ECLI:NL:GHAMS:2024:1995

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
200.338.060/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot contactregeling middels videobellen en vaststelling informatieregeling tussen vader en kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot het vaststellen van een contactregeling met zijn kinderen middels videobellen. De vader, die in Syrië woont, heeft sinds medio 2015 geen contact meer gehad met zijn kinderen, die in Nederland wonen bij hun moeder. De rechtbank had eerder bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders werd beëindigd en dat de moeder met de uitoefening van het gezag over de kinderen belast zou zijn. De vader verzocht om een contactregeling en om informatie over de kinderen, terwijl de moeder verzocht om het verzoek van de vader af te wijzen.

Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader tot het vaststellen van een contactregeling middels videobellen in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De kinderen hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan contact met hun vader, en het hof oordeelt dat het in hun belang is om zonder de spanningen van een gedwongen omgangsregeling verder te kunnen leven. Het hof heeft echter de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de frequentie van de informatieregeling betreft. De moeder heeft toegezegd de vader eenmaal per maand te informeren over de kinderen, wat het hof als haalbaar beschouwt. De vader heeft ook de mogelijkheid gekregen om de kinderen drie keer per jaar een cadeautje te sturen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van de kinderen en de noodzaak voor de ouders om een constructieve communicatie te onderhouden, waarbij de moeder wordt aangemoedigd om de kinderen te stimuleren om contact met hun vader te overwegen in de toekomst. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.338.060/01
zaaknummer rechtbank: C/13/733658 / FA RK 23-3130
beschikking van de meervoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , Syrië,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L. Leenders te Den Haag,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Dickhoff te Diemen.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende rol is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de rechtbank) van 27 november 2023, uitgesproken onder het hiervoor genoemde zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 22 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 5 april 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 17 april 2024 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 24 april 2024 met bijlage.
2.4
De kinderen hebben per brief van 22 april 2024 hun mening kenbaar gemaakt.
2.5
De zitting heeft op 1 mei 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V.D. Aelbers.
De vader heeft via een geluidsverbinding aan de zitting deelgenomen.
N. Hannani, tolk in de Syrische/Arabische taal, heeft zowel de moeder als de vader tijdens de zitting bijgestaan.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank te Damascus (Syrië) van
25 november 2012 is de tussen de ouders op 13 november 2012 overeengekomen echtscheiding, bekrachtigd.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2008 te [plaats A] (Syrië);
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2010 te [plaats A] (Syrië) (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.3
Bij de – in zoverre niet bestreden – beschikking van 27 november 2023 heeft de rechtbank bepaald dat het gezamenlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en is de moeder voortaan met de uitoefening van het gezag over de kinderen belast.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang:
- bepaald dat de moeder is gehouden de vader eenmaal per kwartaal, uiterlijk de eerste dag van het begin van een kwartaal schriftelijk (of digitaal) op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per keer dat de moeder in gebreke blijft om aan deze verplichting te voldoen met een maximum van € 10.000,-;
- het verzoek van de vader tot het vaststellen van een contactregeling afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de vader via videobellen rechtstreeks contact zal hebben met de kinderen, dat hij minimaal één keer per maand wordt voorzien van informatie en foto’s van de kinderen en dat hij de kinderen drie keer per jaar een cadeautje mag sturen.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn verzoeken als ongegrond af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
De rechter stelt op grond van artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.2
Op grond van artikel 1:377a lid 3 BW ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.3
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
De standpunten
5.4
De vader betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen omgangsregeling tussen hem en de kinderen heeft vastgesteld. De vader acht het in het belang van de kinderen dat er een vorm van contact tussen hen is. De moeder heeft de vader op een genadeloze manier uit het leven van de kinderen gerukt. Eerst door heel moeilijk bereikbaar te zijn en allerlei vereisten te stellen aan het contact en daarna door met de kinderen te verdwijnen naar een voor de vader onbekende bestemming. De kinderen hebben een verkeerd beeld van de situatie en zij worden door de moeder voorgelogen en opgezet tegen de vader. De vader leidt hieruit af dat de kinderen niet weten dat hij hen al jaren zoekt en dat hij op verschillende manieren heeft geprobeerd contact te leggen. De moeder heeft dit echter niet gefaciliteerd. De moeder heeft de vader tot op heden niet of nauwelijks voorzien van informatie over de kinderen en zij voert de door de rechtbank aan haar opgelegde informatieregeling niet op een juiste wijze uit. Dit terwijl hij de kinderen al meer dan acht jaar niet heeft gezien en niets van hen heeft vernomen, aldus de vader.
5.5
De moeder is van mening dat de bestreden beschikking bekrachtigd dient te worden en voert daartoe het navolgende aan. Er is sinds medio 2015 geen contact meer tussen de vader en de kinderen. De kinderen willen geen contact met de vader, dit hebben zij ook in hun brief aan het hof aangegeven. Het contact tussen de vader en de kinderen is verwaterd en daar heeft de vader zelf ook een aandeel in. Daarnaast gebeurt er niet zoveel in de levens van de kinderen dat er maandelijks iets te melden valt. De moeder betwist dat zij zich niet aan de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling heeft gehouden.
