ECLI:NL:GHAMS:2024:2153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
200.337.644/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Image Building c.s. en onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van Miller B.V. om een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken van Image Building Holding B.V. en haar dochterondernemingen. Miller B.V. heeft gegronde redenen aangevoerd om te twijfelen aan een juist beleid en gang van zaken, met name in verband met mogelijke financiële misstanden en de rol van bestuurders. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er serieuze aanwijzingen zijn voor onregelmatigheden, waaronder contante opnames en betalingen aan ambtenaren, en dat de interne verhoudingen binnen het bestuur verstoord zijn. De Ondernemingskamer heeft besloten om een onderzoek te gelasten dat zich uitstrekt tot de periode vanaf 2011, en heeft onmiddellijke voorzieningen getroffen door de huidige bestuurders te schorsen en een onafhankelijke bestuurder aan te wijzen. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de vennootschappen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.337.644/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 30 mei 2024
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MILLER B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. M.J. Elkhuizen, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMAGE BUILDING HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IMAGE BUILDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTERS,
niet bij advocaat verschenen,
e n t e g e n
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR PARANENOS,
gevestigd te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOODS B.V.,
gevestigd te Den Haag,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te [....] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PECARI B.V.,
gevestigd te Poortugaal,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MKB PROFIT B.V.,
gevestigd te Den Haag,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. J.H. Lemstra,
G.C. Berkhouten
I.H. Top, allen kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als Miller;
  • verweersters afzonderlijk respectievelijk als de Vennootschap en Image Building en gezamenlijk als Image Building c.s.;
  • belanghebbenden afzonderlijk als Paranenos, Loods, [A] , Pecari en MKB Profit en gezamenlijk als de belanghebbenden;
  • [B] als [B] ;
  • [C] als [C] ;
  • [A] als [A] ;
  • [D] als [D] ;
  • [E] als [E] ;
  • [F] als [F] ;
  • [G] als [G] ;
  • [H] als [H] .

1.Het verloop van het geding

1.1
Miller heeft bij op 15 februari 2024 binnengekomen verzoekschrift de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
1. een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Image Building c.s., meer in het bijzonder naar:
a. de mogelijke financiële misstanden die in 2023 hebben plaatsgevonden;
b. de rol en betrokkenheid van haar bestuurders bij deze mogelijke misstanden; en
c. de wijze waarop bestuurders en aandeelhouders daarmee vervolgens zijn omgegaan;
2. als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. Loods te schorsen als bestuurder van de Vennootschap;
b. voor zover [H] of MKB Profit direct of indirect bestuurder van de Vennootschap zou zijn, hen te schorsen als bestuurder;
c. de door Loods, [A] , Pecari en Paranenos gehouden aandelen in de Vennootschap over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder; of
d. een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
3. de Vennootschap te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
Belanghebbenden hebben bij op 1 maart 2024 ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van Miller tot het gelasten van een onderzoek af te wijzen, althans (subsidiair) de onderzoeksperiode uit te breiden naar de periode vanaf 2011. Belanghebbenden hebben verder verzocht het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen af te wijzen. Subsidiair verzoeken zij dat de Ondernemingskamer, als onmiddellijke voorziening en voor de duur van de procedure:
a. een tijdelijke bestuurder benoemt;
b. de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Miller en Loods zodanig wijzigt dat zij uitsluitend bevoegd zijn de Vennootschap te vertegenwoordigen tezamen met de tijdelijke bestuurder;
c. bepaalt dat Miller en Loods geen werkzaamheden mogen verrichten ten behoeve van Image Building dan op verzoek van de tijdelijke bestuurder;
d. de tijdelijke bestuurder de opdracht geeft te bewerkstelligen dat de rekening-courantschulden van Miller en Loods op korte termijn worden afgelost;
een en ander met veroordeling van Miller in de kosten van de procedure.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 28 maart 2024. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen. Beide partijen hebben van tevoren nadere producties toegestuurd en hebben die in het geding gebracht. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.4
Bij e-mail van 29 maart 2024 heeft mr. Berkhout de Ondernemingskamer bericht dat MKB Profit, dan wel [H] voor zover deze persoonlijk zou zijn benoemd als bestuurder, is afgetreden als bestuurder van de Vennootschap.

