ECLI:NL:GHAMS:2024:1627

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23-000452-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans goed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een voertuig dat aan een ander toebehoorde. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de beschadiging van de auto van de benadeelde partij, [benadeelde].

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 2 november 2022 vond er een aanrijding plaats op een parkeerplaats in Nieuw-Vennep, waarbij de verdachte betrokken was. Na de aanrijding heeft de verdachte de benadeelde partij, die hem wilde helpen met het invullen van een schadeformulier, agressief benaderd. De verdachte heeft met zijn knie tegen de auto van de benadeelde geschopt en met zijn vuist tegen de deur geslagen, wat resulteerde in schade aan de auto.

Het hof heeft de verklaringen van de benadeelde en een getuige als overtuigend beschouwd en heeft geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof onvoldoende bewijs had om de schade te beoordelen. De benadeelde partij kan de vordering enkel bij de burgerlijke rechter indienen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 350 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans goed.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000452-23
datum uitspraak: 7 juni 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-283585-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 november 2022 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer
opzettelijk en wederrechtelijk voertuig (auto), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beschadiging van de auto.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Op 2 november 2022 heeft op een parkeerplaats in Nieuw-Vennep een aanrijding tussen twee personenauto’s plaatsgevonden, waarbij [naam] (hierna te noemen: [naam]) achteruit rijdend tegen de auto van de verdachte is aangereden. De aangever [benadeelde] (hierna te noemen: [benadeelde]) heeft verklaard dat hij naar aanleiding van de aanrijding heeft willen helpen met het invullen van het schadeformulier. De verdachte keerde zich vervolgens tegen hem en heeft met zijn knie tegen zijn auto geschopt en twee keer met zijn vuist tegen de deur aan de bestuurderszijde geslagen, waardoor schade in de vorm van deuken/pitten in die deur is ontstaan. De politieambtenaar ter plaatse zag in de linker voordeur van de auto van [benadeelde] twee kleine deukjes onder het raam en een deuk onderaan de deur.
De getuige [getuige] (hierna te noemen: [getuige]) – die zich ook op de parkeerplaats bevond – hoorde de verdachte tieren en zag dat de verdachte met zijn knie schopte en met zijn elleboog/vuist sloeg tegen de deur van de auto van [benadeelde].
Over de schade aan de auto van [benadeelde] heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de schade heeft gezien.
Nu [benadeelde] en [getuige] hebben verklaard dat de verdachte tegen de auto van [benadeelde] heeft geschopt en geslagen en die schade door zowel de politieambtenaar ter plaatse als door de verdachte zelf is waargenomen, acht het hof bewezen dat de verdachte de auto van [benadeelde] heeft beschadigd door tegen de deur van de bestuurderszijde te slaan en te schoppen. Dat [getuige] heeft verklaard over slechts één elleboog/vuistslag, doet hier niet aan af.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 november 2022 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk het voertuig (auto), dat aan [benadeelde] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 24 uren subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een auto door tegen de autodeur te slaan en te schoppen. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendom van een ander. Het wordt de verdachte daarbij aangerekend dat hij zich in het kader van een verkeersruzie, op de openbare weg zeer agressief heeft gedragen jegens de aangever. Ook bij toevallige omstanders, waaronder zich in dit geval ook kinderen bevonden, brengen feiten als het onderhavige in de regel gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof acht mede gelet op de beperkte draagkracht van de verdachte, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van € 2.235,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij geheel moet worden toegewezen en dat ter zake daarvan een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
De verdediging heeft de hoogte van het gevorderde schadebedrag betwist en zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Aldus heeft hij jegens de benadeelde partij onrechtmatig gehandeld en is hij gehouden tot vergoeding van de schade die daarvan rechtstreeks het gevolg is. De benadeelde partij heeft de omvang van de schade slechts onderbouwd met een schadecalculatie. Naar aanleiding van deze onderbouwing leven bij het hof vragen over welke reparaties aan de auto rechtstreeks in verband staan met het bewezenverklaarde feit. Gezien de gemotiveerde betwisting door de verdediging en de summiere onderbouwing van de schadeposten door de benadeelde partij, kan het hof op het bestaande dossier inhoudelijk niet oordelen over de gevorderde schade. Daarvoor zijn nadere bewijsstukken vereist. Naar oordeel van het hof levert het een onevenredige belasting van het strafgeding op indien de benadeelde partij in dit stadium alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om dergelijke nadere bewijsstukken in het geding te brengen. Het hof is daarom van oordeel dat het bepalen van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Koek, mr. R.D. van Heffen en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juni 2024.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.