ECLI:NL:GHAMS:2024:1426

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
200.313.913/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging arbitraal vonnis wegens schending van de opdracht en strijd met de openbare orde

In deze zaak vordert Bracco Imaging S.p.A. de vernietiging van een arbitraal vonnis dat is gewezen door een scheidsgerecht van het Nederlands Arbitrage Instituut. Bracco stelt dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden en dat het arbitraal vonnis in strijd is met de openbare orde. Het hof oordeelt dat de vernietigingsgronden van Bracco niet opgaan en wijst de vordering af. De zaak betreft een geschil over de betaling van een uitgestelde koopprijs van € 2 miljoen die Bracco aan BioGeneration Ventures II B.V. (BGV) zou moeten betalen. BGV had de vordering tot betaling ingediend bij het NAI, en het scheidsgerecht had deze vordering toegewezen. Bracco betwist dat aan de voorwaarden voor betaling is voldaan en stelt dat het scheidsgerecht onterecht heeft geoordeeld over de geldigheid van een volmacht die BGV had ontvangen van andere verkopers. Het hof concludeert dat het scheidsgerecht binnen zijn opdracht is gebleven en dat de argumenten van Bracco niet voldoende zijn om het arbitraal vonnis te vernietigen. Het hof wijst de vordering van Bracco af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.313.913/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 mei 2024
in de zaak van
BRACCO IMAGING S.P.A.,
gevestigd te Milaan, Italië,
eiseres,
advocaat: mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam,
tegen
BIOGENERATION VENTURES II B.V.,
gevestigd te Naarden,
gedaagde,
advocaat: mr. P.B. Fritschy te Amsterdam.
Partijen worden hierna Bracco en BGV genoemd.

1.De zaak in het kort

Bracco vordert vernietiging van een arbitraal vonnis gewezen door een scheidsgerecht volgens de regels van het Nederlands Arbitrage Instituut. Bracco stelt dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden en dat het arbitraal vonnis (inclusief de wijze waarop dit tot stand kwam) in strijd is met de openbare orde. Het hof oordeelt dat deze vernietigingsgronden niet opgaan en wijst de vordering af.

