2.Feiten
De rechtbank heeft onder 2.1 tot en met 2.20 van het bestreden vonnis een aantal vaststaande feiten opgesomd. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Deze feiten komen, aangevuld met enkele andere tussen partijen vaststaande feiten, neer op het volgende.
( a) QBuild, vroeger geheten Stiel Groep B.V., is een aannemer.
( b) LFB Vastgoed Ontwikkeling B.V. (hierna: LFB Vastgoed Ontwikkeling), is een vennootschap die zich bezighoudt met de handel in onroerend goed. Zij is eigenaar van
meerdere woningen in Amsterdam, waaronder die aan [straat 1] 142-148 en [straat 2] 159-165 (hierna: de woningen). Haar moedervennootschap is LFB Holding B.V., waarvan [naam 1] ( [naam 1] ) [naam 2] (hierna: [naam 2] ) de directeur/grootaandeelhouder (DGA) is. LFB Vastgoed is een vennootschap waarvan [naam 2] eveneens de DGA is. Zij houdt zich bezig met handel in eigen onroerend goed en beheer van onroerend goed.
( c) LFB Vastgoed Ontwikkeling heeft als opdrachtgever in 2020 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) als opdrachtnemer.
( d) [bedrijf] heeft op haar beurt als opdrachtgever op 3 augustus 2020 een overeenkomst van onderaanneming (hierna: de overeenkomst van onderaanneming) gesloten met QBuild als opdrachtnemer, strekkende tot het uitvoeren door QBuild van installatietechnische werkzaamheden in de woningen. De aanneemsom bedroeg € 970.000,00 exclusief btw. Het betrof door QBuild uit te voeren elektrotechnische, werktuigbouwkundige, loodgieters- en dak-werkzaamheden. QBuild heeft op deze overeenkomst haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
( e) Op 18 juni 2021 heeft QBuild haar werkzaamheden opgeschort wegens het achterwege blijven van betaling door [bedrijf] voor door QBuild verrichte en gefactureerde werkzaamheden. De betalingsachterstand bedroeg op dat moment ongeveer € 160.000.00.
( f) Op 23 juni 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van QBuild, [naam 4] van [bedrijf] en [naam 2] van LFB Vastgoed Ontwikkeling. [naam 3] heeft zijn gesprekspartners later die dag per e-mail het volgende geschreven:
“In navolging van ons constructief gesprek vanmiddag bevestig ik jullie het volgende:
2. LFB zal mee tekenen voor de offerte van Stiel Groep [QBuild; hof] aan [bedrijf] [ [bedrijf] ; hof]. [naam 3] zal hiervoor een conceptovereenkomst sturen aan [naam 1] en [naam 4] .
3. Donderdag [24 juni 2021; hof] om 13:00 uur zal over het werk worden gelopen. Vanuit Stiel Groep zullen naast (…) ook (…) en [naam 3] (CFO) aanwezig zijn. [naam 1] zal hierbij aangeven wat hij vindt dat niet goed gaat of niet goed is gegaan.
4. Stiel Groep zal zorgen dat de werkzaamheden zo snel mogelijk weer worden hervat. Het doel is om op korte termijn tot een planning te komen waarbij het doel in om het project voor 1 september 2021 af te ronden. Inzake de betaling is het doel om (…) wekelijks ongeveer 100k te betalen gedurende de looptijd van het project, afhankelijk van de definitieve looptijd.”
( g) Op 25 juni 2021 is voormelde rondgang over het werk gemaakt. Hierbij waren onder anderen [naam 2] (namens LFB Vastgoed Ontwikkeling) en [naam 3] (namens Qbuild) aanwezig.
( h) Bij brief van 28 juni 2021 heeft Stiel Groep (thans: Qbuild) aan [bedrijf] onder meer geschreven:
“In navolging van het overleg woensdag 23 juni jl. tussen u, de heer [naam 1] [naam 2] en [naam 3] alsmede de daaropvolgende rondgang op het werk van bovengenoemd project, sturen wij u een samenvatting van de afspraken alsmede onze bevindingen.