2.Inleiding en feiten

2.1
Image Building c.s. exploiteert een onderneming op het gebied van buitencommunicatie. Zij verkoopt en plaatst onder meer reclameborden in de buitenruimte. Bestaande spanningen tussen de (indirecte) bestuurders [B] en [C] zijn opgelopen nadat aan het licht was gekomen dat een werknemer een pinpas van Image Building had gebruikt voor contante opnames tot een bedrag van ruim € 100.000 in een jaar tijd en een serieuze verdenking was gerezen dat de contanten (deels) waren gebruikt voor onoorbare doelen, onder meer voor betalingen aan gemeenteambtenaren in ruil voor het verstrekken van opdrachten en/of het afgeven van vergunningen door de gemeentes in kwestie. [B] verwijt zijn (indirecte) medebestuurder dat deze van dit gebruik van de pinpas op de hoogte was en het stimuleerde, althans gedoogde. Vervolgens is een conflict tussen hen ontstaan over de vraag welke maatregelen naar aanleiding van dat onregelmatige gebruik moeten worden genomen. [B] en [C] verwijten elkaar verder onder meer dat contante bonusbetalingen aan werknemers niet zijn aangegeven voor de loonbelasting. Partijen zijn het erover eens dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken, al verschillen zij van opvatting over sommige van die redenen. Veeleer spitst het geschil zich toe op de vraag of een onderzoek en onmiddellijke voorzieningen geboden zijn en zo ja, waarop het onderzoek betrekking dient te hebben en welke onmiddellijke voorzieningen geboden zijn. Volgens belanghebbenden vormt een onderzoek een bedreiging van de continuïteit van de onderneming.
2.2
[B] heeft de onderneming van Image Building in 1990 mede opgericht. Sinds 30 maart 2005 wordt de onderneming gedreven door Image Building. De Vennootschap is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Image Building en is eveneens op 30 maart 2005 opgericht. Miller en Loods zijn bestuurders van de Vennootschap. Ieder van hen is zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd.
2.3
De aandelenverhouding in de Vennootschap is als volgt:
- Miller (een vennootschap van [B] ): 38%;
- Loods (een vennootschap van [C] en zijn echtgenote): 38%;
- [A] (een vennootschap van [A] ): 9%;
- Pecari (een vennootschap van [D] ): 7,5%;
- Paranenos: 7,5%. Paranenos heeft een gelijk aantal certificaten van haar aandelen in de Vennootschap uitgegeven aan [F] en [G] . Beiden zijn bestuurder van Paranenos. [G] verleent als
compliance officerdiensten aan de Vennootschap.
2.4
[B] heeft zich sinds de oprichting van Image Building met name gericht op de operationele kant van de onderneming, terwijl [C] de organisatorische kant van de onderneming voor zijn rekening nam. Beiden ontvingen via hun vennootschappen een managementvergoeding van aanvankelijk € 12.000 per maand.
2.5
Van 1 september 2011 tot 1 april 2023 heeft de moeder van [B] op de loonlijst van Image Building gestaan op basis van een door [B] en zijn moeder ondertekend arbeidscontract. Haar salaris bedroeg € 750 per maand netto.
2.6
In oktober 2017 is [E] , zoon van de bestuurder en aandeelhouder van Pecari ( [D] ), in dienst getreden bij Image Building, aanvankelijk als commercieel medewerker en later als
sales manager.
2.7
MKB Profit is de vennootschap van [H] . [H] is medio 2022 via MKB Profit op interim-basis aangetreden als CFO van de Vennootschap.