2.Het verloop van het geding

Bracco heeft bij dagvaarding van 20 juli 2022 de vernietiging gevorderd van het tussen partijen door een scheidsgerecht van het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna: NAI) gewezen arbitraal vonnis van 24 maart 2022 met nummer NAI 4916 (hierna: het arbitraal vonnis) .
Het hof heeft op 27 december 2022 een tussenarrest gewezen, waarbij Bracco ontvankelijk is verklaard in deze vordering. Het hof verwijst voor het verloop van het geding tot die datum naar dat tussenarrest. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- conclusie van antwoord met producties,
- conclusie van repliek met productie,
- conclusie van dupliek,
- akte overlegging productie van de zijde van Bracco.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 19 maart 2024 laten toelichten. Bracco door mr. Huizing voornoemd en door mr. M.P.R. Sardjoe, advocaat te Amsterdam, en BGV door mr. Fritschy voornoemd en door mr. P.D. Olden, advocaat te Amsterdam, allen aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
Bracco heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
Op 17 oktober 2017 hebben BGV en zes anderen (hierna tezamen: de verkopers) alle aandelen in SurgVision B.V. (hierna: SurgVision) verkocht aan Bracco. De voorwaarden van deze transactie zijn vastgelegd in een op die datum gesloten Stock Purchase Agreement (hierna: SPA). SurgVision was een medische startup die technologie ontwikkelde waarmee tumorweefsel zo precies mogelijk in kaart kon worden gebracht. SugVision gebruikte hiervoor een beeldvormend materiaal genaamd ‘Beva800’.
3.2.
In de SPA zijn de verkopers gezamenlijk aangeduid als de ‘Sellers’ en Bracco als de ‘Buyer’. De SPA bevat onder meer de volgende bepalingen:
2.2
Purchase Price, terms of payment and Deferred Purchase Price
2.2.1.
In consideration of the sale (…) of the Shares to the Buyer, the purchase price for the Shares (…) shall be an amount equal to: (…)
(b) Euro 2,000,000 (…) to be paid within 15 (…) Business Days from the expiration of the 3 (…) year period from the Effective Date at the condition that in the same period no formal communication is received from regulatory authorities in the EU or the United States of America, regarding substantial issues which could result in the impossibility for the imaging agent Beva800 to be granted approval
(“First Deferred Purchase Price”)(…)
13.2
Sellers’ Representative
The Sellers hereby gives irrevocably consent to the appointment of BioGeneration [BGV, hof] as sellers' representative who may acting alone authorize the making of any request, election, proposal or consent expressed to be made on behalf of the Sellers (in their capacity as Sellers) to the Buyer ("
Sellers' Representative").( ...)
13.16
Governing Law and jurisdiction.
This Agreement shall be governed by, construed, interpreted and the rights of the Netherlands. In the event that the Sellers and the Buyer shall be unable to resolve the dispute, and a Party wishes to pursue the matter, each such dispute, controversy or claim shall in the first instance be settled as follows:
(a) Any and all disputes arising out of or relating to this Agreement and any subsequent amendments thereof as well as any such other rights and/or obligations pursuant thereto, whether based on contract law or in tort, shall be submitted for arbitration before a panel of three (3) arbitrators (unless the Parties agree in writing that one (1) arbitrator is sufficient) pursuant to the Arbitration Rules of the Netherlands Arbitration Institute (“NAI”) in effect on the date of commencement of arbitration, as modified by this Agreement. (…)
(b) The place of arbitration shall be Amsterdam. The language to be used in the arbitration proceedings shall be English. (…)
(c) This Agreement is concluded between two professional parties which aim to strictly define their mutual rights and obligations. The Parties agree that the arbitral tribunal may not change, modify or alter any condition, term or provision of this Agreement, also not on the basis of the supplementary or derogatory function of the principle of good faith
(redelijkheid en billijkheid)nor by constructing any such condition, term or provision beyond the literal meaning thereof. To that extent the scope of the arbitral tribunal’s authority is expressly limited. The arbitral tribunal shall make its award in accordance with the rules of law and not as
amiable compositeur.
3.3.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de vraag of Bracco verplicht was de First Deferred Purchase Price aan verkopers te betalen. Volgens verkopers was voldaan aan de hiervoor in artikel 2.2.1 (b) van de SPA overeengekomen voorwaarden en diende Bracco hun uiterlijk op 6 november 2020 het bedrag van € 2 miljoen te betalen. Bracco bestreed dat aan de overeengekomen voorwaarden was voldaan.
3.4.
Op 11 mei 2021 heeft BGV bij het NAI een ‘Request for Arbitration’ ingediend, waarin zij onder meer veroordeling van Bracco vordert tot betaling van een bedrag van € 2 miljoen vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 6 november 2020. Deze vordering is als volgt verwoord in de Request for Arbitration (en overigens ook in de later ingediende Statement of Claim):
ii. to order Bracco to pay to BGV the amount of EUR 2.000.000, increased with statutory interest
(wettelijke handelsrente)as of 6 November 2020 (…)
3.5.
BGV heeft in de Request for Arbitration onder meer het volgende gesteld:
3. (…) In this arbitration, BGV is also acting in its capacity of Sellers' Representative on behalf of six other entities which have appointed BGV as their representative. (…)
Hierbij hoort een voetnoot, die luidt als volgt:
These six other Sellers are listed in the SPA. Pursuant to Article 13.2 thereof, those six entities have appointed BGV as their Sellers' Representative.
3.6.
Bracco heeft een ‘Short Answer’ ingediend. Vervolgens zijn drie arbiters benoemd (hierna: het scheidsgerecht).
3.7.
Partijen hebben in de arbitrageprocedure verschillende stukken ingediend. In de Statement of Defence van Bracco staat onder meer het volgende:
2.6(...) BGV also claims that Bracco should be ordered to pay the amount of EUR 2,000,000 claimed, plus statutory interest (
wettelijke handelsrente) as of November 6, 2020. However, no notice of default was sent to Bracco in relation to the First Deferred Purchase Price. (…)
3.8.
BGV heeft als Exhibit C16 in de arbitrageprocedure een ‘Agreement of power of attorney and mandate’ (hierna: de PoA) ingediend.
3.9.
Het scheidsgerecht heeft op 24 maart 2022 zijn uitspraak aan partijen doen toekomen. Het scheidsgerecht heeft, kort gezegd, de vordering van BGV toegewezen en Bracco veroordeeld in de kosten van de arbitrage. Het dictum van het arbitraal vonnis luidt, voor zover van belang, als volgt:

