In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De tenlastelegging betrof een incident op 19 juni 2023 te Schiphol, waar de verdachte de aangeefster, die op dat moment aan het werk was in een supermarkt, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door haar billen te betasten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit, waarbij het hof de eerdere straf van de politierechter heeft vernietigd en een andere straf heeft opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,-, waarvan € 1.000,- voorwaardelijk, in plaats van de eerder opgelegde taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft spijt betuigd van zijn handelen en is zich bewust van de risico's van alcoholgebruik. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verdachte als strafbaar verklaard.