Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank voor recht verklaard dat het besluit van de VvE om [geïntimeerde] te verbieden om in zijn appartement twee studio’s bestemd voor bewoning / twee zelfstandige woningen te maken, nietig is. Alle overige vorderingen van [geïntimeerde] zijn afgewezen, deels wegens gebrek aan belang. De VvE is in de kosten van het geding veroordeeld. Aan de gegeven verklaring voor recht heeft de rechtbank, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Bij de uitleg van het bepaalde in de splitsingsakte en het splitsingsreglement komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de bewoordingen van deze akte en dit reglement, mede bezien in het licht van de gehele inhoud daarvan. Daarbij kan worden gelet op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de ene of de andere interpretatie zou kunnen leiden. (r.o. 4.2.- 4.4.)
De splitsingsakte schrijft voor dat het appartement van [geïntimeerde] is “bestemd voor bewoning”. Naar objectieve maatstaven volgt uit deze bewoordingen dat het appartement als woning moet worden gebruikt. Het bouwkundig splitsen van het appartement in twee studio’s is niet in strijd met deze bestemming, zolang deze studio’s worden gebruikt als woning, zoals nu het geval is. (r.o. 4.5. - 4.6. )
Verder staat in de splitsingsakte dat in de splitsingstekening de gedeelten van het complex, die “bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt”, zijn aangegeven en voorzien van een Arabisch cijfer. Volgens de VvE volgt uit deze woorden, die ook zijn gebruikt in de definitie van privégedeelte in artikel 1 van het MR 1973, dat ieder appartementsrecht alleen als geheel, en dus niet als twee aparte studio’s of anderszins als meerdere woningen, mag worden gebruikt. De bedoelde zinsnede in de splitsingsakte is gelijk aan de tekst van artikel 875e BW (oud), zoals dat gold ten tijde van de splitsing, dat voorschrijft wat er in de akte van splitsing moet worden opgenomen. Inmiddels is dit neergelegd in het vrijwel gelijkluidende artikel 5:111 aanhef en onder b BW. Bij gebreke van aanknopingspunten die duiden op een andere intentie, moet daarom worden aangenomen dat degene die tot splitsing is overgegaan, heeft bedoeld aan te sluiten bij dit wetsartikel. De zinsnede “die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt” in dit artikel heeft dus betrekking op de omvang/inhoud van het appartementsrecht en heeft niet tot doel om beperkingen op te leggen ten aanzien van het gebruik of de inrichting van die ruimtes. Het artikel staat met name niet eraan in de weg dat een appartementsrecht feitelijk wordt verdeeld in meerdere woningen en als zodanig wordt gebruikt. Dat is namelijk niet de bedoeling geweest van de wetgever. Om die reden moet worden aangenomen dat de bedoeling van dezelfde zinsnede in de splitsingsakte ook niet is geweest om aan dat gebruik in de weg te staan. (r.o. 4.7. - 4.9.)
De definitie van “gebruiker” in artikel 1 van het splitsingsreglement, geeft geen aanleiding voor een andere uitleg van de splitsingsakte. Deze definitie sluit niet uit dat er meerdere gebruikers zijn die (gezamenlijk) het recht van uitsluitend gebruik van een privé gedeelte hebben. Ook elders in de splitsingsakte of het splitsingsreglement ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor de uitleg die de VvE voorstaat. Het verhuren van de studio’s is ook niet te kwalificeren als commerciële exploitatie als bedoeld in het huishoudelijk reglement. (r.o. 4.10. – 4.11.)