ECLI:NL:GHAMS:2024:2149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.311.338/01 2
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot wijziging procespartij in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een incident tot wijziging van procespartij. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft een incidentele primaire vordering ingediend om als partij in de hoofdzaak te worden toegelaten, naast Monticello Limited, die in hoger beroep is gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De vordering is afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De subsidiaire vordering tot voeging is eveneens afgewezen, omdat er onvoldoende belang is gesteld bij de voeging. De Ontvanger van de Belastingdienst, geïntimeerde in de hoofdzaak, heeft gereageerd op het verzoek van [eiser] en geconcludeerd tot afwijzing. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure niet is geschorst en dat de voorwaarden voor een partijwissel niet zijn nageleefd. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door Monticello, waarbij het hof heeft opgemerkt dat de procedure in de hoofdzaak is gevoegd met de procedure van het separaat door [eiser] ingestelde hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.311.338/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/303206 / HA ZA 20-329
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 mei 2024
in het incident tot wijziging/toevoeging procespartij van
[eiser],
wonend in [woonplaats],
eiser in het incident,
advocaat: mr. C.P.R.M. Dekker te Den Haag,
in de zaak van
MONTICELLO LIMITED,
gevestigd te Douglas, Isle of Man,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
tegen
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST / MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF,
kantoorhoudend te Groningen,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. B.M. Katan te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser], Monticello en de Ontvanger genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Monticello is bij dagvaarding van 7 maart 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2021, voor zover dat onder bovengenoemd
zaak-/rolnummer in conventie is gewezen tussen de Ontvanger als eiseres en Monticello als gedaagde.
Op 6 december 2022 is namens Monticello en [eiser] een akte ‘verzoek tot wijziging procespartij/toevoeging procespartij’ ingediend.
Hierop heeft de Ontvanger bij akte van 20 juni 2023 gereageerd met conclusie tot afwijzing van het verzoek.

2.De beoordeling

In het incident
2.1.
[eiser] vordert dat hij ‘als
memberen conform de Companies Act 2006’ van Isle of Man primair namens, subsidiair naast Monticello wordt toegelaten als partij in de hoofdzaak.
2.2.
In de hoofdzaak vordert de Ontvanger medewerking aan doorhaling van een hypotheekakte van een hypotheek die Monticello aan [eiser] heeft verstrekt, volgens de Ontvanger met het doel de invordering van vorderingen op [eiser] te bemoeilijken.
De Ontvanger heeft in één inleidende dagvaarding dezelfde vordering ingesteld tegen [eiser].
In het bestreden vonnis is in beide zaken beslist. Monticello en [eiser] zijn daarvan separaat in hoger beroep gekomen. [eiser] stelt dat zijn zaak onlosmakelijk samenhangt met de hoofdzaak tussen de Ontvanger en Monticello en verwijst ter onderbouwing van zijn vordering naar art. 185 lid 2 aanhef en onder b van de Companies Act 2006 van Isle of Man. Daarin is bepaald dat indien een rechtspersoon
‘struck off’ is in het handelsregister,
‘the company, or a director, member, liquidator or receiver thereof, may continue to defend proceedings that were commenced against the company prior to the date of the striking-off’.
Niet in geschil is dat Monticello is
struck offin het handelsregister van Isle of Man.
2.3.
Tijdens een lopende instantie kan een partijwissel, zoals [eiser] kennelijk primair beoogt, worden bewerkstelligd door schorsing en hervatting van het geding op de voet van art. 225 Rv. Voor zover van belang is daartoe vereist dat de betrekking waarin een partij het geding voerde, ophoudt te bestaan ten gevolge van rechtsopvolging onder algemene titel of door een andere oorzaak. [eiser] heeft deze weg niet bewandeld; de procedure is niet, bij exploot of akte, geschorst. Daarbij is nog daargelaten dat [eiser] deze weg niet kan bewandelen omdat uit
art. 185 lid 2 aanhef en onder b van de Companies Act 2006 volgt dat de rechtspersoon die
struck offis bevoegd blijft een lopende procedure voort te zetten, zodat geen van de in art. 225 Rv genoemde gevallen zich voordoet. Buiten de mogelijkheden van art. 225 Rv is een partijwissel niet toegestaan.
2.4.
Het hof begrijpt de subsidiaire vordering zo, dat [eiser] zich in de hoofdzaak wenst te voegen aan de zijde van Monticello zoals bedoeld in art. 217 Rv. Op grond van art. 353, eerste lid, Rv kan deze voeging ook in hoger beroep worden gevorderd.
2.5.
Een voegende partij voegt zich aan de zijde van één van de partijen en beoogt niet meer dan toewijzing of afwijzing van de vordering in de hoofdzaak. Voor toewijzing van de incidentele vordering tot voeging moet blijken van een belang van de voegende partij bij de uitkomst van de procedure. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de voegende partij nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst in de hoofdzaak die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen worden verstaan zowel de feitelijke als de juridische gevolgen van de toe- of afwijzing van de vordering. De eisen van een goede procesorde kunnen evenwel in de weg staan aan voeging.
2.6.
Zonder nadere toelichting die ontbreekt, levert de gestelde hoedanigheid van
memberdie bevoegd is om op grond van artikel 185 lid 2 aanhef en onder b Companies Act 2006 een lopende procedure van een rechtspersoon die
struck offis voort te zetten, voor [eiser] geen belang in de zin van art. 217 Rv om zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van Monticello. Onbesproken kan blijven of [eiser]
membervan Monticello is. [eiser] heeft geen ander belang bij de verzochte voeging gesteld. De incidentele vordering tot voeging zal worden afgewezen.
2.7.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
2.8.
In de hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door Monticello. Ter voorlichting van partijen merkt het hof op dat de procedure in de hoofdzaak op de rol is gevoegd met de procedure van het separaat door [eiser] ingestelde hoger beroep. Die procedure, waarin reeds voor antwoord is gediend en een mondelinge behandeling is gevraagd, is aangehouden totdat in deze zaak eveneens voor antwoord zal worden geconcludeerd.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
wijst de vorderingen af;
houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot het eindarrest;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 18 juni 2024 voor memorie van grieven.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, J.W.M. Tromp en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.