ECLI:NL:GHAMS:2024:101

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.329.142/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voornaam en bewijsnood bij geboorteakte

In deze zaak verzoekt de man om wijziging van zijn voornaam, maar heeft hij geen geboorteakte overgelegd. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de door de man overgelegde documenten onvoldoende zijn om toepassing te geven aan artikel 1:25c lid 1 en onder c BW. De man is op 2 juli 2023 in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om voornaamswijziging was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende belang had bij de wijziging, omdat er geen geboorteakte was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof houdt de behandeling van de zaak pro forma aan, zodat de man de gelegenheid krijgt om de benodigde documenten over te leggen. De man heeft verklaard dat hij in 1999 in Saoedi-Arabië is geboren en de Syrische nationaliteit heeft. Hij heeft geen geboorteakte kunnen verkrijgen, ondanks zijn pogingen om deze te bemachtigen. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft betoogd dat de man niet voldoende heeft aangetoond dat hij de juiste stappen heeft ondernomen om een geboorteakte te verkrijgen. Het hof verzoekt de man om binnen vier weken de benodigde documenten over te leggen, waarna de ambtenaar zich schriftelijk kan uitlaten over de vraag of deze documenten voldoende zijn voor de toepassing van artikel 1:25c BW. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 17 maart 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.329.142/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: C/13/714965 / FA RK 22-1528 (BV / MG)
beschikking van de meervoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Ahmadi te Rotterdam.
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] (hierna te noemen: de ambtenaar).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 26 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De man is op 2 juli 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 26 april 2023.
2.2
De ambtenaar heeft op 7 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.
2.2
Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de man van 20 november 2023, met bijlagen;
- een bericht van de ambtenaar van 22 november 2023.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 november 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Arabische taal, A. Toma.
De ambtenaar is, met bericht van afmelding, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
De man is [in] 1999 geboren in Saoedi-Arabië.
3.2
De man heeft de Syrische nationaliteit.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de man om zijn voornaam te wijzigen van ‘ [voornaam 1] ’ in ‘ [voornaam 2] ’, afgewezen.
4.2
De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn inleidende verzoek (alsnog) toe te wijzen, aldus dat zijn naam zal zijn [voornaam 2] [achternaam] .

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om te oordelen over het verzoek van de man. Nu tegen het oordeel van de rechtbank dat op dit verzoek naar Nederlands recht wordt beslist niet wordt gegriefd, zal ook het hof van de toepasselijkheid van het Nederlandse recht uitgaan.
Het standpunt van de man
5.2
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om zijn voornaam te wijzigen bij gebrek aan belang heeft afgewezen. Hij voert aan dat hij veel hinder en stress ervaart door zijn voornaam, te weten [voornaam 1] . Zijn voornaam wekt bij mensen de indruk dat hij moslim is. De man behoort echter niet tot de islam en hij wil daar niet mee worden geassocieerd. De man is geboren in een dorp nabij [plaats] , Saoedi-Arabië, toen zijn ouders daar op reis waren. Hij is niet geregistreerd in Saoedi-Arabië en heeft daar ook geen geboorteakte verkregen. Nadien is hij met zijn ouders teruggekeerd naar Syrië. De man, zijn advocaat en zijn begeleider hebben diverse pogingen ondernomen om een geboorteakte, of een ander bewijsstuk waaruit zijn geboortegegevens blijken, te bemachtigen maar de ambassade van Saoedi-Arabië geeft geen reactie terug. Ook in hoger beroep kan de man daarom geen geboorteakte overleggen. Voorts stelt de man inmiddels de Nederlandse nationaliteit te hebben verkregen. Hij heeft op 23 november 2023 een brief gehad van de gemeente [plaats A] met een uitnodiging om de naturalisatieceremonie bij te wonen. De man stelt voldoende aanwijzingen te hebben overgelegd, zoals het BRP-uittreksel en de IND-gehoren, waaruit zijn geboortegegevens zijn op te maken. De man meent dat het hof de ambtenaar kan gelasten om alsnog aan de hand van de beschikbare gegevens de geboorteakte op te maken en in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. Vervolgens kan de wijziging van de voornaam van de man door het hof worden gelast.
