ECLI:NL:GHAMS:2024:2691

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
200.338.183/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een bestreden vonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een B.V. gevestigd te [plaats], had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van 22 november 2023, waarin de rechtbank een veroordeling had uitgesproken in de proceskosten. De appellant verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad op basis van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), stellende dat het bestreden vonnis berustte op een kennelijke misslag en dat de uitvoerbaarheid bij voorraad ingrijpende consequenties voor haar had.

Het hof overwoog dat de enkele stelling van de appellant, zonder nadere onderbouwing, onvoldoende was om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen. Het hof benadrukte dat een veroordeling, hangende een hoger beroep, in beginsel uitvoerbaar dient te zijn. De appellant had niet aangetoond dat er sprake was van een kennelijke misslag in het bestreden vonnis. Het hof concludeerde dat de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis moest worden afgewezen. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die naar de rol van 5 november 2024 werd verwezen voor memorie van antwoord door de geïntimeerde, VIB HORECA B.V.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.338.183/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/727020 HA ZA 22/1038
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2024
inzake
[appellant] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. E. Cekic te Uitgeest,
tegen
VIB HORECA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. K. Tülü te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en VIB genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 9 februari 2024 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 november 2023 (hierna: het bestreden vonnis) van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en VIB als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
De zaak is aangebracht op de rol van 5 maart 2024. Op deze datum heeft [appellant] productie 1 overgelegd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad ex artikel 351 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van [appellant] ;
- memorie van antwoord in het incident van VIB.
[appellant] heeft in het incident verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis ex artikel 351 Rv.
VIB heeft daarop geantwoord in het incident en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
Vervolgens is arrest bepaald in het incident.

2. Beoordeling

2.1
Het bestreden vonnis bevat één uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling, te weten de onder 5.5. opgenomen veroordeling in reconventie in de proceskosten.
2.2
Kort gezegd heeft [appellant] ter onderbouwing van zijn incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis aangevoerd dat het bestreden vonnis berust op een kennelijke misslag met betrekking tot het verzuim. Totdat de rechtbank dit aan de orde stelde, was het namelijk geen onderdeel van het partijdebat. Verder heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring vergaande consequenties voor [appellant] .
2.3
VIB heeft verweer gevoerd op de gronden waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
2.4
Bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, waarin – zoals in dit geval – over de uitvoerbaarheid bij voorraad ongemotiveerd is beslist, stelt het hof het volgende voorop (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
2.5
Voor zover [appellant] haar incidentele vordering baseert op inhoudelijke bezwaren tegen het bestreden vonnis gaat het hof daarop in het kader van dit incident niet in. Op het oordeel in de hoofdzaak mag immers niet worden vooruitgelopen. De (onder 2.2. weergegeven) stellingen van [appellant] leiden verder niet tot het oordeel dat het bestreden vonnis op een kennelijke misslag berust. Daarvoor is ten minste vereist dat dit ‘kennelijk’ het geval is, dat wil zeggen dat reeds op het eerste gezicht, dus zonder relevant nader feitelijk of juridisch onderzoek, zonder meer duidelijk is dat een feitelijk of juridisch oordeel in een bepaalde rechtsoverweging onjuist is. Dat dit in deze zaak het geval is, is niet gebleken. Voor een verdere beoordeling van de juistheid van de overwegingen van de rechtbank is in dit incident geen plaats.
2.6
De uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling betreft de proceskosten. De enkele, niet nader met stukken onderbouwde of geconcretiseerde, stelling dat de uitvoerbaarheid bij voorraad ingrijpende consequenties heeft, is onvoldoende voor schorsing van deze uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling.
2.7
Gelet op het voorgaande zal de incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de tenuitvoerlegging worden afgewezen.
2.8
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.9
De hoofdzaak zal naar de hierna te noemen roldatum worden verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van VIB.
2.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 5 november 2024 voor het nemen van een memorie van antwoord door VIB;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, J.W.M. Tromp en M.C. Bosch en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.