Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
- langdurige tekortkomingen en openstaande kosten;
[De echtgenoot] heeft bij testament d.d. 9 maart 2000 (…) over zijn nalatenschap beschikt en tot zijn enige erfgenamen benoemd: [klaagster] en zijn kinderen [X], [Y], en [Z],
Uit de door u ontvangen kopieën van mijn e-mails aan mr. Van Hecke van [de hypotheekbank] en aan haar advocaat mr. Jager kunt u reeds duidelijk opmaken, dat er geen sprake van een veiling kan zijn en het zelfs zo is, dat [de hypotheekbank] die nooit had mogen opstarten, laat staan dat ik de kosten daaromtrent dien te betalen, zoals zij meent.”
Van de executerende hypotheekbank (…) vernam ik dat er herstel exploiten uitgebracht dienen te worden, daar de eerder gedane opgave van de vordering onjuist zou zijn.
Het is u zwaar aan te rekenen, dat u mij simpelweg mededeelt, dat er herstelexploten aan mij en mijn gezinsleden door de Gerechtsdeurwaarder zullen worden uitgebracht, waarvan u aan de hand van mijn brief van 23 augustus jl. had kunnen weten, dat er helemaal geen exploot had mogen worden uitgebracht vanwege het doorhalen van het beslag op mijn woning na mijn betaling van het beslagbedrag op 9 augustus 2021. Het kan niet anders dan dat u als notaris er heel goed van op de hoogte bent, dat uw opdrachtgever [de hypotheekbank] alleen maar bezig is mij onrechtmatig grote bedragen afhandig te maken, die ik niet verschuldigd ben. U dient als notaris onafhankelijk te zijn en rekening te houden met ook mijn belangen, zeker wanneer het gaat om de executoriale verkoop van mijn grootste bezit, waar [de hypotheekbank] dus geheel ten onrechte mee dreigt ten einde te bereiken, dat ik ter voorkoming dat de verkoop niet doorgaat toch al hetgeen zij op de aflosnota laat plaatsen zal betalen. Een schandalige situatie waar u niet aan mee mag werken.
Hypotheeknummer V 102-102720
U heeft een aantal punten benoemd waaruit blijkt dat u het niet eens bent met de zienswijze van [de hypotheekbank] en de gronden waarop zij de veiling hebben aangezegd.
(B)Rechthebbende
Met inachtneming van onderstaande emails zend ik u de laatste ontvangen bieding, welke tevens naar de executerende hypotheekbank ter beoordeling wordt gezonden.
Hierbij ontvangt u een uitgebreid document, waaruit onomstotelijk blijkt, dat de Akte houdende vaststelling veilingvoorwaarden, die ik van u heb ontvangen in verband met de aangekondigde veiling van mijn woning (…) op 14 oktober 2021, vele zwaarwegende mankementen vertoont, waardoor de veiling van mijn woning sowieso een onrechtmatige daad zou betreffen. Dit nog afgezien van het feit, dat mijn zoon en ik op 10 september 2021 een rechtsgeldige koopovereenkomst hebben getekend, waarin de verkoopprijs van € 860.000,-- k.k. is vastgelegd.”
In uw email benoemt u een aantal punten waaruit blijkt dat u het niet eens bent met de zienswijze van [de hypotheekbank] en de gronden waarop zij de veiling hebben aangezegd en de veilin[g]voorwaarden.
(…) Zowel [de hypotheekbank] als u zijn ermee bekend, dat mijn zoon (…) en ik op 10 september 2021 een rechtsgeldige koopovereenkomst hebben gesloten, waarin een koopprijs/ verkoopprijs van € 860.000,-- k.k. wordt genoemd, welk bedrag zoals zowel [de hypotheekbank] als u weten aanzienlijk hoger is dan de vier biedingen, die ik van u ontvangen heb. Het is dus volstrekt onaanvaardbaar en foutief, dat [de hypotheekbank] met uw medeweten toch een onderhandse koopovereenkomst heeft gesloten met een bieder, waarbij zelfs niet vermeld wordt met wie van de bieders dat is. Het zou zelfs kunnen betekenen, dat die overeenkomst is gesloten met de laagste bieder.
Ik wijs elke vorm van aansprakelijkheid, hoe ook genaamd, af.
Inzake de veiling van [de woning] zond ik u bij brief van 30 september jl. kopieën van de door mij – op basis van de veilingvoorwaarden – ontvangen biedingen.
