ECLI:NL:GHAMS:2024:2367
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.P.M. van Rijn
- P. Greve
- A.M. Koolen – Zwijnenburg
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van valsheid in geschrifte
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 20 juni 2019. De verdachte was beschuldigd van valsheid in geschrifte, specifiek het overleggen van valse loonstroken aan de gemeente Zaanstad. De tenlastelegging omvatte het gebruik en afleveren van deze valse documenten in de periode van 1 december 2016 tot en met 13 april 2017. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 mei 2024 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de loonstroken vals waren, zoals in de tenlastelegging gesteld. Er was ook onvoldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van het eventuele valse karakter van de documenten. Gezien deze tekortkomingen in het bewijs heeft het hof besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door te verklaren dat niet bewezen is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters A.P.M. van Rijn, P. Greve en A.M. Koolen – Zwijnenburg. De griffier, mr. L.M. van Leeuwen, was ook aanwezig bij de uitspraak. Het arrest is openbaar uitgesproken op 6 juni 2024.