ECLI:NL:GHAMS:2023:888

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.318.974/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zomer vakantieregeling voor minderjarigen in het kader van gezag en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de zomervakantie. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling die door de kinderrechter was vastgesteld. De kinderen zijn geboren uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de moeder en de vader, die gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. De kinderen verblijven bij de moeder, terwijl de vader om de twee weken omgang heeft met de kinderen.

De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de zomervakantie te verdelen in periodes van drie weken bij elk van de ouders, in plaats van de eerder vastgestelde regeling. De vader is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de eerdere beschikking te bekrachtigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de voorgestelde regeling van de moeder in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de zorgregeling voor de zomervakantie gewijzigd, zodat de kinderen in de even jaren van week 1 tot en met 3 bij de moeder verblijven en van week 4 tot en met 6 bij de vader, en in de oneven jaren omgekeerd.

Het hof heeft overwogen dat de voorgestelde regeling minder wisselmomenten met zich meebrengt, wat zorgt voor meer rust voor de kinderen en de ouders. De beslissing van het hof is genomen met inachtneming van het belang van de kinderen, waarbij ook rekening is gehouden met de eerdere afspraken tussen de ouders. De beschikking van de kinderrechter is vernietigd voor zover het de zorgregeling tijdens de zomervakantie betreft, en de nieuwe regeling is vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.318.974/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/331981 / JU RK 22-1422
Beschikking van de meervoudige kamer van 18 april 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.G.C. van Riet te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats B] ,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Het hof heeft als (overige) belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] ), geboren [in] 2015 te [plaats C] , Uganda;
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] ), geboren [in] 2019 te [plaats D] ;
- [de vader] (verder te noemen: de vader).
In zijn adviserende is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de kinderrechter

