ECLI:NL:GHAMS:2024:2654

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
200.338.487/01 en 200.338.487/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank Amsterdam had eerder op 12 december 2023 de moeder alleen belast met het gezag over [minderjarige] en een omgangsregeling vastgesteld. De vader, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep ingesteld. De moeder heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om een wijziging van de omgangsregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] is beëindigd en de moeder alleen met het ouderlijk gezag is belast. Het hof oordeelde dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag, gezien de langdurige verslechterde communicatie tussen de ouders en het risico dat gezagsbeslissingen niet tijdig kunnen worden genomen. De vader heeft verzocht om een informatie- en consultatieregeling, welke door het hof is toegewezen met een maandelijkse rapportage door de moeder. De omgangsregeling is vastgesteld, waarbij [minderjarige] om de week op vrijdag vanuit school tot zondag 09:30 uur bij de vader verblijft. De regeling voor de schoolvakanties en feestdagen is ook vastgesteld, met specifieke bepalingen voor de kerstvakantie. Het hof heeft de verzoeken van de vader en moeder in incidenteel hoger beroep gedeeltelijk toegewezen en afgewezen, en de bestreden beschikking in het incident afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.338.487/01 en 200.338.487/02
Zaaknummer rechtbank: C/13/696037 FA RK 21-189 (VZ/LS)
Beschikking van de meervoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M. Stam te Zaandam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het incident,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.L. Sieval te Heerhugowaard.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Zwolle,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over het gezag over [minderjarige] , de informatie- en consultatieregeling en de omgangs- en vakantieregeling.
1.2
De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 12 december 2023 (hierna te noemen: de bestreden beschikking) de moeder alleen belast met het gezag over [minderjarige] . Verder heeft de rechtbank een omgangsregeling, waaronder een vakantieregeling, van [minderjarige] met zijn vader vastgesteld en bepaald dat de overdrachten verlopen via een door de moeder in te schakelen hulpverlenende organisatie.
1.3
De vader is het daar niet mee eens en wil het gezamenlijk gezag handhaven. Verder wil hij een uitbreiding van de omgangs- en vakantieregeling. De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking voor wat betreft het gezag, maar wil een inperking van de omgangsregeling.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 5 maart 2024 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking (zaaknummer 200.338.487/01, hierna te noemen: de bodemzaak).
2.2
De moeder heeft op 19 april 2024 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend. Daarnaast heeft de moeder een verzoek tot schorsing van de werking van een gedeelte van de bestreden beschikking ingediend (zaaknummer 200.338.487/02, hierna te noemen: het incident).
2.3
De vader heeft op 4 juni 2024 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 11 juni 2024, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 25 juni 2024, met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft op 5 juli 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank van 29 december 2021 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken (hierna te noemen: de echtscheidingsbeschikking). De beschikking is op 27 mei 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Tijdens het huwelijk van de ouders is geboren:
- [minderjarige] , [in] 2020 te [plaats C] .
De ouders oefenden tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
3.3
Bij de echtscheidingsbeschikking is een voorlopige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld, waarbij:
- [minderjarige] gedurende de eerste twee maanden, te rekenen vanaf 29 december 2021, wekelijks op dinsdag en op zaterdag van 07:30 uur tot 11:30 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt, en waarbij deze voorlopige zorgregeling ook geldt gedurende de vakanties en de feestdagen;
- [minderjarige] vanaf 1 maart 2022, wekelijks op dinsdag en op zaterdag van 07:30 uur tot 16:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt, en waarbij deze voorlopige zorgregeling ook geldt gedurende de vakanties en de feestdagen.
3.4
Bij beschikking van 19 mei 2022 is de moeder toestemming verleend om met [minderjarige] naar [plaats D] te verhuizen en is de zorgregeling zoals bepaald in de echtscheidingsbeschikking gewijzigd, in de zin dat [minderjarige] op dinsdag en zaterdag bij de vader verblijft, waarbij:
- op dinsdag de vader [minderjarige] bij het werk van de moeder ophaalt en terugbrengt;
- op zaterdag de moeder [minderjarige] naar de vader brengt waarbij zij om 7:30 uur vertrekt en waarbij de vader hem (met de trein) terugbrengt naar het huis van de moeder tussen 16:15 en 16:45 uur, waarbij hij de moeder tijdig informeert over eventuele vertraging van het openbaar vervoer.
