ECLI:NL:GHAMS:2024:1617

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
200.330.648/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder over beslaglegging op AOW-uitkering zonder vooraankondiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klager, die in 2015 samen met zijn ex-partner hoofdelijk was veroordeeld tot voldoening van een vordering, verhuisde in 2016 naar de Filipijnen. In 2020 werd er beslag gelegd op zijn AOW-uitkering zonder dat hij voorafgaand aan deze actie een aanmaning of dwangbevel had ontvangen. De klager betwistte de rechtmatigheid van de beslaglegging en diende een klacht in tegen de gerechtsdeurwaarder. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld, omdat er geen wettelijke verplichting bestaat om voorafgaand aan beslaglegging contact op te nemen met de schuldenaar. Het hof concludeerde dat de klacht op alle onderdelen ongegrond was en vernietigde de eerdere beslissing van de kamer die de klacht gedeeltelijk gegrond had verklaard. De gerechtsdeurwaarder was niet verplicht om klager vooraf te informeren, vooral gezien het feit dat klager al geruime tijd in het buitenland woonde en geen pogingen had ondernomen om de schuld te regelen. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.330.648/01 GDW
nummers eerste aanleg : C/13/717221 / DW RK 22/174
C/13/727241 / DW RK 22/474 (verzet)
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 juni 2024
inzake
[appellant],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats 1] ,
appellante,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats 2] (Filipijnen),
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager is samen met zijn ex-partner in 2015 hoofdelijk veroordeeld tot voldoening van een vordering. In 2016 is klager naar de Filipijnen verhuisd. In 2020 is beslag gelegd op de AOW-uitkering van klager. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder met name dat in 2020 beslag is gelegd, zonder dat klager tevoren een aanmaning of een dwangbevel had ontvangen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 11 augustus 2023 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 juli 2023 onder nummer C/13/727241 / DW RK 22/474 (ECLI:NL:TGDKG:2023:54).
2.2.
Klager heeft op 4 september 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 april 2024. [naam] , namens de gerechtsdeurwaarder, en klager zijn beiden per videoverbinding verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.Feiten

De kamer heeft in de bestreden beslissing een aantal feiten vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn de feiten de volgende.
3.1.
Bij vonnis van 13 oktober 2015 (hierna: het vonnis) is klager – samen met zijn expartner – door de rechtbank Overijssel hoofdelijk veroordeeld een vordering te voldoen van Zengerink Makelaardij. Het vonnis is op 20 oktober 2015 aan klager betekend.
3.2.
Klager woont sinds augustus 2016 op de Filipijnen.
3.3.
Op 1 mei 2020 is op grond van het vonnis executoriaal beslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de AOW-uitkering van klager.
3.4.
Op 6 mei 2020 heeft de SVB aan klager bericht dat voor hem geen beslagvrije voet is vastgesteld, omdat hij niet in Nederland woont.
3.5.
Op 13 oktober 2020 heeft een medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder aan klager een specificatie van de openstaande vordering verstrekt, met daarbij de volgende toelichting:

(…) Ons kantoor heeft de zaak al vele jaren in behandeling en nadat is gebleken dat u een AOW-uitkering ontving is beslag gelegd op uw inkomen. Dat vijf jaar is verstreken doet niet ter zake. Een vonnis verjaard na twintig jaar.
In deze zaak is de minnelijke fase geheel doorlopen, zonder dat volledige betaling heeft plaatsgevonden. Om die reden is de procedure opgestart, het vonnis betekend en de executie opgestart. Door deze werkzaamheden is de vordering verhoogd met de nodige kosten. Hierbij gaat een specificatie van de openstaande vordering.
U en [de ex-partner] zijn beiden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de vordering, zodat het gevorderde niet enkel voor de helft voor uw rekening komt.
3.6.
Op 9 december 2020 heeft klager aan onder meer het kantoor van de gerechtsdeurwaarder een e-mail gestuurd waarin hij zich bereid heeft verklaard de helft van de restschuld op zich te nemen.

4.De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.
a. In mei 2020 is beslag gelegd op de AOW-uitkering van klager zonder dat hij wist waarom. Klager heeft tevoren geen aanmaningen of een dwangbevel ontvangen.
De vordering vloeit voort uit een overeenkomst die de ex-partner van klager zonder de medewerking van klager heeft gesloten met Zengerink Makelaardij. Klager ging ervan uit dat zijn ex-partner de vordering had voldaan.
Klager heeft geen overzicht hoeveel de gerechtsdeurwaarder inmiddels heeft ingevorderd.
Het beslag dient opgeheven te worden.

