Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep in de zaak AMS 21/1341 gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak voor zover het de waarde van het object [C-straat] (derde en vierde verdieping en zolder) betreft;
- stelt de waarde van de onroerende zaak [C-straat] (derde en vierde verdieping en zolder) voor het kalenderjaar 2020 vast op € 885.000,- en bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting 2020 overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak;
- verklaart het beroep in de overige zaken ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een schadevergoeding aan [X] tot een bedrag van € 250,-,
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht in zaak AMS 21/1341 van € 354,- aan [X] te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een proceskostenvergoeding aan [X] in zaak AMS 21/1341 tot een bedrag van € 1.518,-;
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Betaling van griffierecht
De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht en in voldoende mate onderbouwd hoe de m²-prijs van een dakterras tot stand gekomen is met behulp van een historische waardeanalyse. De rechtbank vindt dat [X] daartegenover met de enkele stelling dat een dakterras in [Z] ‘goud’ waard is niet aannemelijk heeft gemaakt dat de in aanmerking genomen m²-prijs van een dakterras te laag is. Verder is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar in redelijkheid kan uitgaan van een vaste waarde voor woningonderdelen als(dak)terrassen, tuinen, parkeerplaatsen en bergingen als hulpmiddel bij de waardering van de woning als geheel. Bij het beoordelen van de juistheid van de WOZ-waarde gaat het immers niet over de vraag of de samenstellende onderdelen van een vergelijkingsobject op de juiste bedragen zijn vastgesteld. Relevant is slechts de waarde van het object als geheel. Om die reden is de rechtbank, niet gehouden om op de onderdelen van de berekening, zoals die in de matrix voorkomen, verder in te gaan. [
voetnoot 1: Uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 januari 2020, op www.rechtspraak.nl te vinden onder nummer ECLI:NL:GHAMS:2020:147, overweging 5.11.3.]
[X] heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar voor de behandeling van de zaken in bezwaar en beroep [
voetnoot 2: als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM).]. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016. [
voetnoot 3: ECLI:NL:HR:2016:252.]
voetnoot 4: Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, nr. 436935, Staatscourant 2014, 20210, samen met de Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 27 oktober 2017, Staatscourant 2017, 62751. is het niet nodig de Staat om een reactie te vragen op het verzoek om schadevergoeding.
5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.