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de kinderrechter naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie: Haarlem (hierna: de kinderrechter) van 17 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 16 november 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 17 oktober 2022, onder overlegging van producties.
2.2
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- een brief van de GI van 1 december 2022;
- het proces-verbaal van de zitting van de kinderrechter van 10 oktober 2022.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 februari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Voor de moeder is verschenen H. Gebrehiwot, tolk in de Engelse taal;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.
De vader is opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet verschenen.
De GI is met kennisgeving niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (verder ook gezamenlijk te noemen: de kinderen) geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Op 17 oktober 2019 zijn de kinderen met ingang van 16 oktober 2019 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, welke ondertoezichtstelling vervolgens op 24 oktober 2019 definitief is uitgesproken. De maatregel is daarna telkens verlengd en vervolgens op 24 oktober 2022 geëindigd.
3.3
Op 27 november 2019 is door de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) bepaald dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen zal worden opgesteld in overleg met de GI.
3.4
De ouders hebben op 12 januari 2022 een ouderschapsplan ondertekend, waarin (onder andere) afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling tussen de vader en de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, met wijziging van de beschikking van 27 november 2019, een zorgregeling tussen de vader en de kinderen bepaald, als volgt:
Omgangsmomenten:
- de vader heeft om de twee weken omgang en haalt de kinderen op vrijdag op van school dan wel naschoolse opvang of kinderdagverblijf. Dit is tussen 17.00 en 18.00 uur. Indien school, de naschoolse opvang of het kinderdagverblijf een andere tijd aangeeft, dient de vader deze na te komen;
- de vader brengt de kinderen op maandag na het weekend naar de voorschoolse opvang, school dan wel kinderdag verblijf op de tijd dat de kinderen verwacht worden. De vader brengt te allen tijde de kinderen zelf naar school;
- op het moment dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zijn, is de vader verantwoordelijk voor de kinderen en is hij aanwezig bij de kinderen.
Feestdagen en schoolvakanties:
- de feestdagen en schoolvakanties worden gelijk verdeeld tussen de ouders;
-wanneer een vakantie uit een week bestaat, verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aansluitend op het weekend van de ouder waarbij zij verblijven tot woensdag 13.00 uur bij die ouder en vanaf woensdag 13.00 uur bij de andere ouder.
- wanneer een vakantie uit twee weken bestaat, verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de eerste week van de vakantie bij de ouder bij wie zij het weekend, waarmee de vakantie begint, verblijven (van vrijdag na schooltijd tot de volgende vrijdag om 17.00 uur) en de tweede week bij de andere ouder (van vrijdag 17.00 uur tot de eerste schooldag).
- de kerstvakantie:
in de even jaren verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de eerste week (waarin kerst valt) bij de moeder. De tweede week (waarin nieuwjaar valt) verblijven zij bij de vader.
In de oneven jaren verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder;
- de zomervakantie:
In week 1 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. De vader haalt de kinderen op van school dan wel opvang/kinderdagverblijf op de laatste schooldag van school.
In week 2, 3 en 4 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder.
In week 5 en 6 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader. De vader brengt de kinderen de eerste schooldag weer op de verwachte schooltijden naar school dan wel opvang.
Tijdens de zomervakantieweken dat de kinderen bij de verzorgende ouder zijn, is de verzorgende ouder bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- op de overdrachtsmomenten dat er geen schooldag of opvang is worden de kinderen terug gebracht en ontmoeten ouders elkaar op een neutrale plek: [restaurant] [plaats D] op het [adres] . De afgesproken tijd zal 17.00 uur zijn. De ouders dienen zich beiden aan deze tijd te houden. Dit om voor de kinderen rust en duidelijkheid te creëren en niet in een conflict situatie terecht te komen.
Videobellen:
- de vader videobelt de kinderen enkel en alleen op zaterdag tussen 11.00 en 12.00 uur. De vader kan binnen dit uur bellen. De moeder draagt er zorg voor dat de kinderen dit kunnen doen;
- indien de kinderen in de vakantieperiode bij de vader zijn, kunnen de kinderen op de maandag, woensdag en vrijdag om 18.00 uur met de moeder bellen. De vader is verantwoordelijk voor het mogelijk maken van het videobellen met de moeder.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de zomervakantie in de even jaren van week 1 tot en met 3 bij de moeder verblijven en van week 4 tot en met 6 bij de vader. In de oneven jaren verblijven de kinderen van week 1 tot en met 3 bij de vader en van week 4 tot en met 6 bij de moeder.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Krachtens het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Ingevolge artikel 1:265g, derde lid, BW geldt, zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 253a, tweede lid, onder a BW, dan wel artikel 377a, tweede lid BW.
De standpunten
5.2
De moeder verzoekt een verdeling van de zomervakantie te bepalen waarbij de kinderen drie opeenvolgende weken bij de vader en drie opeenvolgende weken bij de moeder zijn. Zij voert hiertoe aan dat de ouders op initiatief van Spirit deze regeling zijn overeengekomen en deze regeling in de zomer van 2022 goed is verlopen. De vader en zijn partner hebben de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf op zich genomen en volgens de kinderen is dit goed gegaan.
De moeder is van mening dat een dergelijke verdeling van de zomervakantie in het belang is van zowel de kinderen als de ouders. Zo’n regeling zorgt voor minder stress omdat er maar één wisselmoment is. Daarnaast stelt het de ouders in de gelegenheid om zelf op vakantie te gaan. In het huidige regeling acht de moeder de kans groot dat de vader de kinderen voor de laatste twee weken niet komt ophalen, hetgeen weer spanning oplevert. Gelet op al het vorenstaande ziet de moeder geen aanleiding om af te wijken van de vakantieregeling zoals zij die eerder met de vader is overeengekomen.
5.3
De vader heeft geen verweer gevoerd en is niet ter zitting in hoger beroep verschenen.
5.4
De raad adviseert om te bestreden beschikking te bekrachtigen, aangezien destijds door de GI en Levvel is afgeraden om de zomervakantie voor drie opeenvolgende weken vast te stellen omdat dit kennelijk problemen zou opleveren.
De beoordeling door het hof
5.5
Het hoger beroep ziet uitsluitend op de verdeling tussen de ouders van de zomervakantie. De rest van de door de kinderrechter bepaalde zorgregeling blijft dus hoe dan ook gelden. Het hof zal het verzoek van de moeder om de zomervakantie te verdelen in tweemaal drie opeenvolgende weken toewijzen. Niet is gebleken dat dit verzoek niet in het belang van de kinderen zou zijn. Het enkele feit dat de vader het druk heeft en prioriteit geeft aan zijn werk – zoals de GI op dit punt in haar verzoekschrift in eerste instantie heeft aangevoerd, – is hiertoe onvoldoende. Het is aan de vader om op een goede manier invulling te geven aan zijn deel van de zorg/vakantieregeling. Dat hij dat deels doet samen met zijn partner maakt niet dat hiermee het welbevinden en/of de veiligheid van de kinderen in het gedrang komt. Het hof ziet in de door de moeder voorgestelde verdeling van de zomervakantie het voordeel dat deze regeling minder wisselmomenten bevat. Dit zorgt voor meer rust en biedt daarnaast elk van de ouders de mogelijkheid om langer dan twee weken op vakantie te gaan, zowel samen met de kinderen (in de periode dat de kinderen bij die desbetreffende ouder verblijven) als zonder de kinderen (in de periode dat de kinderen bij de andere ouder zijn). Ook weegt het hof mee dat de moeder onweersproken naar voren heeft gebracht dat de vader kennelijk in het verleden de kinderen
niet altijd heeft opgehaald op de afgesproken momenten en dat deze omstandigheid ervoor
heeft gezorgd dat er nu spanning bestaat bij de moeder en de kinderen of de vader de kinderen daadwerkelijk komt ophalen op het moment dat de kinderen volgens de zorg- of vakantieregeling naar hem toe gaan. De verdeling van de zomervakantie in tweemaal drie opeenvolgende weken zal deze spanning naar verwachting enigszins verminderen. Bovendien sluit deze regeling aan bij hetgeen partijen eerder zelf zijn overeengekomen.
Het hof zal gelet op al het bovenstaande het verzoek van de moeder toewijzen en gaat er hierbij vanuit dat de vader zich aan de vastgestelde regeling zal houden.
5.6
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de zorgregeling tijdens de zomervakantie betreft en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de zomervakantie:
  • in de even jaren van week 1 tot en met 3 bij de moeder verblijven en van week 4 tot en met 6 bij de vader. De vader brengt de kinderen de eerste schooldag weer op de verwachte schooltijden naar school dan wel opvang;
  • in de oneven jaren verblijven de kinderen van week 1 tot en met 3 bij de vader en van week 4 tot en met 6 bij de moeder. De vader haalt de kinderen op van school dan wel opvang/kinderdagverblijf op de laatste schooldag van school;
  • tijdens de zomervakantieweken dat de kinderen bij de verzorgende ouder zijn, is de verzorgende ouder bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, J.M. van Baardewijk en R.M. Troost, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 18 april 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.