2.8
[B] en [C] beschikken over een pinpas die is verbonden aan een betaalrekening op naam van Image Building bij ABN AMRO. Beiden gebruikten deze pas voor betalingen ten behoeve van Image Building, onder meer voor contante opnames waarmee zij zakelijke evenementen betaalden – geregeld ook zonder factuur. Ook werd de pinpas gebruikt om bonussen aan werknemers in contanten uit te keren. Over deze bonussen is geen loonbelasting ingehouden. De ten behoeve van deze bonusuitkeringen gedane geldopnames pleegden in rekening-courant te worden geboekt ten laste van [B] en [C] . Zij hebben uit hoofde hiervan ieder een rekening-courantschuld van ongeveer € 170.000 aan Image Building opgebouwd. De rekening-courantschuld van [B] is volgens de administratie van Image Building nog circa € 125.000 hoger omdat bestedingen met de pinpas van Image Building als privébestedingen van [B] ten laste van [B] in rekening-courant zijn geboekt.
2.9
Eind 2022 heeft [C] aan [E] een betaalpas voor de bankrekening bij ABN AMRO verstrekt, onder meer ten behoeve van het organiseren van activiteiten voor de zakelijke contacten van de onderneming.
2.1
Omstreeks april 2023 heeft [C] aan [B] meegedeeld dat de financiële situatie van Image Building c.s. ertoe noopte hun beider managementvergoeding te halveren tot € 6.000 per maand.
2.11
Op 18 december 2023 heeft een algemene vergadering van de Vennootschap plaatsgevonden waar alle aandeelhouders vertegenwoordigd waren. Ook [H] was aanwezig. In de notulen van die vergadering staat onder meer:
“7
. Beleidsplannen van de directie + besluitenlijst
(…)
b. Samenstelling bestuur
Op voordracht van [C] wordt de vergadering gevraagd in te stemmen met de
benoeming van [H] als financieel bestuurder van Image Building Holding BV.
[H] biedt aan om op voorwaarde van vrijwaring voor bestuursaansprakelijkheid voor het tot 1 januari 2024 gevoerde beleid voor ten minste 6 maanden deze functie te vervullen, waarna hij vrijwillig zijn positie ter beschikking stelt.
Met uitzondering van Miller BV stemmen de overige aandeelhouders voor de benoeming van [H] per 1 januari 2024. Het voorstel is daarmee door de vergadering aangenomen.
(…)
c. Beloningsbeleid bestuur
Op voordracht van [C] wordt de vergadering gevraagd in te stemmen met het besluit om de vergoeding per bestuurder tot ten minste 1 juli 2024 vast te stellen op maximaal € 6.000,- ex BTW per maand.
(…)
Met uitzondering van Miller BV stemmen de overige aandeelhouders in met:
o het voorstel tot maximeren van de managementvergoeding tot € 6.000,- ex BTW per maand
o het voorstel om onder voorwaarden eigen aandelen in te kopen
Beide voorstellen zijn daarmee door de vergadering aangenomen.”
De benoeming van een bestuurder stond niet vermeld op de agenda voor de algemene vergadering. Tijdens de vergadering is verder (unaniem) besloten dat [B] en [C] tot 31 december 2024 de tijd krijgen hun rekening-courantpositie terug te brengen naar € 0.
2.12
MKB Profit is met ingang van 1 januari 2024 in het handelsregister ingeschreven als (derde) zelfstandig bevoegd bestuurder van de Vennootschap.
2.13
Op 12 januari 2024 heeft ABN AMRO telefonisch contact opgenomen met [B] en hem meegedeeld dat de bank een fraudeonderzoek had gestart op de grond dat in 2023 voor meer dan € 100.000 contant geld was opgenomen van de rekening bij ABN AMRO. Volgens een door [E] opgesteld overzicht van de besteding van de contante geldopnames zijn veelvuldig gelden opgenomen voor niet-zakelijke transacties, zoals voor het winkelen met medewerkers van klanten of gemeentes. Tevens blijkt dat op een avond/nacht verschillende malen grotere bedragen zijn opgenomen in of in de buurt van het casino in Scheveningen. Ook is tussen 29 november en 2 december 2023 in totaal circa € 15.000 opgenomen in Cannes. Het ging om opnames die zijn gedaan met de pinpas die aan [E] ter beschikking is gesteld.
