In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klager, die in 2015 samen met zijn ex-partner hoofdelijk was veroordeeld tot voldoening van een vordering, verhuisde in 2016 naar de Filipijnen. In 2020 werd er beslag gelegd op zijn AOW-uitkering zonder dat hij voorafgaand aan deze actie een aanmaning of dwangbevel had ontvangen. De klager betwistte de rechtmatigheid van de beslaglegging en diende een klacht in tegen de gerechtsdeurwaarder. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar had gehandeld, omdat er geen wettelijke verplichting bestaat om voorafgaand aan beslaglegging contact op te nemen met de schuldenaar. Het hof concludeerde dat de klacht op alle onderdelen ongegrond was en vernietigde de eerdere beslissing van de kamer die de klacht gedeeltelijk gegrond had verklaard. De gerechtsdeurwaarder was niet verplicht om klager vooraf te informeren, vooral gezien het feit dat klager al geruime tijd in het buitenland woonde en geen pogingen had ondernomen om de schuld te regelen. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.