ECLI:NL:GHAMS:2024:2553
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie voor kinderen woonachtig in Suriname met toepassing van woonlandfactor
In deze zaak gaat het om de kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen [minderjarige 1] (17) en [minderjarige 2] (12), die samen met hun moeder in Suriname wonen. De rechtbank Amsterdam had eerder bepaald dat de vader vanaf 20 april 2023 € 150,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen. De moeder is het niet eens met dit bedrag en verzoekt het hof om de alimentatie te verhogen naar € 250,- per kind per maand, omdat zij van mening is dat de kosten van levensonderhoud in Suriname gelijk zijn aan die in Nederland. De vader is het eens met de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt dat de kosten in Suriname lager zijn.
Het hof heeft de zaak op 27 augustus 2024 behandeld en heeft de argumenten van beide partijen gewogen. Het hof oordeelt dat de kosten van levensonderhoud in Suriname hoger zijn dan de rechtbank had vastgesteld en houdt rekening met de extra kosten voor particulier onderwijs. Het hof komt tot de conclusie dat de vader € 127,- per maand voor [minderjarige 2] en € 244,- per maand voor [minderjarige 1] moet betalen tot 1 oktober 2023. Vanaf die datum wordt de alimentatie vastgesteld op € 250,- per kind per maand. De moeder moet een derde van het eigen aandeel betalen, omdat zij geen inkomensgegevens heeft overgelegd. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe alimentatiebedragen worden vastgesteld.