In deze zaak heeft klaagster, een auto-eigenaar, in juli 2021 een parkeerboete van ongeveer € 17,50 ontvangen in Kroatië. In juni 2022 ontving zij een incassobrief van de gerechtsdeurwaarder voor een bedrag van € 288,40, inclusief vertaalkosten. Klaagster betwistte de vertaalkosten, omdat zij vond dat deze niet in rekening gebracht mochten worden voor een standaardbrief. In eerste aanleg werd de klacht gegrond verklaard en werd de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot een boete van € 5.000,-. De gerechtsdeurwaarder ging in hoger beroep, waar het hof de zaak op 25 april 2024 behandelde. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder waren aanwezig, en beiden voerden hun standpunten aan. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder geen misbruik van zijn positie had gemaakt en dat de klacht ongegrond was. Het hof vernietigde de eerdere beslissing en verklaarde de klacht in al haar onderdelen ongegrond.