12.Decision

12.1.
The Arbitral Tribunal, deciding in accordance with the rules of law:
- orders Bracco to pay to BGV, also as the representative of the six other Sellers mentioned in the SPA, the amount of EUR 2,000,000, increased with statutory interest (
wettelijke handelsrente) as of 6 November 2020; (…)
3.10.
Het arbitraal vonnis bevat onder meer de volgende overwegingen:
10.4.
The Arbitral Tribunal agrees with Bracco that the other six Sellers cannot successfully rely on Article 13.2 of the SPA in order to authorize BGV to represent them to initiate and conduct these arbitral proceedings. In this regard the Arbitral Tribunal first stresses that the standard of interpretation of the contractual provisions of the SPA, including Article 13.2, is laid down in 13.16(c) of the SPA. This provision contains, as far as relevant here, the following: (…)
10.5.
Bracco is right in stating that the Parties to the SPA in Article 13.16(c) explicitly agreed on the applicable standard of interpretation of the SPA, which amounts to a literal and objective meaning. (…)
10.7.
This decision entails that BGV needs a separate power of attorney to validly represent the other six Sellers in these arbitral proceedings. Contrary to Bracco's contention, the Arbitral Tribunal considers the Agreement of 5 January 2022 to grant BGV such authority. The power of attorney included therein, is to be considered a power of attorney within the meaning of Article 3:60 under 1 DCC. The Arbitral Tribunal does not follow Bracco in its assertion that this power of attorney was only given "ex nunc" and not retroactively, in support of which it points to the word "hereby" in Article 1.2 of the Agreement of 5 January 2022. This argument cannot succeed. In the Recitals of the Agreement of 5 January 2022 it is written:
"A. In reliance on Clause 13.2 of the share purchase agreement dated 17 October 2017 (the "SPA"), the Principals have considered BGV to be their authorized representative to initiate the pending arbitration against Bracco Imaging S.p.A. ("Bracco"), also on behalf of each Principal, and to represent each Prin(..)cipal throughout the arbitral proceedings.
B. We understand that Bracco challenges our interpretation of Clause 13.2 of the SPA. For the avoidance of doubt and to the extent required, we hereby confirm BGV's authority."
10.8.
It can be inferred from these Recitals that the other Sellers assumed that they had already given a power of attorney to BGV to initiate an arbitral procedure on their behalf. In light of this assumption and the fact that the Sellers explicitly have
confirmedBGV's authority (Recitals under B.), a reasonable interpretation of the Agreement entails that – if there was not already a tacit power of attorney (Article 6:61 under 1 DCC) – the power of attorney is issued retroactively. (…)
10.13.
The Parties are divided on two questions with regard to the meaning of Article 2.2.l(b) of the SPA:
- Firstly, is Article 2.2.l(b) only concerned with
newsubstantial issues arising after the conclusion of the SPA (and within the three year period thereof)? This meaning is advocated by BGV, whereas in Bracco's view Article 2.2.l(b) does not require the substantial issues to have arisen after the signing of the SPA.
- Secondly, does Article 2.2.l(b) protect against risks which relate to substantial regulatory issues which could in an objective sense (in isolation) prevent the approval of the imaging agent Beva800 -as is BGV's view-, or does this Article have a wider scope, as Bracco has argued (…)?
10.14.
The Arbitral Tribunal will make two introductory remarks regarding the applicable standards for the interpretation of Article 2.2.1(b) and the burden of proof. On the basis of the above considerations regarding the standards of interpretation of the provisions of the SPA, the Arbitral Tribunal assumes that the literal text of Article 2.2.1(b) reflects the Parties' intention and will construe this provision on the basis of the literal and objective meaning. The Arbitral Tribunal will not modify or alter the condition. However, it goes without saying that even an interpretation based on the literal text of a contractual provision requires an interpretation. This is so in particular if the wording of the provision is not immediately clear or is ambiguous. Also then, decisive weight should be given to the most obvious linguistic explanation. (…)
10.19.
This leads to the conclusion that a literal interpretation of Article 2.2.l(b) can only mean that only substantial issues that have arisen after the Effective Date are relevant. (…)
10.41.
These considerations lead to the conclusion that the most obvious linguistic interpretation of Article 2.2.l(b) entails that there must be an actual and objective link between the "
substantial issues" communicated by the FDA and the risk of impossibility for Beva800 to be granted approval. (…)
10.55 (…)
Bracco did not put forward a separate defence against the statutory interest claimed. Therefore, this part of the claim will also be granted. (…)