2.14
In twee gesprekken op 16 januari 2024 tussen [B] , [C] en [H] heeft [C] erkend dat hij [E] de ruimte heeft gegeven "
links en rechts te stieken". Hij deed dit alles om ervoor te zorgen – zo verklaarde [C] – "
dat de omzet niet in elkaar flikkerde".
2.15
Op 22 januari 2024 hebben [B] , [C] en [H] een gesprek gehad met [E] In dit gesprek heeft [E] onder meer verklaard:
"Mijn opa precies hetzelfde, die deed dat ook links en rechts ambtenaren wat toestoppen, en ja, daar kom ik vandaan en het werk, en dat is een beetje wat ik afgelopen jaar (…) gedaan heb. (...) Er zijn een aantal betalingen gedaan aan ambtenaren die je we doen het zus, we doen het zo, zorg ik wel dat jij die opdracht krijgt, zo is dat gegaan.
(…)
[W]ij mogen geen Trotter in de gemeente Den Haag plaatsen, kan gewoon niet. Staat in de beleidsregels, beleidsregel 14 van de gemeente Den Haag is in de Raad is dat besloten, wij mogen geen Trotter plaatsen, wij hebben dit jaar iets van 35 Trotters geplaatst in Den Haag, omdat die gozer op de afdeling vergunningen, ja, jaha, ja, en is het stom dat ik dat contant heb, ja dat heb ik godverdomme allemaal ja, ik zeg tegen [ [C] ], nou geloof me, ik heb er heel de week van wakker gelegen, dat die bank gebeld heb, ik ken er wel om janken en ik heb er echt, nou ja dat ik denk Jezus jongens, hoe kan ik nou zo stom zijn geweest, maar ik heb het oprecht met de beste intenties gedaan, nou dat gaat lekker, dat gaat lekker, Rotterdam 3 ton op de teller, dat gaat lekker, zo is dat kaasie. Amsterdam gaat nou, nu ik die aanbesteding gewonnen heb, ook niet voor niks.”
Verder heeft [E] erkend dat hij contanten heeft betaald aan andere werknemers van Image Building in aanvulling op hun salaris en dat hij geld heeft besteed aan de organisatie van evenementen en het aanschaffen van cadeaus voor zakelijke contacten.
2.16
Op 23 januari 2024 heeft [B] aan [C] en [H] per e-mail meegedeeld dat hij vanwege de onregelmatigheden een advocaat namens Image Building had ingeschakeld. Verder heeft hij geschreven dat er een forensisch accountant moest worden ingeschakeld en dat hij voor de reeds geplande aandeelhoudersvergadering van 2 februari 2024 op de agenda wilde zetten de schorsing van Loods en [H] als bestuurders van de Vennootschap.
2.17
Bij e-mail van 26 januari 2024 heeft [C] de opdracht aan de advocaat namens Image Building ingetrokken.
2.18
Op de algemene vergadering van de Vennootschap van 2 februari 2024 is het voorstel van Miller tot schorsing van Loods en [H] verworpen. Blijkens de notulen zijn de aandeelhouders, met uitzondering van Miller, het erover eens dat er wel een onderzoek moet worden ingesteld maar dat dit geen forensisch onderzoek moet zijn.
2.19
Miller heeft bij brief van 8 februari 2024 haar bezwaren geuit tegen het beleid en de gang van zaken van de Vennootschap.
2.2
Op 14 februari 2024 heeft [G] een plan van aanpak voor een integriteitsonderzoek gestuurd aan [C] , [H] , [B] , [D] , [A] en [F] en gevraagd om hun reactie. Het plan houdt in om twee bureaus te vragen een onderzoeksvoorstel te doen, waarna uiterlijk op 1 maart 2024 het integriteitsonderzoek gestart zou kunnen worden.