3.5
Bij beschikking van 30 december 2022 is de bij beschikking van 19 mei 2022 voorlopig vastgestelde regeling gehandhaafd en is de raad verzocht onderzoek te doen en advies uit te brengen over het gezag en de zorgregeling.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking, op verzoek van de moeder, het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en de moeder voortaan met het gezag over [minderjarige] belast, voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten.
Daarnaast heeft de rechtbank in het kader van een omgangsregeling bepaald dat de overdrachten zo spoedig mogelijk zullen verlopen via een door de moeder in te schakelen hulpverlenende organisatie zoals Stichting Het BOKje, totdat de ouders dit beiden niet meer noodzakelijk achten. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
Reguliere omgangsregeling
- met ingang van 12 december 2023 tot 26 januari 2024: handhaving van de regeling zoals vastgesteld bij beschikking van 30 december 2022, dus op dinsdag en op zaterdag, ook bij vakanties en feestdagen;
- met ingang van 26 januari 2024: iedere dinsdag van 08:30 tot 17:30 en om de week op vrijdag
van 16:00 uur tot zaterdag om 16:00 uur;
- met ingang van 22 maart 2024: iedere dinsdag van 08:30 tot 17:30 en om de week op vrijdag
van 16:00 uur tot zondag om 09:30 uur;
- met ingang van het moment dat [minderjarige] naar school gaat: om de week op vrijdag vanuit school
tot zondag 09:30.
Regeling voor de feestdagen
Met ingang van 12 december 2023 zal tijdens de feestdagen de reguliere omgangsregeling doorlopen zoals hiervoor vastgesteld.
Regeling voor de schoolvakanties
Vanaf het moment dat [minderjarige] naar school gaat zal [minderjarige] tijdens de schoolvakanties bij de vader
verblijven:
- tijdens de schoolvakanties van één week: conform de reguliere omgangsregeling, waarbij de
omgang op vrijdag om 09:00 uur start als het weekend van de vader aan het eind van de vakantie valt of - in het geval het weekend aan het begin van de vakantie valt - als [minderjarige] de vrijdag voorafgaand aan de vakantie niet naar school gaat.
- tijdens de vakanties van twee weken: conform de reguliere omgangsregeling, waarbij het weekend van de vader dat in het midden of aan het eind van de vakantie valt, op woensdag om
09:00 uur aanvangt in plaats van op vrijdag;
- tijdens de zomervakantie: conform de reguliere omgangsregeling, waarbij de weekenden van
de vader in de vakantie op woensdag om 09:00 uur aanvangen in plaats van op vrijdag. De moeder zal tijdens de zomervakantie maximaal twee weken met [minderjarige] op vakantie kunnen gaan, waarbij geen compensatie van de weekenden van de vader zal plaatsvinden.
In de bodemzaak
4.2
De vader verzoekt in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en primair het verzoek van de moeder ter zake de wijziging van het gezamenlijk gezag alsnog af te wijzen. Subsidiair verzoekt hij een informatie- en consultatieregeling vast te stellen waarbij de moeder de vader per e-mail – steeds uiterlijk aan het einde van het kwartaal – informeert en consulteert over de ontwikkeling, medische en psychische gezondheid van [minderjarige] , alsmede informatie verstrekt over de kinderopvang/naschoolse opvang, en ervoor zorgt dat de vader deel kan nemen aan de klassen Whatsappgroep van school en de schoolinformatie app, of hem per kwartaal informatie verstrekt omtrent de schoolvoortgang en eventuele hulpverlening.
Ter zake de omgangs- en vakantieregeling verzoekt de vader te bepalen dat wanneer [minderjarige] naar school gaat, hij op vrijdag na school tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] op school ophaalt en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt, of een andere regeling vast te stellen. Daarnaast verzoekt de vader te bepalen dat vanaf het jaar 2024 de vakanties en feestdagen – kort samengevat – bij helften tussen partijen worden verdeeld, of een andere omgangs- en vakantieregeling vast te stellen die het hof juist zal achten.
4.3
De moeder verzoekt in het principaal hoger beroep de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, of zijn verzoeken af te wijzen.
