2.6Onderzoekswensen
Het hof komt niet toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken tot onderzoek van de verdediging, nu deze zien op in de kasopstelling opgenomen posten die geen onderdeel uitmaken van de bewezenverklaring.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2, tweede cumulatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 4 april 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en haar mededader geldbedragen tot een totaal van € 279.805,-, en een deel van de woning aan de [adres02] en een deel van de percelen aan de [adres03] verworven en/of voorhanden gehad en/of gebruik gemaakt van voornoemde geldbedragen, terwijl hij en zijn mededader telkens wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
2, tweede cumulatief.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 16 december 2005 in Nederland tezamen en in vereniging met een persoon opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e)
- werkgeversverklaring van [bedrijf01] B.V. ter zake van een dienstverband met [verdachte01] en
- arbeidsovereenkomsten op naam van [verdachte01] met [bedrijf02]
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat voornoemde stukken aan [hypotheekbank01] en aan [hypotheekbank02] N.V. en/of [hypotheekbank03] zijn overgelegd ter verkrijging van een hypotheek en bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op de voornoemde geschriften werd gemeld dat
- de arbeidsovereenkomst was ondertekend door de heer [naam01] namens [bedrijf02] terwijl zulks niet het geval is geweest en
- de werkgeversverklaring was getekend door een medewerker van [bedrijf01] B.V. terwijl zulks niet het geval is geweest.
Hetgeen onder 1 en 2, tweede cumulatief meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals genoemd in de voetnoten.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2, tweede cumulatief bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
Het onder 2, tweede cumulatief bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2, tweede cumulatief bewezenverklaarde uitsluit.
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2, 2e alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis. Daarnaast is de verbeurdverklaring gevorderd van het perceel aan de [adres02] .
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Samen met haar partner heeft de verdachte zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Zij heeft geld waarvan zij wist dat het direct of indirect uit enig misdrijf afkomstig was aan het zicht van justitie onttrokken en getracht aan die geldbedragen een schijnbaar legale opbrengst te verschaffen. De integriteit van het financiële en economische verkeer wordt daardoor aangetast.
Bovendien heeft de verdachte zich samen met haar partner schuldig gemaakt aan het gebruik maken van valse arbeidsovereenkomsten en een valse werkgeversverklaring om bij een hypotheekverstrekker een hypothecaire lening te verkrijgen. De verdachte heeft daarmee het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten moet kunnen worden ontleend, ondermijnd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2023 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Mede gezien de ouderdom van de feiten zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden zijn.
In artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is echter het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de op redelijk te beoordelen termijn aangevangen op 4 april 2011, het moment van de inverzekeringstelling als de eerste daad van vervolging van de verdachte. Het vonnis waarvan beroep is uitgesproken op 17 juli 2018. Op 26 juli 2018 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof spreekt op 12 april 2023 dit arrest uit. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim vijf jaar overschreden en in hoger beroep met bijna twee jaar en acht maanden. De procedure als geheel heeft bijna twaalf jaren geduurd. Gezien de forse overschrijding van de redelijke termijn is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend.
Het hof zal daarom de op te leggen straf matigen en volstaan met de hierna te noemen voorwaardelijke gevangenisstraf en onvoorwaardelijke taakstraf.
De in beslag genomen personenauto Opel Corsa met het kenteken [kenteken01] dient te worden teruggegeven aan de verdachte, nu de verdachte van het witwassen ervan wordt vrijgesproken.
Het hof beschikt niet over een beslaglijst of andere bewijsstukken waaruit volgt dat op het perceel [adres02] beslag ligt. Gelet daarop zal het hof hierover geen beslissing nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2, tweede cumulatief tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2, tweede cumulatief bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. personenauto, Opel Corsa, kenteken [kenteken01] .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. R.D. van Heffen en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 april 2023.
=========================================================================
[…]