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het formaliseren van een omgangsregeling – gelet op de leeftijd van de kinderen – niet passend is. De raad zal, na afloop van de zitting, een stuk delen met de ouders over de invulling van goed ouderschap. Het ligt op de weg van de vader om te tonen dat de kinderen belangrijk voor hem zijn door van zich te laten horen en vragen te stellen. Van de moeder wordt verwacht dat zij richting de kinderen laat zien dat zij het contact tussen de kinderen en de vader blijft bevorderen, aldus de raad.
De beoordeling
5.7
De vader heeft de Syrische nationaliteit en woont in Syrië. De moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland. De zaak heeft daardoor een internationaal karakter. De Nederlandse rechter is bevoegd om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft Nederlands recht toegepast. Daartegen is niet gegriefd, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
5.8
Ten aanzien van de verzochte contactregeling middels videobellen overweegt het hof als volgt.
Voor de beoordeling van de vraag of er door de rechter al dan niet een contactregeling moet worden vastgesteld geldt als uitgangspunt dat een kind en een ouder recht hebben op contact met elkaar. Het is voor een kind van groot belang om beide ouders te kennen en een goede band met hen te onderhouden. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat het belang van het kind met zich brengt dat door de rechter juist geen omgangsregeling wordt vastgesteld. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van het hof thans sprake. De kinderen hebben na het uiteengaan van de ouders bij de moeder gewoond en zijn in 2018 met de moeder naar Nederland verhuisd. Sinds medio 2015 heeft geen omgang of ander contact tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden, waardoor de kinderen hun vader inmiddels ruim acht jaren niet hebben gezien of gesproken. Wat verder ook zij van de oorzaken daarvan: de vader en de kinderen kennen elkaar daardoor nauwelijks. De kinderen hebben op meerdere momenten duidelijk te kennen gegeven nog geen contact met hun vader te willen. Hoewel de kinderen niet willen uitsluiten dat zij in de toekomst op enig moment wel weer contact met hun vader zouden kunnen hebben, hebben zij op dit moment daaraan geen behoefte. Gelet op het voorgaande acht het hof het van belang, mede gezien de leeftijd van de kinderen – die in hun pubertijd zitten – dat zij hun leven kunnen voorzetten zonder de spanningen die in dit geval een gedwongen omgangsregeling, in de vorm van videobellen, met zich zou brengen. Het hof is daarom van oordeel dat onder genoemde omstandigheden het opleggen van een omgangsregeling met de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het hof zal het verzoek van de vader daarom afwijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van het videobellen bekrachtigen.
Dit neemt niet weg dat het de kinderen altijd vrij moet staan om op enig moment in hun leven contact op te nemen met de vader. De vader heeft in dit kader ter zitting uitdrukkelijk aangegeven dat de deur voor de kinderen altijd open staat en dat hij hen altijd blijft steunen in hun leven. Het ligt verder op de weg van de moeder om de kinderen te stimuleren om een vorm van contact met de vader aan te gaan (en hen niet te bevestigen in een negatief vaderbeeld). In dit kader kunnen de ouders mogelijk hun voordeel doen met het door de raad verstrekte stuk over de invulling van goed ouderschap.
5.9
Ten aanzien van de informatieregeling overweegt het hof als volgt.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat een informatieregeling niet in strijd is met de belangen van de kinderen. De informatieregeling is thans voor de vader de enige manier om informatie te krijgen over de kinderen, nu er al langere tijd geen contact meer is tussen de vader en hen. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen het verzoek van de vader om hem één keer per maand te informeren over de kinderen, en toegezegd dat te zullen doen. Het hof is van oordeel dat het voor de moeder ook haalbaar moet zijn om de vader maandelijks te informeren. De thans door de moeder verschafte informatie is naar het oordeel van het hof wel erg beperkt. Het hof gaat ervan uit dat de moeder haar ter zitting in hoger beroep gedane toezegging gestand doet, en dus zal voldoen aan de informatieregeling, waaronder begrepen het delen van uitgebreidere informatie over de schoolresultaten van de kinderen, hun gezondheid, hobby’s/interesses, karaktereigenschappen, bijbaantjes, studiekeuze enzovoort. Ook heeft de moeder toegezegd een goed lijkende, recente foto van de kinderen mee te sturen. Verder heeft de moeder ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de vader om de kinderen drie keer per jaar een cadeautje te mogen sturen.
Ten overvloede overweegt het hof dat het ter bevordering van het contactherstel tussen de vader en de kinderen behulpzaam kan zijn dat de vader de kinderen op een laagdrempelige wijze en passend bij hun leeftijd, informeert over zijn eigen leven. Ter zitting is hierover besproken dat de vader, als reactie op de e-mail die hij van de moeder ontvangt, informatie over zichzelf verschaft – inclusief een foto – waarin hij laat weten hoe het met hem gaat en hoe zijn leven er op dit moment uitziet. Zo kunnen de kinderen meer over hem te weten komen en een actueel beeld van hem krijgen.
5.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2023 voor zover het de frequentie van de informatieregeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder één keer per maand per e-mail informatie aan de vader dient te verstrekken over zaken aangaande de kinderen (zoals leerprestaties, gezondheid, hobby’s/interesses, karaktereigenschappen, bijbaantjes, studiekeuze enzovoort), alsmede dat de moeder aan de vader een goed lijkende recente foto van de kinderen zal verstrekken;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. F. Kleefmann en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. B.F. Beijderwellen als griffier en is op 16 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.