4.4
De moeder verzoekt in het incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat:
- [minderjarige] om de week op vrijdag vanuit school tot zaterdag om 16:00 uur bij de vader verblijft, met ingang van het moment dat [minderjarige] naar school gaat (21 mei 2024);
- partijen in overleg met de hulpverlening besluiten wanneer de regeling wordt uitgebreid naar om de week van vrijdag uit school tot zondag 9:30 uur;
- gedurende de gehele kerstvakantie [minderjarige] bij de moeder zal verblijven, behoudens op de dagen van 26 december in de ochtend tot 29 december in de namiddag, op welke dagen hij dan bij de vader zal verblijven.
4.5
De vader verzoekt in het incidenteel hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde incidenteel hoger beroep, of haar verzoeken af te wijzen.
In het incident
4.6
De moeder verzoekt in het incident te bepalen dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad ten aanzien van de omgangsregeling zoals deze is bepaald en te gelden heeft met ingang van het moment dat [minderjarige] naar school gaat gedeeltelijk te schorsen (voor zover dit ziet op de overnachting van zaterdag op zondag) zolang in hoger beroep nog niet is beslist, zodat gedurende die periode de regeling in stand blijft vóór deze uitbreiding (om de week op vrijdag uit school tot zaterdag om 16:00 uur) én de vakantieregeling voor zover deze ziet op de kerstvakantie zal worden geschorst en te bepalen dat [minderjarige] gedurende de gehele kerstvakantie bij de moeder zal verblijven, behoudens van 26 december in de ochtend tot en met 29 december in de namiddag, op welke dagen hij alsdan bij vader zal verblijven.
4.7
De vader verzoekt het schorsingsverzoek van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof zal opnieuw beoordelen of het gezamenlijk ouderlijk gezag moet worden beëindigd en de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] moet worden belast.
Standpunten van de ouders
5.3
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk gezag en dat hier naar verwachting onvoldoende verbetering in zal komen binnen afzienbare tijd. Ondanks de spanningen kunnen de ouders op een respectvolle manier via e-mail of whatsapp communiceren. Grote gezagsbeslissingen over [minderjarige] , zoals school, paspoort en verhuizing zijn inmiddels allemaal genomen en beslissingen over vakanties met [minderjarige] hebben nooit problemen opgeleverd. De vader heeft hieraan altijd zijn medewerking verleend. Er is dus geen belemmering voor het gezamenlijk gezag. De overdrachten van [minderjarige] verlopen weliswaar moeizaam, maar dit is aan de moeder te wijten, dus hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de ouders niet in staat zijn om beslissingen samen te nemen. De vader is een belangrijk deel van de identiteit en het leven van [minderjarige] en hier moet hij dus bij betrokken blijven, aldus de vader.
5.4
De moeder voert verweer en stelt dat sprake is van langdurig verslechterde communicatie tussen de ouders. De ingezette hulpverlening heeft niet geholpen en de vader staat niet open voor andere hulpverlening, waardoor er geen zicht is op verandering van de situatie. De vader ontkent zijn aandeel in de bestaande problemen. Ook de zorgen die de moeder heeft over [minderjarige] , zijn slaapproblemen en extreme vermoeidheid, worden door de vader niet serieus genomen. Het lukt de ouders niet om samen afspraken te maken over [minderjarige] , bijvoorbeeld over de overdracht. Voorts blokkeerde de vader gezagsbeslissingen, zoals het aanvragen van een paspoort. Bij de moeder bestaat de vrees dat er in de toekomst meer beslissingen door hem zullen worden geblokkeerd in het geval van gezamenlijk gezag, aldus de moeder.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht te persisteren bij zijn advies in de zitting in eerste aanleg van 14 november 2023 en geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad is tijdens de zitting in eerste aanleg afgeweken van het raadsrapport van 29 juni 2023 - waarin geadviseerd werd het gezamenlijk gezag in stand te houden - en heeft geadviseerd de moeder voortaan te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , omdat de vader, ondanks het dringend advies daartoe, geen individuele hulp heeft gezocht en geen toestemming had gegeven voor het aanvragen van een ID-kaart voor [minderjarige] . De raad ziet nu nog geen verbetering.