Verder vraagt [G] een algemene vergadering te beleggen waarin wordt besloten over de schorsing van Loods, Miller en MKB Profit ( [H] ) als bestuurders en de benoeming van nieuwe bestuurders. Bij e-mail van 21 februari 2024 heeft [G] de cv's van twee kandidaat-bestuurders aan de aandeelhouders gestuurd.
2.21
In een e-mail van 15 februari 2024 heeft [E] zijn onder 2.15 bedoelde verklaring van 22 januari 2024 bijgesteld in die zin dat hij stelt nooit betalingen in contanten aan zakelijke contacten te hebben gedaan, alleen aan werknemers van Image Building.
2.22
In e-mails van 4 maart 2024 heeft [H] namens de Vennootschap aan [C] en [B] verzocht om binnen acht dagen de rekening-courantschulden van Miller en Loods in te lossen en hen meegedeeld dat er vanwege de liquiditeitspositie van de Vennootschap geen ruimte is de managementvergoedingen te voldoen.
2.23
Op 29 maart 2024 is MKB Profit – althans [H] , voor zover deze persoonlijk zou zijn benoemd als bestuurder – afgetreden als bestuurder van de Vennootschap.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Miller heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Vennootschap en dat de toestand van de Vennootschap nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft Miller – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
Ofschoon [C] aan een medewerker een bankpas heeft verstrekt en hij wist dat die medewerker met het daarmee op te nemen geld personen omkocht, weigert hij als bestuurder terug te treden. [H] moet als CFO eveneens van deze misstand hebben geweten. Ook hij wil niet terugtreden, dit terwijl hij bovendien op de algemene vergadering van 18 december 2023 niet rechtsgeldig is benoemd. De andere aandeelhouders weigeren hen te schorsen, terwijl een onafhankelijk bestuur moet worden benoemd en een onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden. De regels rond tegenstrijdig belang worden genegeerd. Het onaanvaardbare handelen van het bestuur en de medeaandeelhouders zorgt voor verstoorde verhoudingen en brengt de continuïteit van Image Building c.s. in gevaar, ook omdat er inmiddels grote liquiditeitsproblemen zijn.
3.2
Belanghebbenden onderkennen dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of juiste gang van zaken van de Vennootschap te twijfelen. Zij wijzen daarbij op de reële kans dat een werknemer strafrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Mogelijk kunnen een of meer bestuurders daarvan verwijten worden gemaakt. Ten derde zijn belanghebbenden het met Miller eens dat de interne verhoudingen zijn verstoord. Zij menen echter dat het verzoek moet worden afgewezen op basis van een belangenafweging.
3.3
De Ondernemingskamer is met partijen van oordeel dat zich gegronde redenen voordoen om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van Image Building te twijfelen. Er zijn serieuze aanwijzingen dat zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij het gebruik van een pinpas van Image Building door een werknemer, [E] Het gaat daarbij om contante opnames, gevolgd door contante betalingen aan (werknemers van) (potentiële) klanten of aan (ambtenaren van) een vergunningverlenende gemeente, alsmede aan collega’s. Mede gelet op de door de betrokkenen zelf afgelegde verklaringen (zie onder andere de verklaringen vermeld in 2.14 en 2.15) moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat (in ieder geval) [C] hiervan heeft geweten. Daarnaast is niet in geschil dat zowel Loods ( [C] ) als Miller ( [B] ) er in het verleden aan hebben meegewerkt dat contante bonusbetalingen aan werknemers zijn gedaan die niet in de aangifte loonbelasting werden betrokken. Image Building loopt daarmee het risico dat de belastingdienst naheffingen en boetes zal opleggen.