4.Vordering en verweer

4.1.
Bracco vordert, samengevat, vernietiging van het arbitraal vonnis en veroordeling van BGV in de proceskosten, met nakosten en rente.
4.2.
Bracco legt aan haar vordering ten grondslag dat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden (artikel 1065 lid 1 sub c Rv) en dat het arbitraal vonnis (inclusief de wijze waarop dit tot stand kwam) in strijd is met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 sub e Rv). Bracco stelt dat het scheidsgerecht zich op de volgende punten niet aan zijn opdracht heeft gehouden:
1. Het scheidsgerecht heeft iets anders toegewezen dan gevorderd. Het heeft in het dictum van het arbitraal vonnis Bracco veroordeeld tot betaling aan BGV “
also as the representative of the six other Sellers mentioned in the SPA” terwijl BGV dat niet had gevorderd.
2) Het scheidsgerecht heeft in het arbitraal vonnis partijen toegevoegd (de zes andere verkopers) die niet waren geïntroduceerd door BGV of Bracco en niet als materiële procespartij zijn opgevoerd.
3) Het scheidsgerecht heeft ten onrechte aangenomen dat de andere zes verkopers een geldige volmacht aan BGV hadden verstrekt. Het scheidsgerecht heeft aan de door BGV overgelegde volmacht (de PoA) een uitleg gegeven die in strijd is met dwingend Nederlands recht.
4) Het scheidsgerecht is voorbij gegaan aan het verweer dat Bracco heeft gevoerd tegen de wettelijke handelsrente.
5) Bij de beoordeling van het materiële geschil heeft het scheidsgerecht zijn opdracht geschonden door in strijd met artikel 13.16 sub c van de SPA:
(i) geen letterlijke uitleg van de relevante bepaling in de SPA (artikel 2.2.1.(b)) te hanteren,
(ii) de facto de redelijkheid en billijkheid in zijn oordeel te betrekken,
(iii) de facto niet de juiste beslissingsmaatstaf te hanteren.
4.3.
Bracco heeft voorts gesteld dat deze schendingen van de opdracht ook betekenen dat het arbitraal vonnis in strijd met (naar het hof begrijpt) de openbare orde tot stand is gekomen.
4.4.
BGV voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van Bracco in de proceskosten, met nakosten en rente. Volgens BGV is de vernietigingsvordering van Bracco een verkapt hoger beroep tegen het arbitraal vonnis en biedt een vernietigingsprocedure daarvoor geen ruimte. BGV voert verder, kort gezegd, onder meer aan dat het scheidsgerecht zich op alle door Bracco genoemde punten aan zijn opdracht heeft gehouden, althans dat een eventuele schending van de opdracht niet van ernstige aard is (artikel 1065 lid 4 Rv). Bracco heeft ook geen belang bij de aangevoerde vernietigingsgronden, aldus BGV. Verder bestrijdt BGV dat het arbitraal vonnis, of de wijze waarop het tot stand kwam, in strijd is met de openbare orde.