Beoordeling door het hof
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening waarbij zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen. Het hof overweegt, net als de rechtbank, dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat in de afgelopen jaren hulpverleningstrajecten zijn ingezet bij het Ouder- en Kindteam, het buurtteam en Stichting Timon om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Deze trajecten hebben echter niet geleid tot verbetering. In het verleden zijn er moeilijkheden geweest rondom gezagsbeslissingen, zoals het aanvragen van een identiteitskaart voor [minderjarige] en de verhuizing van de moeder met [minderjarige] . Voor beide gezagsbeslissingen is vervangende toestemming van de rechter nodig geweest, vooral veroorzaakt door problemen in de communicatie van beide kanten. Ook recentelijk lukt het de ouders niet om afspraken te maken. Afspraken over de overdrachtsmomenten konden bijvoorbeeld pas gemaakt worden met tussenkomst van het buurtteam. Daarnaast bemerkt de moeder slaapproblemen en grote vermoeidheid bij [minderjarige] , welke zorgen worden onderschreven door de kinderopvang, maar door de vader niet worden (h)erkend. De ouders zijn onmachtig om hierover in gesprek te gaan, waardoor zij niet samen naar een oplossing kunnen toewerken. Ook het buurtteam, waar de ouders vanaf juli 2022 begeleid worden, komt niet verder met de ouders. Er is veel en lang in hen geïnvesteerd, maar er is onvoldoende verbetering in de situatie. Vanuit het buurtteam is dan ook opgeschaald naar het Expertiseteam Veiligheid [plaats B] . De ouders communiceren momenteel niet met elkaar; er wordt alleen schriftelijk informatie gedeeld over [minderjarige] . Gelet op de verhouding tussen de ouders en de wijze van communiceren, is er naar het oordeel van het hof een groot risico dat gezagsbeslissingen niet tijdig kunnen worden genomen wanneer de ouders gezamenlijk met het gezag zijn belast. De minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag ontbreekt en niet valt te verwachten dat hier binnen afzienbare termijn verbetering in zal komen.
5.7
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder alleen met het gezag te belasten. Het eenhoofdig gezag stelt de moeder ook in staat om de benodigde hulp voor [minderjarige] voor het onderzoeken van zijn slaappatroon en vermoeidheid voortvarend in te kunnen schakelen. Het hof zal het primaire verzoek van de vader in hoger beroep dan ook afwijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag bekrachtigen.
Ten aanzien van de vrees van de vader om geen rol meer te spelen in het leven van [minderjarige] overweegt het hof dat beëindiging van het gezag niet betekent dat hij geen vaderrol meer zou kunnen vervullen. Gebleken is dat de moeder niet in de weg staat aan contact tussen [minderjarige] en de vader.
5.8
Nu het hof het primaire verzoek van de vader zal afwijzen, komt het hof toe aan de bespreking van het subsidiaire verzoek van de vader tot vaststelling vaneen informatieregeling.
Informatieregeling
5.9
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.1
De vader verzoekt, kort gezegd, een informatie- en consultatieregeling vast te stellen waarbij de moeder de vader per e-mail aan het einde van het kwartaal, informeert en consulteert over [minderjarige] .
5.11
De moeder stelt dat zij de vader met grote regelmaat via WhatsApp informeert en zij stuurt hem dan ook foto's en filmpjes van [minderjarige] . Daarnaast stuurt de moeder maandelijks een e-mail met informatie. De moeder vindt het belangrijk om de vader te blijven informeren, en zij zal dit blijven doen.
5.12
Het hof acht, nu de moeder in haar verweerschrift en ter zitting in hoger beroep heeft toegezegd de vader maandelijks te willen blijven informeren, na te melden informatieregeling met een frequentie van eenmaal per maand passend. Het hof neemt aan dat de man daarmee kan instemmen en aldus zijn verzoek aanpast. Daarbij wordt opgemerkt dat van de moeder mag worden verwacht dat zij de vader van bijzondere/ingrijpende gebeurtenissen rond [minderjarige] separaat op korte termijn op de hoogte stelt. Ten aanzien van de schoolgang van [minderjarige] heeft de moeder onbetwist gesteld dat de vader toegang heeft tot alle informatie van zijn school. Het hof ziet daarom het belang niet in van de deelname van de vader aan de klassen Whatsappgroep en de schoolinformatie-app.
Omgangsregeling
5.13
Gelet op de inhoud van de grieven in principaal en in incidenteel hoger beroep en hun onderlinge samenhang ziet het hof aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.