2.7. Voor zover [de advocaat van klaagster] tijdens de mondelinge behandeling de voorzieningenrechter heeft verzocht om een oordeel te geven over de juistheid van (onderdelen van) de aflosnota wat betreft de kosten van ING, overweegt de voorzieningenrechter dat dit het bestek van dit geding te buiten gaat. Deze procedure heeft immers enkel betrekking op de goedkeuring van de onderhandse verkoop. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding om over de aflosnota een oordeel te geven. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gebracht dat er over de aflosnota een procedure loopt bij het Kifid en dat het Kifid hier binnenkort een uitspraak over zal doen. De voorzieningenrechter zal hier niet op vooruitlopen.”
Hypotheeknummer V 102-102720
U gaf mij dat u een procedure tegen [de hypotheekbank] te starten indien u zich niet in deze aflosnota zou kunnen vinden.”
Afgelopen maandag 6 december 2021 heb ik van [de notaris] pas de aflosnota (gedateerd 25 november 2021) met betrekking tot hetgeen ik aan [de hypotheekbank] zou moeten betalen na afronding van de verkoop van mijn woning door [de hypotheekbank] aan mijn zoon, ontvangen. Ik zal nog één keer alle feiten opsommen, die maken waarom de hele gang van zaken met betrekking tot het bedrag waarvan [de hypotheekbank] vindt dat de notaris aan haar moet overmaken (mijn geld betreffende) om aan mijn verplichtingen aan haar te voldoen, alleen maar geduid kan worden als fraude en oplichting.”
Ik bericht u dat bij het verzoek aan de Voorzieningenrechter voor de uitbetaling, ik de Voorzieningenrechter tevens bericht zal doen van de bezwaren tegen de aflosnota van [de hypotheekbank]”
Voor de goede orde bericht ik u dat de schuldenaar bezwaar maakt tegen de aflosnota van [de hypotheekbank]. Ik verwijs o.m. naar het sub 2 bepaalde in genoemde beschikking.”
Van de Voorzieningenrechter is toestemming verkregen op het ingediende verzoek tot uitbetaling van de gelden aan de ING.
U vergeet bewust dat u mij – na toezending van de door de Voorzieningenrechter in december 2021 goedgekeurde van [de hypotheekbank] ontvangen aflosnota – telefonisch mededeelde dat u de restantgelden niet wilde ontvangen.
In het klachtformulier van 15 september 2020 vordert [klaagster] dat [de hypotheekbank] wordt veroordeeld:
3.11. De slotsom is: de vorderingen die [klaagster] wil verrekenen zijn reeds in oktober 2012 verjaard en daardoor is zij niet bevoegd tot verrekening van die vorderingen met betalingsverplichtingen die pas na oktober 2012 zijn ontstaan.
4.De klacht
5.Beoordeling
- de notaris heeft ten onrechte de kinderen van klaagster betrokken bij de voorgenomen veiling;
- de notaris had zijn ministerie moeten weigeren;
- de aflosnota was niet juist.
- op grond van artikel 544 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering diende de betekening van de aanzegging van de veiling te geschieden aan de schuldenaren, te weten klaagster en haar kinderen. Hierdoor valt de notaris niets te verwijten;
- uit artikel 21 lid 1 van de Wet op het notarisambt volgt dat de notaris in beginsel aan zijn ministerieplicht is gehouden. In het belang van degene van wie de onroerende zaak geveild wordt kan onder bijzondere omstandigheden van de ministerieplicht worden afgeweken. Niet is gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden, nu uit summier onderzoek door de notaris bleek dat sprake was van een hypothecaire verplichting en verzuim. De notaris heeft klaagster op de hoogte gesteld van de voorgenomen veiling, hij heeft haar informatie verstrekt, hij heeft haar brieven beantwoord en haar gewezen op de mogelijkheid van het starten van een executiegeschil. De notaris kon, zonder tegenbericht van de hypotheekbank, niet anders handelen dan de veiling voort te zetten;
- niet is gebleken dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de aflosnota. De notaris heeft aangevoerd geen ernstig vermoeden te hebben gehad dat de verklaring van de hypotheekbank onjuist was, waardoor hij de betaling had moeten opschorten. Ook de voorzieningenrechter heeft de verklaring goedgekeurd.