3.4
Het voorgaande biedt al gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken. Deze twijfel wordt versterkt door de verstoorde verhoudingen binnen het bestuur op een moment waarop Image Building c.s. in financieel zwaar weer verkeert. Een patstelling binnen het bestuur werd aanvankelijk doorbroken door een niet-geagendeerde benoeming van MKB Profit tot bestuurder; inmiddels is MKB Profit weer afgetreden waarmee opnieuw een groot risico op een patstelling in het bestuur is ontstaan. Hoewel belanghebbenden in staat zijn die impasse door middel van een of meer besluiten in de algemene vergadering te doorbreken, slagen zij daar niet in. Daar komt bij dat het er sterk op lijkt dat [B] als (indirect) bestuurder een aanzienlijke rekening-courantschuld aan de Vennootschap heeft opgebouwd in verband met privé-0nttrekkingen en deze nog niet heeft afgebouwd ondanks de liquiditeitsproblemen waarmee Image Building c.s. te kampen heeft. De twijfel wordt verder gevoed door het feit dat de moeder van [B] jarenlang op de loonlijst van Image Building heeft gestaan, zonder dat duidelijk is welke werkzaamheden zij verrichtte. [B] heeft desgevraagd daarover ter zitting verklaard dat zijn moeder (thans 79 jaar oud) geen werkzaamheden voor Image Building c.s. heeft verricht, anders dan dat [B] weleens over zijn werk voor Image Building c.s. praatte met zijn moeder.
3.5
Met betrekking tot de vraag of de bovenstaande redenen tot twijfel aan het beleid en de gang van zaken ook een onderzoek rechtvaardigen, stelt de Ondernemingskamer het volgende voorop (vgl. HR 18 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1705 en HR 18 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2465). Bij de uitoefening van de bevoegdheid van de Ondernemingskamer om een enquête te gelasten dient een afweging van de betrokken belangen plaats te vinden. De belangenafweging moet steunen op de feiten en omstandigheden van het concrete geval, waarbij naast de doeleinden van het enquêterecht mede moeten worden betrokken de aard van het tussen de verzoeker en de rechtspersoon bestaande geschil en de bezwaren tegen een ruime toepassing van het middel van enquête, waaronder het risico dat een enquête reputatieschade voor de betrokken rechtspersoon kan meebrengen. De regeling van het enquêterecht is gericht op het belang van de vennootschap en bij de belangenafweging staat dat belang daarom voorop. De afweging van meer algemene belangen tegen de in het concrete geval bestaande belangen leent zich veelal niet voor een gedetailleerde motivering. Een dergelijke motivering mag wel worden verlangd indien bepaalde feiten of omstandigheden duidelijk voor dan wel tegen toewijzing van het enquêteverzoek pleiten, en de rechter desalniettemin tot een andersluidende beslissing komt. De rechter kan in het kader van de belangenafweging bezien of door het beperken van de reikwijdte of de kosten van een te bevelen onderzoek een evenwicht kan worden bereikt tussen de belangen die met een onderzoek worden gediend en relevante bezwaren die tegen een onderzoek bestaan. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan bij de belangenafweging worden betrokken het maatschappelijke belang van openheid van zaken over mogelijk wanbeleid. Ook de preventieve werking die het gevolg kan zijn van het verkrijgen van openheid van zaken kan meewegen in deze belangenafweging.
3.6
De Ondernemingskamer onderkent dat een onderzoek een risico op reputatieschade behelst waarmee mogelijk ook de continuïteit van Image Building c.s. en haar onderneming in het geding kunnen komen. Deze omstandigheid kan echter niet meebrengen dat een onderzoek moet worden afgewezen. Het risico op reputatieschade wordt niet zozeer veroorzaakt door het onderzoek zelf als wel door de openbaarheid van deze uitspraak en de omstandigheden die (noodzakelijkerwijs) uit die uitspraak blijken. Van belang is verder dat, naar belanghebbenden zelf bevestigen, aan de twijfel omtrent de gang van zaken verdenkingen van ernstige feiten ten grondslag liggen. Mogelijk zijn daarbij zelfs essentiële publieke belangen – de integriteit van het openbaar bestuur – in het geding; strafbare feiten, waarvan een of meer bestuurders mogelijk op de hoogte waren, kunnen niet worden uitgesloten. Het maatschappelijke belang van openheid van zaken over mogelijk wanbeleid en de preventieve werking die het gevolg kan zijn van het verkrijgen van openheid van zaken moeten hier de doorslag geven. Daarbij weegt mee dat het welbegrepen belang van Image Building c.s. en haar onderneming ook ermee is gediend dat duidelijkheid ontstaat of zich inderdaad (strafbare) onregelmatigheden hebben voorgedaan. Bij dit alles tekent de Ondernemingskamer nog aan dat belanghebbenden weliswaar zeggen bereid te zijn per direct een onderzoek te starten maar dat zij hun woorden vooralsnog niet in daden hebben omgezet. Hetzelfde geldt voor een nieuwe samenstelling van het bestuur. Ondanks de in potentie ernstige gevolgen van een onderzoek zijn de aangevoerde bezwaren daarom van onvoldoende gewicht om te oordelen dat van een onderzoek moet worden afgezien.