5.14
De vader stelt – verkort weergegeven – het volgende. Het contact tussen [minderjarige] en de vader is al jaren positief. De onbegeleide omgang verloopt goed. De vader heeft, omdat de omgang al om 09:30 uur eindigt op zondag, onvoldoende tijd met [minderjarige] . De omgang zou op zondag om 17:00 uur moeten eindigen, zodat de vader met [minderjarige] naar de kerk kan. [minderjarige] heeft steeds meer de behoefte om bij de vader te zijn, wat ook bevestigd wordt door het Kabouterhuis. De vermoeidheid van [minderjarige] die door de moeder naar voren gebracht wordt, is volgens de vader een normaal onderdeel van zijn aanpassingsproces. De omgangsregeling zou ook moeten doorlopen in vakanties. Er zijn geen contra-indicaties en [minderjarige] heeft de leeftijd om vakanties bij de vader door te brengen, wat ook juist mogelijkheden biedt voor [minderjarige] om de vader meer te zien. Er moet een omgangsregeling en een haal- en brengregeling worden vastgesteld, zodat er duidelijkheid is.
5.15
De moeder voert – verkort weergegeven – het volgende aan. De moeder heeft veel zorgen over [minderjarige] wanneer hij bij de vader is geweest, omdat de moeder dan extreme vermoeidheid bij hem bemerkt. De moeder heeft dit gedeeld met de vader, maar krijgt hier geen respons op. De vader onderkent het probleem niet, waardoor het ook niet aangepakt wordt. Het is nog te vroeg om de omgangsregeling uit te breiden. De kerkgang met de moeder moet [minderjarige] niet ontnomen worden, want [minderjarige] is lid van die kerk en gaat daar naar de kinderkerk. Er is evenmin ruimte voor een uitgebreidere vakantieregeling, omdat eerst de reguliere regeling naar behoren moet verlopen. De vakanties- en feestdagenregeling zoals voorgesteld door de vader is niet in het belang van [minderjarige] en ook niet uitvoerbaar. De moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat hij kerst bij beide ouders door kan brengen en zij is bereid om zich te blijven inzetten om de overdracht via het sociale netwerk te blijven voortzetten.
Advies van de raad
5.16
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad naar voren gebracht dat de vader in gesprek moet gaan met de moeder over het slaapprobleem van [minderjarige] . Dit probleem wordt door meerdere instanties onderkent. De raad moedigt de ouders aan na te denken over concrete oplossingen voor het slaapprobleem, zoals het laten maken van speciale oordopjes. Verder stelt de raad dat eerst de slaapproblemen en de vermoeidheid van [minderjarige] duidelijk in kaart moeten worden gebracht, voordat advies gegeven kan worden over de vakantieregeling.
Beoordeling door het hof
5.17
Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat de overdrachtsmomenten al een lange tijd moeizaam verlopen. De moeder heeft, omdat er geen professionele instantie was die de overdrachtsmomenten kon faciliteren, gebruik gemaakt van haar persoonlijke netwerk voor de overdrachtsmomenten. Op dit moment worden de overdrachtsmomenten op de zondagochtend gefaciliteerd door kennissen uit het netwerk van de moeder, waarbij [minderjarige] door de vader wordt afgezet bij de kerk en de moeder later aankomt. Deze regeling lijkt over het algemeen goed te verlopen. Wanneer de omgangsregeling gewijzigd zou worden naar zondagmiddag 17:00 uur, vervalt de optie om de overdrachtsmomenten via de kerk te laten verlopen.
Reguliere omgangsregeling
5.18
Gelet op het voorgaande acht het hof de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling, waarbij [minderjarige] om de week op vrijdag vanuit school tot zondag 09:30 uur bij de vader verblijft, het meest in het belang van [minderjarige] . Deze regeling geeft [minderjarige] en de vader voor dit moment voldoende gelegenheid een waardevol contact met elkaar te onderhouden. Met de raad acht het hof het van belang dat de vader tijdens de omgang de slaap van [minderjarige] in de gaten houdt en hierop anticipeert als hij merkt dat het niet goed gaat. Ter bevordering van [minderjarige] zijn slaap is een eigen slaapkamer aan te raden. De vader zou bijvoorbeeld in de woonkamer kunnen slapen op de momenten dat [minderjarige] bij hem thuis slaapt. Hoewel de wens van de vader tot uitbreiding van de zorgregeling invoelbaar is, acht het hof dit gezien de huidige situatie, waarin ouders moeizaam contact hebben en de overdracht spanning geeft, nog te prematuur. Op het moment dat de overdrachten soepeler verlopen, kan de regeling worden uitgebreid naar zondag 17:00 uur, zoals door de vader verzocht. De overdrachtsmomenten dienen, totdat de ouders dit beiden niet meer noodzakelijk achten, gefaciliteerd te worden door derden uit het netwerk van de ouders. De moeder heeft zich ter zitting in hoger beroep bereid verklaard om zich hiervoor te blijven inzetten.