De advocaat van de man heeft daaraan ter zitting in hoger beroep toegevoegd dat op de nationale website van Saoedi-Arabië verwezen wordt naar de ambassade van Saoedi-Arabië in Nederland. De man is in Nederland naar de ambassade van Saoedi-Arabië gegaan. Daar werd hem verteld dat hij in persoon naar Saoedi-Arabië dient te gaan en daar via een advocaat een procedure dient te starten teneinde een geboorteakte te verkrijgen. De man stelt echter niet naar Saoedi-Arabië te kunnen afreizen, omdat het een islamitische staat is en hij daar niet achter staat. Ook is het voor hem financieel niet mogelijk een advocaat in te huren om in Saoedi-Arabië een procedure te starten, aldus de man.
Het standpunt van de ambtenaar
5.3
De ambtenaar voert aan dat de man geen geboorteakte heeft overgelegd. Hij heeft ook niet laten zien dat hij de juiste pogingen heeft ondernomen om de geboorteakte te verkrijgen, waarom deze tevergeefs zijn geweest (met bewijsstukken) en/of waarom legalisatie en/of verificatie is geweigerd. De ambtenaar verwijst daarbij naar het procesreglement overige Boek 1 zaken, waarin in bijlage 1 en 2 is gespecificeerd welke documenten moeten worden overgelegd bij een procedure op grond van artikel 1:25c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een afschrift van de Saoedische geboorteakte is volgens de site van de Rijksoverheid op te vragen bij het register van Burgerzaken, het ‘’Civil Affairs Registrar’s Office’’, onderdeel van het Saoedische ministerie van Binnenlandse zaken. Ook staat daar vermeld dat het document moet zijn voorzien van een apostille, te verkrijgen bij het Saoedische ministerie van buitenlandse zaken. Voor zover de ambtenaar begrijpt bestaan de pogingen van de man om een geboorteakte te verkrijgen uit het mailen naar de Saoedische ambassade, waar geen reactie op is gekomen. Dat de man contact heeft gehad met het ‘’Civil Affairs Registrar’s Office’’ in Saoedi-Arabië, op welke wijze dat is gebeurd (fysiek of digitaal) en waarom dat niet is gelukt, is de ambtenaar tot op heden niet gebleken. Voor zover de ambtenaar de informatie op de overheidswebsite van Saoedi-Arabië begrijpt is het zowel fysiek als digitaal mogelijk een geboorteakte op te vragen. Voorts zijn ook andere bescheiden niet door de man overgelegd, zoals de bescheiden genoemd onder 2.2, onder b, van het procesreglement overige boek 1 zaken zoals die te vinden zijn in ‘’Bijlage 1: Overzicht van artikelen met stukken en belanghebbenden per artikel’’ en opgesomd in ‘’Bijlage 2: Overzicht van stukken’. Voor zover het daadwerkelijk voor de man niet mogelijk zou zijn een geboorteakte te verkrijgen, staat het ontbreken van de bovengenoemde bescheiden een volledige beoordeling van de vast te stellen geboortegegevens in de weg.
Bij bericht van 22 november 2023 geeft de ambtenaar als reactie op de door de man overgelegde rapporten van de IND-gehoren aan geen stukken te hebben gezien waaruit zou blijken dat het voor de man niet mogelijk is een geboorteakte te verkrijgen. Ook is niet gebleken dat de man daadwerkelijk pogingen heeft ondernomen de juiste autoriteiten te benaderen. Tevens kan met de rapporten van de IND-gehoren en de in de asielprocedure overgelegde documenten niet eenduidig worden vastgesteld wanneer de man geboren is, in 1994 of 1999. Ook zijn wisselende verklaringen afgelegd over de naam van de vader van de man. Het is de ambtenaar dan ook niet duidelijk wie de man nu daadwerkelijk is.