3.7
De Ondernemingskamer zal een onderzoek gelasten naar het beleid en de gang van zaken van Image Building c.s. vanaf in ieder geval 2011, toen de moeder van [B] in dienst is genomen. Dat onderzoek dient zich in het bijzonder uit te strekken tot de feiten en omstandigheden als vermeld in 3.3 en 3.4.
3.8
De Ondernemingskamer is verder van oordeel dat de toestand van Image Building c.s., zoals die blijkt uit het voorgaande, het nodig maakt onmiddellijke voorzieningen te treffen. Zowel Loods als Miller heeft bijgedragen aan de twijfel omtrent het beleid en de gang van zaken. Daarom zal de Ondernemingskamer beide vennootschappen schorsen als bestuurder van de Vennootschap en in hun plaats een nader aan te wijzen onafhankelijke persoon tot bestuurder benoemen, die als enige bevoegd is om de Vennootschap zelfstandig te vertegenwoordigen en zonder wie de Vennootschap niet vertegenwoordigd kan worden. De Ondernemingskamer tekent daarbij aan dat [C] en [B] beiden desgevraagd ter zitting hebben verklaard dat zij bereid zijn in geval van schorsing op verzoek van de bestuurder diensten te verrichten. De schorsing zal ingaan op het moment waarop de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder zal zijn aangewezen. Voor het treffen van meer of andere voorzieningen ziet de Ondernemingskamer op dit moment geen aanleiding.
3.9
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder voor rekening brengen van Image Building c.s.
3.1
De Ondernemingskamer zal de onderzoeker vragen om binnen zes weken na de beschikking waarbij zij/hij als onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen.
3.11
Voor het treffen van meer of andere onmiddellijke voorzieningen is naar het oordeel van de Ondernemingskamer geen grond.
3.12
De Ondernemingskamer ziet ten slotte aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
4.1
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Image Building B.V. en Image Building Holding B.V. over de periode vanaf 2011;
4.2
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
4.3
houdt in verband met het bepaalde in 3.10 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verzoekt de onderzoeker binnen zes weken na de beschikking waarbij zij/hij als onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
4.4
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Image Building B.V. en Image Building Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn/haar werkzaamheden zekerheid moet stellen;
4.5
benoemt mr. A.P. Wessels tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
4.6
schorst, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van de procedure, Miller B.V. en Loods B.V. als bestuurders van Image Building Holding B.V., en wel per het moment waarop de op de voet van 4.7 benoemde bestuurder zal zijn aangewezen;
4.7
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Image Building Holding B.V. en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Image Building Holding B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Image Building Holding B.V. niet vertegenwoordigd kan worden;
4.8
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder voor rekening komen van Image Building Holding B.V. en bepaalt dat Image Building Holding B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van zijn/haar werkzaamheden;
4.9
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.1
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.11
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. Wessels, voorzitter, mr. M.A.M. Vaessen en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en drs. P.G. Boumeester en dr. M.J.R. Broekema RV, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.C.W. Wijffels, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. de Jongh op 30 mei 2024.