Gesprek 23 juni 2021
In het gesprek zijn de volgende zaken afgesproken:
1. LFP Vastgoed [hier en hierna te lezen als: LFB Vastgoed Ontwikkeling] zal per direct een betaling doen naar [bedrijf] . Hierna zal [bedrijf] de vervallen facturen van Stiel Groep voldoen. (…)
2. LFP Vastgoed zal garant staan richting Stiel Groep voor de vorderingen van Stiel Groep op [bedrijf] in relatie tot bovengenoemd project. Stiel Groep zal hiervoor een voorstel voor overeenkomst maken;
4. Het doel van LPF Vastgoed is om het project uiterlijk 3 september 2021 af te ronden.
5. (…) [naam 3] regelt een bezoek aan het project (…) Het bezoek heeft op 25 juni plaatsgevonden (….)
(…)
Tijdens de rondgang is gesproken over de irritaties die bij uw opdrachtgever [LFB Vastgoed Ontwikkeling; hof] aanwezig zijn met betrekking tot de diverse werkzaamheden en hun voortgang. Ook zijn daarbij punten van ons behandeld.
(…) Vanaf start hebben wij te maken gehad met een ongestructureerde bouw waarbij nagenoeg geen sturing werd gegeven vanuit uw organisatie.
(…) Wij hebben diverse malen gewezen op het feit dat het voor ons niet mogelijk is vooraf de personele bezetting af te stemmen zonder een detailplanning.
(…)
Maar ook op de bouw zelf was en is nagenoeg geen aansturing aanwezig. (…)
(…)
U zult begrijpen dat wij hierdoor geen enkele verantwoordelijk kunnen nemen voor de kwaliteit van de bouw alsmede de planning. (…)
(…)
Tot slot willen wij er op wijzen dat Stiel Groep zich, zoals hierboven aangegeven, zal inspannen om de gewenste planning van het project te helpen realiseren. Eén essentieel onderdeel hiervan is tijdige betaling van facturen, alsmede de ondertekening van de garantstellingsovereenkomst door opdrachtgever. De bijlage is bijgevoegd en deze zullen wij ook aan de opdrachtgever toezenden.
(…)
Bijlage 3: Garantstelling overeenkomst [maakt geen deel uit van productie 1 bij memorie van grieven; hof].”
( i) Op 30 juni 2020 heeft QBuild een concept garantieovereenkomst aan LFB Vastgoed Ontwikkeling gezonden.
( j) Op 22 juli 2021 hebben [bedrijf] als opdrachtgever, QBuild als opdrachtnemer en LFB-Vastgoed als borgsteller een overeenkomst tot borgstelling ondertekend. Deze overeenkomst (hierna ook: de borgstellingsovereenkomst) houdt het volgende in:
“(…)
Overwegende dat:
(…)
C. de opdrachtnemer de vrees heeft dat opdrachtgever niet of niet volledig aan haar betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen en aan opdrachtgever en de borgsteller heeft medegedeeld dat zij de aangenomen werkzaamheden zal opschorten, indien de borgsteller zich niet onherroepelijk garant stelt voor de betaling van de door haar aan opdrachtgever gezonden en te zenden facturen;
D. de borgsteller niet akkoord gaat met de verlangde onherroepelijke garantstelling, echter zij wel bereid is om zich te stellen als waarborg en dit onder onderstaande voorwaarden.
De overeengekomen borgstelling:
1. De borgsteller stelt zich jegens opdrachtnemer als waarborg voor de betalingen die (lees:) opdrachtnemer uit hoofde van de overeenkomst d.d. 3 augustus 2020 (…) van opdrachtgever heeft te vorderen en dit onder de volgende voorwaarden:
A. de borgstelling enkel geldt voor de facturen uit hoofde van de overeenkomst d.d. 3 augustus 2020 en dit voor een percentage van 85% van de facturen die nog moeten worden gefactureerd;
B. ten aanzien van de facturen die reeds zijn gefactureerd geldt de borgstelling slechts voor een maximum bedrag van (…) € 75.000,-
(…)
E. de borgstelling slechts geldt voor werkzaamheden en leveranties die naar behoren zijn verricht en deugdelijk zijn opgeleverd;
(…).”