5.Beoordeling

Inleiding
5.1.
De plaats van arbitrage (Amsterdam) is gelegen binnen het ressort van het gerechtshof Amsterdam, zodat dit hof bevoegd is van de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis kennis te nemen (artikel 1064a lid 1 Rv). In het tussenarrest heeft het hof al beslist dat Bracco de vordering tot vernietiging binnen de termijn van drie maanden, genoemd in artikel 1064a lid 2 Rv, en dus tijdig heeft ingesteld.
Toetsingskader
5.2.
Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad geldt als algemeen uitgangspunt dat de burgerlijke rechter terughoudendheid moet betrachten bij de beoordeling van een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis. Het algemeen belang bij een effectief functionerende arbitrale rechtspleging brengt mee dat de burgerlijke rechter slechts in sprekende gevallen dient in te grijpen in arbitrale beslissingen. Een vernietigingsprocedure mag dus niet worden gebruikt als een verkapt hoger beroep. Vernietiging van een arbitraal vonnis kan slechts plaatsvinden op de in artikel 1065 lid 1 Rv vermelde gronden. Een van die gronden is de situatie waarin het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden (artikel 1065 aanhef en sub c Rv; c-grond). Bij de beoordeling van de vraag of het scheidsgerecht de grenzen van zijn opdracht heeft overschreden, moet mede de vraag worden betrokken of het geschil is beslecht in overeenstemming met de procedureregels die in het gegeven geval van toepassing zijn. De rechter moet echter ook bij zijn onderzoek of het scheidsgerecht de procedureregels heeft nageleefd, terughoudendheid betrachten. Verder geldt dat een schending van de opdracht niet tot vernietiging van een arbitraal vonnis kan leiden als die schending niet van ernstige aard is (artikel 1065 lid 4 Rv).
Daarnaast kan vernietiging van een arbitraal vonnis plaatsvinden op grond van artikel 1065 lid 1 aanhef en sub e Rv, indien het vonnis in strijd is met de openbare orde (e-grond). Vernietiging van een arbitraal vonnis op de e-grond is naar vaste rechtspraak alleen mogelijk als de inhoud of uitvoering van het vonnis strijd oplevert met dwingend recht van een zo fundamenteel karakter dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd.
Beoordeling van de aangevoerde argumenten die zien op vernietiging op de c-grond
1) en 2) Iets anders toegewezen dan gevorderd en partijen toegevoegd?
5.3.
Het hof behandelt de eerste twee argumenten van Bracco gezamenlijk.
5.4.
Het hof verwerpt Bracco’s betoog dat het scheidsgerecht in het arbitraal vonnis meer heeft toegewezen dan BGV had gevorderd. Het scheidsgerecht heeft in het dictum van het arbitraal vonnis opgenomen dat Bracco wordt veroordeeld tot betaling aan BGV, ook als vertegenwoordiger van de andere zes verkopers (“
also as the representative of the six other Sellers (...)”). Deze toevoeging komt weliswaar niet in letterlijke bewoordingen voor in de vordering van BGV in de arbitrageprocedure maar BGV heeft van meet af aan in die procedure gesteld dat zij mede optrad als vertegenwoordiger van de andere zes verkopers (zie 3.5 hierboven). Dit was ook voor Bracco kenbaar want zij heeft op dit punt verweer gevoerd (dat het scheidsgerecht overigens heeft verworpen, waarover hierna meer bij argument 3)). Het scheidsgerecht heeft dan ook met de toevoeging in het dictum niet meer toegewezen dan BGV had gevorderd maar slechts het – voor alle partijen kenbare – punt verduidelijkt dat BGV niet alleen voor zich zelf optrad maar ook als vertegenwoordiger van de andere zes verkopers.
5.5.
Dit oordeel betekent verder dat argument 2 van Bracco faalt. Het scheidsgerecht heeft in het arbitraal vonnis geen (materiële) procespartijen toegevoegd maar slechts tot uitdrukking gebracht dat BGV in de procedure niet alleen optrad voor zichzelf maar ook ten behoeve van de andere zes verkopers. Dit stond het scheidsgerecht binnen het kader van zijn opdracht vrij.