De beoordeling
5.4
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger. Voor een dergelijke wijziging dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. De wijziging geschiedt doordat van de beschikking waarin de voornaamswijziging wordt gelast een latere vermelding aan de geboorteakte wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a, lid 1, BW. In geval van wijziging van de voornaam van een buiten Nederland geboren persoon geeft de rechter die de beschikking geeft, voor zoveel nodig ambtshalve, een last tot inschrijving van de geboorteakte dan wel van de akte of de uitspraak, bedoeld in artikel 1:25g, lid 1 BW, hetzij de in artikel 1:25c BW bedoelde beschikking.
5.5
De ambtenaar heeft zich in eerste aanleg ten aanzien van de voornaamwijziging zelf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de ambtenaar verklaard dat er geen geboorteakte van de man is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Den Haag. De man heeft in de procedure bij de rechtbank geen geboorteakte overgelegd en evenmin verklaard dat hij daartoe niet in staat was. De rechtbank kwam op grond daarvan tot het oordeel dat de man bij een voornaamswijziging onvoldoende belang heeft, nu geen latere vermelding daarvan aan de geboorteakte kan worden toegevoegd.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de motieven die de man aan zijn verzoek ten grondslag legt, een voldoende grond opleveren voor wijziging van zijn voornaam conform zijn verzoek.
5.7
Wanneer van een buiten Nederland geboren persoon geen geboorteakte is opgemaakt dan wel hij deze niet over kan leggen, kan ingevolge artikel 1:25c, lid 1 en onder c, BW de man de rechtbank verzoeken de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen, indien op grond van boek 1 BW een latere vermelding aan de geboorteakte moet worden toegevoegd. Artikel 1:25c, lid 2, BW bepaalt dat de rechter daarbij rekening houdt met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen en de plaats en de dag van de geboorte van de vader en van de moeder moeten worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen.
5.8
Met de ambtenaar is het hof van oordeel dat de overgelegde e-mailcorrespondentie met de ambassade van Saoedi-Arabië en de beide IND-gehoren onvoldoende zijn om tot toepassing van artikel 1:25c lid 1 en onder c. BW te komen. Het hof overweegt evenwel dat de man ter zitting in hoger beroep heeft verklaard inmiddels tot Nederlander te zijn genaturaliseerd en dat hij een uitnodiging van de gemeente [plaats A] heeft gekregen om de naturalisatieceremonie bij te wonen. De man heeft, naar hij stelt, voor zijn naturalisatie verschillende documenten ingediend zoals zijn paspoort, de paspoorten van zijn familie, een familieverklaring, zijn diploma en een uittreksel van zijn school. Het hof overweegt dat ook bij de aanvraag van verlening van Nederlanderschap (naturalisatie) de vreemdeling in beginsel een gelegaliseerde geboorteakte dient over te leggen, tenzij een wettelijke uitzondering van toepassing is, waaronder begrepen het geval dat geoordeeld moet worden dat bij de aanvrager sprake is van bewijsnood.
In hoger beroep heeft de man echter geen van de door hem genoemde documenten overgelegd, evenmin als het gestelde besluit tot naturalisatie en de aanvraag daarvan, alsmede documenten waaruit eventueel blijkt dat de man in de naturalisatieprocedure vrijgesteld was van het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte. Mede in het licht van zijn verklaring dat het hem niet lukt om in de onderhavige procedure aan een afschrift van zijn geboorteakte te komen, geeft het hof de man de gelegenheid alle hiervoor genoemde documenten over te leggen. Het hof zal daarom de behandeling van de zaak pro forma aanhouden. Het hof gelast de man binnen vier weken vanaf heden alle hiervoor genoemde documenten over te leggen aan zowel het hof als de ambtenaar. Het hof verzoekt de ambtenaar binnen vier weken na ontvangst van de documenten zich schriftelijk uit te laten over de vraag of deze alsdan overgelegde documenten in zijn visie genoegzaam zijn om toepassing te geven aan artikel 1:25c, lid 1 sub c BW. Daarna zal het hof nader beslissen.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot zondag 17 maart 2024;
beveelt de man de onder 5.8 genoemde documenten binnen vier weken na heden aan het hof en de ambtenaar te overleggen;
verzoekt de ambtenaar zich binnen vier weken na ontvangst van de documenten schriftelijk uit te laten zoals in 5.8 omschreven.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, J.M. van Baardewijk en J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 16 januari 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.