Vakantie- en feestdagenregeling
5.19
De vakanties zullen, zoals door de vader is verzocht, bij helfte worden verdeeld, met ingang van de herfstvakantie 2024.
[minderjarige] zal dan in de vakanties van een week waarin het reguliere omgangsweekend aan het begin van de vakantie valt, vanaf vrijdag uit school tot woensdagmiddag 12:00 uur bij de vader verblijven. Bij vakanties van een week waarin het reguliere omgangsweekend aan het eind van de vakantie valt, verblijft [minderjarige] van woensdag 12.00 uur tot zondag 9.30 uur bij de vader.
In de vakanties van twee weken zal [minderjarige] vanaf vrijdag uit school tot de week daarna zondagochtend 09:30 bij de vader verblijven.
Ten aanzien van de zomervakantie acht het hof, gezien zijn jonge leeftijd, het in het belang van [minderjarige] om niet langer dan twee aaneengesloten weken bij de vader te verblijven.
Ten aanzien van de kerstvakantie zal het hof het verzoek van de moeder gedeeltelijk toewijzen, in die zin dat [minderjarige] de hele vakantie bij de moeder zal verblijven, met uitzondering van 26 december tot en met 31 december 12 uur ’s middags. Dan zal hij bij de vader verblijven, zodat [minderjarige] ook kerst en oudejaarsdag deels bij de vader kan doorbrengen. Voor de rest van de feestdagen geldt dat de reguliere omgangsregeling zal blijven doorlopen. Ook voor de vakantie- en feestdagenregeling geldt dat de overdrachtsmomenten, totdat de ouders dit beiden niet meer noodzakelijk achten, gefaciliteerd dienen te worden door derden uit het netwerk van de ouders.
In het incident
5.2
De moeder heeft in het incident gevraagd om schorsing van de werking van de bestreden beschikking ten aanzien van hetgeen de rechtbank heeft beslist over de omgang. Omdat het hof met deze beslissing uitspraak doet, heeft de moeder geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van haar schorsingsverzoek. Het hof zal dit verzoek daarom afwijzen.
5.21
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
In de bodemzaak (200.338.487/01)
bekrachtigt de bestreden beschikking waarbij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] wordt beëindigd en de moeder alleen met het ouderlijk gezag is belast;
gelast de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
bepaalt, met wijziging van de bestreden beschikking in zoverre, in het kader van de omgangsregeling dat de overdrachtsmomenten, totdat de ouders dit beiden niet meer noodzakelijk achten, gefaciliteerd dienen te worden door derden uit het netwerk van de ouders, en dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
Reguliere omgangsregeling
- om de week op vrijdag vanuit school tot zondag 09:30;
Regeling voor de feestdagen
tijdens de feestdagen zal de reguliere omgangsregeling doorlopen zoals hiervoor vastgesteld, met uitzondering van kerst, dan zal hij op tweede kerstdag bij de vader verblijven, zoals hierna vastgesteld zal worden;
Regeling voor de schoolvakanties
- tijdens de schoolvakanties van één week waarin het reguliere omgangsweekend aan het begin van de vakantie valt, vanaf vrijdag uit school tot woensdagmiddag 12.00 uur en tijdens de schoolvakanties van één week waarin het reguliere omgangsweekend aan het eind van de vakantie valt, vanaf woensdagmiddag 12.00 uur tot zondag 9.30 uur;
- tijdens de schoolvakanties van twee weken vanaf vrijdag uit school tot de week daarna zondagochtend 09:30;
- tijdens de zomervakantie gedurende twee weken;
- tijdens de kerstvakantie van 26 december tot 31 december 12:00 uur ’s middags;
bepaalt als informatieregeling dat de moeder gehouden is de vader elke maand schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] ’s ontwikkeling op school, sporten, hobby’s en de gezondheid van [minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
In het incident (200.338.487/02)
wijst af het verzoek tot schorsing van een gedeelte van de werking van de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 6 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.