3) Volmacht ten onrechte geldig geoordeeld?
5.6.
Bracco klaagt erover dat het scheidsgerecht zijn opdracht heeft geschonden door aan de volmacht opgenomen in de PoA een uitleg te geven die in strijd is met dwingend Nederlands recht. Bracco onderschrijft het oordeel van het scheidsgerecht dat BGV geen procesbevoegdheid ten aanzien van de andere zes verkopers kon ontlenen aan artikel 13.2 SPA. Bracco bestrijdt echter het oordeel van het scheidsgerecht dat deze procesbevoegdheid wel volgt uit de PoA. Het betoog van Bracco komt erop neer dat het scheidsgerecht de volmacht opgenomen in de PoA ten onrechte niet zo heeft uitgelegd dat deze alleen voor de toekomst (‘
ex nunc’) was gegeven.
5.7.
Het hof verwerpt dit betoog. Het scheidsgerecht heeft in 10.7 en 10.8 van het arbitraal vonnis onder meer geoordeeld dat de volmacht opgenomen in de PoA een toereikende volmacht is in de zin van artikel 3:60 lid 1 BW. Het scheidsgerecht heeft hierbij het argument van Bracco dat de PoA slechts een – niet toereikende – volmacht voor de toekomst (‘
ex nunc’) bevat, verworpen. Door aldus te oordelen is het scheidsgerecht binnen zijn opdracht gebleven. Het heeft de volmacht opgenomen in de PoA beoordeeld aan de hand van de door partijen overeengekomen maatstaf, de regelen des rechts. Het heeft de argumenten die Bracco hierover heeft aangevoerd beoordeeld en verworpen. Bracco beoogt in wezen een herbeoordeling te krijgen van die argumenten maar daarvoor leent deze vernietigingsprocedure zich niet.
5.8.
Bracco heeft nog aandacht gevraagd voor overweging 10.8 van het arbitraal vonnis waarin het scheidsgerecht overweegt wat een redelijke uitleg van de PoA meebrengt (“ ...
a reasonable interpretation of the Agreement entails...”). Bracco’s betoog dat het scheidsgerecht hier heeft geoordeeld aan de hand van de – niet tussen partijen overeengekomen – maatstaf ‘goede personen naar billijkheid’ faalt. Het geven van een redelijke uitleg aan een overeenkomst past (ook) binnen de maatstaf ‘regelen des rechts’.
4) Verweer Bracco tegen de wettelijke handelsrente
5.9.
Bracco voert op zich terecht aan dat het scheidsgerecht ten onrechte in overweging 10.55 heeft geoordeeld dat Bracco geen afzonderlijk verweer had gevoerd tegen de wettelijke handelsrente. Dat had Bracco wel: in punt 2.6 van de Statement of Defence heeft Bracco verweer gevoerd tegen de gevorderde ingangsdatum van de wettelijke handelsrente van 6 november 2020, kort gezegd vanwege het ontbreken van een ingebrekestelling. Tot vernietiging van het arbitraal vonnis kan dit echter niet leiden omdat het een opdrachtschending betreft die niet ernstig van aard is. Het verweer tegen de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente is immers geen essentieel verweer. Het hof overweegt ten overvloede dat het scheidsgerecht, indien het het verweer van Bracco had beoordeeld, niet anders had kunnen concluderen dan tot verwerping daarvan. Artikel 2.2.1. (b) van de SPA bevat een fatale termijn voor betaling van de First Deferred Purchase Price. Bracco was in verzuim met haar betalingsverplichting nadat deze fatale termijn was verstreken; een ingebrekestelling was hiervoor niet nodig (artikel 6:83 sub a BW).
5) Niet hanteren beslissingsmaatstaf van artikel 13.16 sub c SPA bij uitleg artikel 2.2.1 (b) SPA?
5.10.
Als laatste argument voor de c-grond voert Bracco aan dat het scheidsgerecht bij de uitleg van artikel 2.2.1 (b) SPA – de bepaling uit de SPA die centraal stond in de arbitrageprocedure – de contractueel overeengekomen uitlegmaatstaf van artikel 13.16 sub c SPA heeft geschonden. Volgens Bracco heeft het scheidsgerecht geen letterlijke uitleg aan artikel 2.2.1 (b) gegeven en heeft het de redelijkheid en billijkheid bij zijn oordeel betrokken.
5.11.
