ECLI:NL:GHAMS:2024:2815

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23-002433-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk opslaan van professioneel vuurwerk op meerdere locaties

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk opslaan en/of voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid professioneel vuurwerk op drie verschillende locaties in Nederland. De feiten dateren van 7 oktober 2021, toen de verdachte werd betrapt met een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk, waaronder shells, vuurpijlen en bangers, zonder de vereiste vergunningen of expertise. De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere straf geëist, maar het hof heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigt. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Tevens is het in beslag genomen vuurwerk onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en zorg voor zijn vader, maar heeft benadrukt dat het opslaan van professioneel vuurwerk ernstige risico's met zich meebrengt voor de omgeving. De redelijke termijn van de procedure is ook aan de orde gekomen, waarbij het hof constateert dat deze in hoger beroep is overschreden, maar niet in zodanige mate dat dit de uitspraak beïnvloedt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002433-22
datum uitspraak: 10 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 augustus 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-260149-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 september 2024.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 oktober 2021 te [plaats] en/of [plaats] , in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
( [adres] )
  • 10 stuks, althans één of meer shells (lijst III) en/of
  • 50 stuks, althans één of meer vuurpijlen (lijst III) en/of
  • 61 stuks, althans één of meer bangers (lijst III en/of
( [adres] (Shurgard))
  • 142 stuks, althans één of meer shells (lijst III) en/of
  • 13 stuks, althans één of meer vuurpijlen (lijst III) en/of
  • 915 stuks, althans één of meer bangers (lijst III) en/of
  • 13 stuks, althans één of meer noodseinmiddelen (lijst III) en/of
( [adres] (woning))
  • 44 stuks, althans één of meer shells (lijst III) en/of
  • 5 stuks, althans één of meer vuurpijlen (lijst III) en/of
  • 89 stuks, althans één of meer bangers (lijst III) en/of
  • 1 stuk noodseinmiddel (lijst III),
in elk geval professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2021 te [plaats] en [plaats] , opzettelijk,
aan de [adres]
  • 10 stuks shells en
  • 50 stuks vuurpijlen en
  • 61 stuks bangers en
aan de [adres] (Shurgard)
  • 142 stuks shells en
  • 13 stuks vuurpijlen en
  • 915 stuks bangers en
  • 13 stuks noodseinmiddelen en
aan de [adres] (woning)
  • 44 stuks shells en
  • 5 stuks vuurpijlen en
  • 89 stuks bangers en
  • 1 stuk noodseinmiddel,
zijndeprofessioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv:
Alle drie de locaties in [plaats] (2x) en [plaats]
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van
26 september 2024.
Vuurwerk aan [adres]
2. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer
PL1100-2021182140-7 van 7 oktober 2021 (doorgenummerde pagina’s 21 e.v.).
3. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer
PL1100-2021182140-8 van 7 oktober 2021 (doorgenummerde pagina’s 23 e.v.).
4. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 30 november 2021 (inclusief bijlagen), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 51 e.v.).
5. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 30 november 2021 (inclusief bijlagen), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 65 e.v.).
Vuurwerk aan de [adres] (Shurgard)
6. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer
PL1100-2021182140-10 van 7 oktober 2021 (doorgenummerde pagina’s 25 e.v.).
7. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 2 december 2021 (inclusief bijlagen), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 96 e.v.).
Vuurwerk aan de [adres] (woning)
8. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer
PL1100-2021182140-6 van 7 oktober 2021 (doorgenummerde pagina’s 27 e.v.).
9. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 30 november 2021 (inclusief bijlagen), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 226 e.v.).
