In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 10 januari 2023. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak aan de [A-straat] te [Z] voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 848.000 en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank kende belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toe van € 500 en veroordeelde de heffingsambtenaar en de Staat tot vergoeding van proceskosten.
Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 9 juli 2024 hebben partijen een compromis bereikt over de WOZ-waarde en de aanslag. De WOZ-waarde werd vastgesteld op € 837.000, en de heffingsambtenaar zou de proceskosten van belanghebbende vergoeden tot een bedrag van € 1.312,50, evenals de griffierechten voor het hoger beroep van € 136.
Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent de vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierecht, en de WOZ-waarde van de woning verminderd tot € 837.000. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.