Het hof overweegt dat uit (onder meer) 10.5 en 10.14 van het arbitraal vonnis blijkt dat het scheidsgerecht zich ervan bewust is geweest dat partijen in artikel 13.16 sub c SPA een uitlegmaatstaf zijn overeengekomen en dat het deze maatstaf moet hanteren bij de uitleg van artikel 2.2.1 (b) SPA. Het scheidsgerecht heeft bij de beoordeling van het geschil over artikel 2.2.1 (b) SPA kort gezegd de volgende twee punten onderscheiden waarover partijen van mening verschilden (10.13 arbitraal vonnis):
- ziet artikel 2.2.1 (b) alleen op
nieuwe“substantial issues arising after the conclusion of the SPA”?
- wat is de reikwijdte van het begrip “substantial issues arising after the conclusion of the SPA”?
5.12.
Het scheidsgerecht heeft artikel 2.2.1 (b) op beide punten uitgelegd en in beide gevallen de visie van BGV, en niet die van Bracco, gevolgd. Uit de overwegingen in het arbitraal vonnis blijkt dat het scheidsgerecht daarbij de maatstaf van artikel 13.16 sub c SPA heeft gehanteerd. Dit volgt voor het eerste geschilpunt uit 10.19 van het arbitraal vonnis (“
This leads to the conclusion that a literal interpretation of Article 2.2.l(b) ...”). Voor het tweede geschilpunt volgt dit uit 10.41 van het arbitraal vonnis (“
These considerations lead to the conclusion that the most obvious linguistic interpretation of Article 2.2.l(b) entails ...”).
5.13.
Dit betekent dat het scheidsgerecht zich ook op dit punt aan zijn opdracht heeft gehouden. De stellingen die Bracco aanvoert in haar toelichting komen alle erop neer dat Bracco het niet eens is met het oordeel van het scheidsgerecht en in wezen van het hof vraagt de twee hiervoor genoemde geschilpunten opnieuw te beoordelen. Zoals hiervoor al overwogen, leent deze vernietigingsprocedure zich daar niet voor. Dat betekent dat dit argument evenmin leidt tot een vernietiging van het arbitraal vonnis.
5.14.
Ook om een andere reden kan wat Bracco aanvoert over de door het scheidsgerecht gegeven uitleg van artikel 2.2.1 (b) SPA niet leiden tot vernietiging van het arbitraal vonnis. BGV heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat de beslissingen van het scheidsgerecht op de twee hierboven genoemde geschilpunten beide zelfstandig dragend zijn voor het (eind)oordeel dat Bracco op grond van artikel 2.2.1 (b) verplicht is de First Deferred Purchase Price te betalen. BGV heeft ook onweersproken aangevoerd dat de klachten die Bracco in dit verband naar voren brengt alleen zien op het eerst genoemde geschilpunt. Zelfs als die klachten gegrond zouden zijn (wat zoals hiervoor overwogen niet het geval is), kan dat dus niet leiden tot vernietiging van het arbitraal vonnis op dit punt.
Beoordeling van de aangevoerde argumenten die zien op vernietiging op de e-grond
5.15.
Bracco heeft haar beroep op de vernietigingsgrond van artikel 1065 lid 1 sub e Rv, die ziet op strijd met de openbare orde, niet anders toegelicht dan met een verwijzing naar haar stellingen over de schending van de opdracht door het scheidsgerecht. Bracco heeft daarmee onvoldoende gesteld dat een fundamentele rechtsregel is geschonden. Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat de c-grond niet opgaat, zodat daarmee ook het doek valt voor de vernietigingsgrond die ziet op strijd met de openbare orde.
Afronding
5.16.
Het hof komt niet toe aan bewijslevering. Bracco heeft geen bewijs aangeboden van
voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen
leiden.
5.17.
Het hof zal de vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis afwijzen. Bracco is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 11.379,-
- salaris advocaat
€ 18.651,-(tarief VIII, 3 punten)
Totaal € 30.030,-

6.Beslissing

Het hof:
wijst de vordering van Bracco af;
veroordeelt Bracco in de proceskosten, aan de zijde van BGV tot dit arrest vastgesteld op € 30.030,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. de Stigter, M.C.H. Broesterhuizen en K.A.J. Bisschop en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.