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° Sv betreft, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit,
zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet
milieubeheer, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan
5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht een (deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor een door het hof te bepalen duur. De raadsman heeft verzocht in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat de verdachte tot het inzicht is gekomen dat het voorhanden hebben en opslaan van explosief vuurwerk niet aanvaardbaar is en hij hiermee het leven van anderen in gevaar heeft gebracht. De verdachte heeft een vaste betrekking als timmerman in de bouw en is schuldenvrij. Detentie zal er hoogstwaarschijnlijk toe leiden dat de verdachte zijn vaste inkomstenbron kwijtraakt met nieuwe schulden tot gevolg. De verdachte is ook mantelzorger voor zijn hulpbehoevende vader. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor vuurwerk gerelateerde delicten en is sinds zijn aanhouding op
7 oktober 2021 niet meer in aanraking geweest met politie en/of justitie. Bovendien is de redelijke termijn in hoger beroep overschreden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op drie verschillende locaties opzettelijk opslaan en/of voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. De verdachte beschikte niet over de bijzondere expertise die professionele, speciaal gecertificeerde gebruikers van dergelijk vuurwerk hebben en het vuurwerk was evenmin opgeslagen in een speciaal daartoe ingerichte ruimte. Niet voor niets gelden er strenge regels met betrekking tot het voorhanden hebben en opslaan van dit soort zwaar explosief vuurwerk. Het is algemeen bekend dat het gebruik van dergelijk vuurwerk ernstige risico’s oplevert. Die risico’s zijn er niet alleen voor degene die het vuurwerk voorhanden heeft en opslaat, maar ook voor niets vermoedende omstanders en buurtbewoners. De verdachte heeft anderen aan dit gevaar blootgesteld. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van dergelijke feiten en de omstandigheden waaronder deze veelal, en ook in dit geval, worden begaan, plegen in zaken als de onderhavige forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen te worden opgelegd. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte – zoals deze op de terechtzitting van 26 september 2024 naar voren zijn gekomen – maken echter dat het hof in deze zaak een andere keuze zal maken. Hoewel het hof ervan afziet een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gaat het niet zover dat – naast een onvoorwaardelijke taakstraf – met een
geheelvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt volstaan. De vordering van de advocaat-generaal doet naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende recht aan de ernst van het feit. De oplegging van een forse gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel een maand betreft, brengt naar tot uitdrukking dat iemand met een dergelijke grote hoeveelheid explosief vuurwerk een gevangenisstraf moet ondergaan maar laat, in het geval van de verdachte, voldoende ruimte zijn inkomstenbron en koopwoning te behouden. De oplegging van een lang voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient ertoe de ernst van het feit te benadrukken alsmede de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst aan andere of soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. Het hof heeft, ondanks het pleidooi van de raadsman, niet de indruk gekregen dat de verdachte voldoende inzicht heeft in de ernst en potentiële verstrekkende gevolgen van zijn handelen. Bij de op te leggen duur van de taakstraf is, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met de omstandigheid dat hij 40 uur per week werkt en zorgtaken als mantelzorger verricht voor zijn vader.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke
termijn. Deze in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De redelijke termijn is aangevangen met het eerste politieverhoor van de verdachte op 8 oktober 2021. De redelijke termijn van 2 jaren is in eerste aanleg niet overschreden, omdat vonnis is gewezen op
30 augustus 2022. In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen met de appelakte op
9 september 2022 en is deze termijn geëindigd met dit arrest van 10 oktober 2024, waarmee de redelijke termijn van 2 jaren met iets meer dan 1 maand is overschreden.
Nu slechts sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en het gegeven dat, vanwege de voortvarende behandeling in eerste aanleg, de totale redelijke termijn van 4 jaren niet is overschreden, zal het hof volstaan met de constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten in totaal 202 kilo vuurwerk, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen is in strijd met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is
bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1. 30 KG Vuurwerk (Omschrijving: PL1100-2021182140-G1304469);
  • 2. 10 KG Vuurwerk (Omschrijving: PL1100-2021182140-G1304468);
  • 3. 11 KG Vuurwerk (Omschrijving: PL1100-2021182140-G1304470);
  • 4. 151 KG Vuurwerk (Omschrijving: PL1100-2021182140-G1304471).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. B.E. Dijkers en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van
mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 oktober 2024.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]