( k) Op 26 juli 2021 heeft QBuild aan [bedrijf] een ingebrekestelling gestuurd en haar gesommeerd de facturen die zijn vervallen te betalen.
( l) Eveneens op 26 juli 2021 heeft QBuild de volgende e-mail gestuurd aan ‘ [e-mail] ’ en [bedrijf] :
“(…)
Op verzoek van [naam 1] heb ik een garantstellingsovereenkomst opgesteld en deze 30 juni 2021 verstuurd aan [naam 1] en [naam 4] . Vervolgens is deze ook direct naar de jurist van LFB Vastgoed verstuurd in Wordformat. Op 19 juli 2021 ontving ik van [naam 4] een nieuw concept dat geheel anders was dan het concept van mijn kant. Met een aantal kleine aanpassingen een voor Stiel Groep acceptabel document. Wat schetst mijn verbazing als op 22 juli om 11:38 een nieuw concept wordt gestuurd vanuit LFB Vastgoed waarin LFB Vastgoed zich slechts een deel van de openstaande posten borg stelt! Geheel tegen alle eerder gemaakte afspraken in en met als gevolg dat Stiel Groep haar financieel risico inzake dit project substantieel heeft zien toenemen.
Gezien bovenstaande hebben wij moeten besluiten om het werk na de bouwvak pas te hervatten indien er afdoende zekerheden voor de openstaande posten alsmede de toekomstige betalingen zijn getroffen. (...)
Op dit moment bedraagt het openstaande saldo bij [bedrijf] € 218.917,77 waarvan € 90.213,63 vervallen is. Hierbij sommeren wij [bedrijf] B.V. het vervallen bedrag per omgaande te voldoen. Tevens hierbij het verzoek aan LFB Vastgoed B.V. tot uitbetaling van het vervallen bedrag of het maximale bedrag waarvoor de borgstelling is verleend, zoals overeengekomen in de Borgstellingsovereenkomst dd 22 juli 2021. (…)”
( m) Bij brief van 31 augustus 2021 heeft [bedrijf] QBuild en [naam 2] (op het mailadres [e-mail] ’) geïnformeerd dat de overeenkomst van onderaanneming met QBuild (van 3 augustus 2020) vanwege een toerekenbare tekortkoming/verzuim aan de zijde van QBuild is ontbonden door middel van een eerdere, aan QBuild uitgebrachte, ontbindingsverklaring.
( n) Op 1 september 2021 heeft QBuild aan [bedrijf] een eindafrekening gezonden ten belope van een bedrag van € 222.296,78.
( o) Bij brief van 20 september 2021 heeft de advocaat van QBuild jegens LFB-Vastgoed aanspraak gemaakt op betaling van € 75.000.00 op grond van onderdeel B van de borgstellingsovereenkomst. In deze brief kondigt QBuild eveneens aan dat, indien [bedrijf] niet overgaat tot betaling van het restant van de aanneemsom, zij jegens LFB-Vastgoed aanspraak zal maken op 85% van het resterende bedrag, zijnde € 188.952,26.
( p) Bij brief van 29 september 2021 aan QBuild heeft de advocaat van LFB-Vastgoed zich onder meer op het standpunt gesteld dat LFB-Vastgoed heeft gedwaald bij het aangaan van de borgstellingsovereenkomst omdat QBuild haar werkzaamheden wederom heeft opgeschort, terwijl LFB-Vastgoed de borgstellingsovereenkomst alleen wilde aangaan indien QBuild niet zou opschorten. Daarbij heeft LFB-Vastgoed de vernietiging van de borgstellingsovereenkomst ingeroepen.
