, geschaad. De verdachte heeft zich van de gevolgen van zijn gedragingen kennelijk niets aangetrokken en enkel oog gehad voor eigen financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 februari 2023 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
De ernst en het aantal van de bewezen geachte feiten en de recidive van de verdachte rechtvaardigen, mede in het licht van de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken, zonder meer de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf. Toch zal het hof hiervan in het voordeel van de verdachte afwijken, om reden van het volgende.
Uit het reclasseringsrapport van Fivoor van 20 februari 2023 blijkt dat de verdachte de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij beschikt over zelfstandige huisvesting, is bezig met (het opstarten van) een eigen bedrijf en heeft stabiele relaties met zowel zijn sociale netwerk als zijn familie. De verdachte ontvangt daarnaast in een vrijwillig kader hulpverlening van de Hoofdtrainer en een psycholoog en is zich (beter) bewust van zijn valkuilen. Waar hij zich in het verleden maar beperkt kon inleven in de gedupeerden, realiseert hij zich nu wat hij met zijn handelen aan schade en ongemak heeft veroorzaakt en neemt hij daarvoor zijn verantwoordelijkheid.
Een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt zou de positieve ontwikkelingen die hij de afgelopen tijd heeft doorgemaakt teniet kunnen doen, hetgeen, mede gelet op het belang van de maatschappij bij het voorkomen van recidive, niet wenselijk is. Om die reden zal het hof overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de na te noemen maatstaf, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

In beslag genomen goederen

Gebleken is dat er gedurende het opsporingsonderzoek goederen onder de verdachte in beslag zijn genomen die nog niet zijn teruggegeven, te weten:
1. een gegevensdrager, merk Western Digital (goednummer 1041424);
2. een harddisk (goednummer 1041494);
3. een harddisk, merk Seagate (goednummer 1041495);
4. een harddisk [website 3] (goednummer 1041501);
5. randapparatuur (goednummer 1087697);
6. randapparatuur (goednummer 1087708);
7. randapparatuur (goednummer 1087709);
8. randapparatuur (goednummer 1087712).
De rechtbank heeft de goederen verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ten aanzien van het beslag dezelfde beslissingen worden genomen als in eerste aanleg.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
Het hof overweegt als volgt.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is -gezien de bekennende verklaring van de verdachte- begaan en voorbereid met behulp van de hierboven genoemde in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.620,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich gevoegd in het hoger beroep, zodat de vordering opnieuw aan de orde is.
De advocaat generaal heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, aangezien niet is gebleken dat de vordering door een daartoe bevoegd persoon is ingediend. De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd tot een bedrag van € 4.000,00, zijnde het bedrag dat de verdachte zich heeft toegeëigend.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gezien het gebrek in de machtiging en subsidiair nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
De vordering van een benadeelde partij die een rechtspersoon is, zal door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger moeten worden ingesteld. De vertegenwoordiging kan volgen uit de wet (Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek), de statuten van de rechtspersoon en/of uit een volmacht..
Het hof stelt vast dat de rechtspersoon [bedrijf 1] B.V. zich als benadeelde partij in het geding heeft gevoegd. De vordering tot schadevergoeding, die niet is gedateerd, is namens haar ingediend door [slachtoffer] . Het hof overweegt in de eerste plaats dat bij de vordering geen stukken zijn gevoegd waaruit blijkt dat [slachtoffer] de vertegenwoordiger is van [bedrijf 1] B.V., zijnde het slachtoffer van hetgeen onder 1 en 2 primair bewezen is verklaard en evenmin dat [slachtoffer] gemachtigd is tot het indienen van de vordering. Ook uit het procesdossier kan dit niet worden opgemaakt. Hoewel de aangifte namens [bedrijf 1] B.V. is gedaan door [slachtoffer] en hij daarbij heeft verklaard dat hij directeur/eigenaar/bestuurder is van [bedrijf 1] B.V., volgt dat niet (langer) uit het ter zitting in hoger beroep door de raadsman van de verdachte overgelegde uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Daaruit blijkt immers dat [bedrijf 2] B.V. sinds 11 juli 2019 enig aandeelhouder en bestuurder is van [bedrijf 1] B.V.
Het hof kan dan ook niet vaststellen dat de vordering tot schadevergoeding is ingediend door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van de benadeelde partij. In beginsel dient de benadeelde partij de gelegenheid te worden geboden tot herstel van dit gebrek. Het hof is echter van oordeel dat het bieden van een herstelmogelijkheid in dit geval een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het belang van de verdachte bij een voortvarende afdoening van de strafzaak weegt hier – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – zwaarder dan het belang van de professionele benadeelde partij in kwestie bij schadeverhaal via de strafzaak. Daarbij komt de advocaat-generaal tevergeefs meerdere pogingen heeft ondernomen om met de benadeelde partij in contact te komen.
Het hof zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op voorgaand oordeel van het hof ziet het hof geen reden de schadevergoedingsmaatregel op te leggen zoals gevorderd door de advocaat-generaal.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63, 138ab en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-105130-18

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de jeugddetentie een taakstraf moet worden gelast, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat een taakstraf voor de duur van 60 uren wordt gelast.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf voor de duur van 48 uren gelasten, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 14 dagen vervangende hechtenis.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15-750021-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2017 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 300 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de jeugddetentie een taakstraf moet worden gelast, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat een taakstraf voor de duur van 60 uren wordt gelast.
Gelet op de ouderdom van het feit waarvoor de veroordeling is gevolgd en gezien de positieve ontwikkeling die de verdachte de afgelopen periode heeft doorgemaakt, acht het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een gegevensdrager, merk Western Digital (goednummer 1041424);
- een harddisk (goednummer 1041494);
- een harddisk, merk Seagate (goednummer 1041495);
- een harddisk [website 3] (goednummer 1041501);
- randapparatuur (goednummer 1087697);
- randapparatuur (goednummer 1087708);
- randapparatuur (goednummer 1087709);
- randapparatuur (goednummer 1087712).
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2019 met parketnummer 15-105130-18, te weten een jeugddetentie voor de duur van twee weken, een
taakstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Holland van 4 november 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2017, parketnummer 15-750021-17, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 300 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. A.M. Kengen en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 maart 2023.
=========================================================================
[…]