5.Beoordeling

5.1.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 20 december 2022 de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen deze beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld. De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet gegrond verklaard, de beslissing van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel a. vernietigd en klachtonderdeel a. gegrond verklaard. Voor het gegronde deel van de klacht heeft de kamer aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. De gerechtsdeurwaarder is in de kosten veroordeeld.
Omvang hoger beroep
5.2.
Uit artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarderswet volgt – kort weergegeven en voor zover hier van belang – dat de voorzitter van de kamer klachten die naar zijn oordeel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen. Tegen een dergelijke beslissing kan verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beslissing van de kamer dat het verzet ongegrond is, staat geen rechtsmiddel open. De kamer heeft in zijn beslissing van 28 juli 2023 het verzet geheel gegrond verklaard. Dit betekent dat alle onderdelen van de klacht ter beoordeling aan het hof voorliggen.
Beslaglegging zonder vooraankondiging (klachtonderdeel a.)
5.3.
De kamer heeft klachtonderdeel a. (alsnog) gegrond verklaard op grond van de overweging dat het onder de gegeven omstandigheden op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen klager van tevoren in kennis te stellen van haar intenties, bijvoorbeeld in een brief. Er had immers tussen de gerechtsdeurwaarder en klager geen enkel contact plaatsgevonden tussen oktober 2015 (de betekening van het vonnis) en 1 mei 2020 (de dag van de beslaglegging). De gerechtsdeurwaarder had dan in elk geval geprobeerd de kosten zo laag mogelijk te houden voor klager, hetgeen een verplichting is die direct volgt uit artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders (thans artikel 3.4 van de Gerechtsdeurwaarders-verordening), aldus de kamer.
5.4.
In haar beroepschrift heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat er geen enkele (wettelijke) bepaling is die voorschrijft dat een gerechtsdeurwaarder verplicht is om een geëxecuteerde schriftelijk in kennis te stellen voordat hij/zij overgaat tot het uitvoeren van een ambtshandeling. De wetgever heeft juist gekozen voor een systeem van kennisgeving achteraf, namelijk de betekening van het derdenbeslag. Volgens de gerechtsdeurwaarder kon klager er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat geen executiemaatregelen meer zouden worden genomen; het is zijn eigen keuze geweest om niet te voldoen aan de inhoud van het vonnis, dat op tegenspraak is gewezen.
5.5.
Zoals ook de kamer terecht heeft overwogen rust op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht als hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. In het algemeen hoeft een gerechtsdeurwaarder ook niet te waarschuwen voordat hij tot beslaglegging overgaat. Bijzondere omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat van een gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden dat met een schuldenaar contact wordt opgenomen voorafgaand aan een beslaglegging in een poging de kosten voor de schuldenaar zo laag mogelijk te houden. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn in dit geval echter niet aan de orde. Bij dit oordeel weegt het hof mee dat klager woonachtig is op de Filipijnen, waarheen hij is verhuisd binnen een jaar na de betekening van het vonnis zonder enige poging te doen voor deze schuld een regeling te treffen. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder onweersproken verklaard dat klager tijdens de procedure die heeft geleid tot het vonnis in 2015, meermalen heeft verklaard dat hij de vordering nooit zou betalen. Onder deze omstandigheden mocht de gerechtsdeurwaarder zonder vooraankondiging tot beslaglegging overgaan. Het hof sluit zich daarom aan bij het oordeel van de voorzitter van de kamer dat het niet tuchtrechtelijk laakbaar is dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan het beslag geen aanmaning of betalingsbevel meer aan klager heeft gestuurd, aangezien klager op de hoogte was van het vonnis en de hoofdelijke veroordeling tot betaling van het bedrag. Anders dan de kamer acht het hof klachtonderdeel a. dus ongegrond.
Overeenkomst met makelaar gesloten zonder medewerking klager (klachtonderdeel b.)
5.6.
De kantonrechter heeft in het vonnis geoordeeld dat klager (stilzwijgend) met de opdracht aan de makelaar heeft ingestemd. Vervolgens zijn zowel klager als zijn ex-partner hoofdelijk veroordeeld tot voldoening van de vordering van de makelaar. Het is niet aan de tuchtrechter om de juistheid van die beslissing te beoordelen. De gerechtsdeurwaarder beschikte met dit vonnis over een executoriale titel die ten uitvoer mocht worden gelegd. Ook klachtonderdeel b. is daarom ongegrond.
Ontbreken overzicht hetgeen is ingevorderd (klachtonderdeel c.)
5.7.
Met betrekking tot dit klachtonderdeel sluit het hof zich aan bij het oordeel van de kamer dat niet is gebleken dat klager de gerechtsdeurwaarder om een actueel overzicht van de openstaande vordering heeft verzocht. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken dat de gerechtsdeurwaarder in ieder geval op 13 oktober 2020 aan klager een overzicht heeft gestuurd. Het hof acht daarom ook klachtonderdeel c. ongegrond.
Opheffing beslag (klachtonderdeel d.)
5.8.
Net als de kamer is het hof van oordeel dat de tuchtrechter niet bevoegd is een beslag op te heffen en dat klager zich met een dergelijke vordering dient te wenden tot de civiele rechter. Daarbij komt nog dat namens de gerechtsdeurwaarder ter zitting in hoger beroep is verklaard dat de vordering sinds december 2022 volledig is voldaan. Ook klachtonderdeel d. is daarom ongegrond.
Conclusie
5.9.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder op alle onderdelen ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen voor zover het betreft de gegrondverklaring van klachtonderdeel a. alsmede de oplegging van de maatregel en de proceskostenveroordeling. Omdat de kamer in de bestreden beslissing heeft verzuimd de overige klachtonderdelen ongegrond te verklaren, zal het hof de klacht alsnog in al zijn onderdelen ongegrond verklaren.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover klachtonderdeel a. gegrond is verklaard, aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel is opgelegd en zij in de proceskosten is veroordeeld,
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024 door de rolraadsheer.