( q) EP Bouwadvies B.V. (hierna: EP Bouwadvies) heeft in opdracht van LFB Vastgoed Ontwikkeling op 13 juni 2021 en 20 september 2021 het werk gekeurd. Alleen de inspecteur, [naam 5] (hierna: [naam 5] ), was daarbij aanwezig. Het desbetreffende rapport van 3 oktober 2021 vermeldt als toelichting en conclusie:
“Plat dak ligt niet op afschot, dit is zeer moeilijk tot niet op te lossen zonder zeer grote bouwkundige aanpassingen. Er wordt sterk getwijfeld over het toepassen van juiste dampdichte laag ter plaatse van dakbeschot. Aansluitingen en detaillering ter plaatse van dak zijn rommelig en ondeskundig uitgevoerd. Uitvoering van dakhuisjes is niet juist.
Er wordt sterk getwijfeld aan de brandwerend van doorvoeren en leidingschachten. Met betrekking tot een aantal woningscheidende wanden wordt getwijfeld aan geluidsisolatie en brandwerendheid.
Installatie is rommelig uitgevoerd en zal op diverse plaatsen aangepast moeten worden.
Interieur van de woning beperkt inspecteerbaar in verband met waargenomen chaos. Rekening houden met forse kosten om woningen oplevergereed te maken.
Gezien de kwaliteit van het uitgevoerde werk is het onmogelijk om een totale opstelling van de aanwezige problemen/gebreken aan te geven.
Gezien huidige staat van het pand en de woning is oplevering binnen korte termijn uitgesloten.
Geadviseerd wordt om met alle partijen goede afspraken ter maken over het oplossen van de waargenomen problemen. Oplossen van waargenomen problemen hebben forse kostenconsequenties.”
( r) Bij (verstek)vonnis van 3 november 2021 heeft de rechtbank Amsterdam tussen (thans) QBuild en [bedrijf] voor recht verklaard dat laatstgenoemde de overeenkomst van (onder)aanneming met Qbuild niet rechtsgeldig heeft ontbonden en heeft zij [bedrijf] veroordeeld tot betaling aan Qbuild van een bedrag van € 389.313,90 aan hoofdsom.
( s) EP Bouwadvies heeft in opdracht van LFB Vastgoed Ontwikkeling op 4 november 2021 nogmaals het werk gekeurd. Aanwezig waren de inspecteur ( [naam 5] ) en iemand van de zijde van Qbuild. Het hiervan op 14 november 2021 opgestelde rapport luidt als volgt:
“(...)
Inspectie.
Diverse ingestorte rioleringsleidingen en andere leidingen te plaatsen van staalplaatbetonvloer begane grond zijn doorboord door een aannemer. Dit heeft veel schade en herstelwerkzaamheden met zich meegebracht en zou nog met zich meebrengen. Schade was bij inspectie nog niet exact duidelijk.
Installatie is zeer rommelig gecoördineerd aangelegd. (...)
Tijdens het onder druk zetten van waterleidingen is op diverse plaatsen lekkages ontstaan/ aangenomen, dit is lastig oplossen omdat er geen gestructureerde installaties aangebracht.
Hemelwaterafvoer ter plaatse van voorgevel zijn doorboord door de aannemer, hierdoor lekt het riool aan de buitenzijde en is er lekkage in de kelder ontstaan. (...)
Constructie.
(…) Er zijn diverse problemen met brandwerendheid en geluidswerendheid van de woning en constructie.
(…)
Algemene indruk van werkzaamheden.
Werkzaamheden zijn zover waarneembaar gezien waargenomen gebreken en kwaliteit van het uitgevoerde werk niet of nauwelijks gecoördineerd. Voor zover bekend zijn er geen goede uitvoeringstekeningen en installatietekeningen bekend. Detaillering is niet uitgetekend en onderzocht.
Het is momenteel zeer moeilijk om nog een juiste kostenopstelling te maken voor alle waargenomen gebreken. Grove schatting inclusief dak circa € 950.000.”
( t) Op 26 oktober 2021 heeft QBuild – met op 25 oktober 2021 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verleend verlof – onder een aantal banken conservatoir derdenbeslag ten laste van LFB-Vastgoed doen leggen.
( u) Op 16 november 2021 is [bedrijf] failliet verklaard.