ECLI:NL:GHAMS:2024:286

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23-000943-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne

Op 11 januari 2024 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 13 maart 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de straf en de beslissingen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal had eenzelfde straf gevorderd, maar zonder bijzondere voorwaarden, gezien de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig feit, namelijk het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, wat een gevaar voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Ondanks de positieve wending in het leven van de verdachte, zoals het stabiliseren van zijn financiële situatie, oordeelde het hof dat een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, gerechtvaardigd was. De bijzondere voorwaarden werden niet opgelegd, gezien de verbeterde omstandigheden van de verdachte.

Daarnaast behandelde het hof vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen. Het hof besloot om een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in taakstraffen van 60 uren, terwijl de overige voorwaarden van kracht blijven. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen over de vorderingen tot tenuitvoerlegging, maar bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000943-23
datum uitspraak: 11 januari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 15-309909-22, 09-154139-21 (TUL) en 15-100467-22 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1997,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de straf en de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Tevens zullen de strafmotivering en de overwegingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden vervangen door onderstaande overwegingen.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot eenzelfde straf als door de politierechter is opgelegd, behalve ten aanzien van de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden; daarvoor is nu geen noodzaak meer.
De raadsman heeft, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht om hem een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. Dit is een ernstig feit. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is schadelijk voor de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. Met zijn gedrag draagt de verdachte hieraan bij. Net als de politierechter is het hof van oordeel dat er sprake is van een dealerindicatie. Want hoewel alleen het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne en heroïne is bewezenverklaard, zijn er veel indicaties in het dossier dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor de verkoop. In dat verband wordt gewezen op het grote aantal wikkels/ponypacks dat de verdachte voorhanden had, de korte stops en contacten met personen in andere auto's, het contant aangetroffen geldbedrag en de MMA melding als aanleiding van het onderzoek. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen de raadsman en de verdachte ter terechtzitting hebben aangevoerd. Het leven van de verdachte lijkt een positieve wending genomen te hebben. De privésituatie van de verdachte met betrekking tot zijn financiën en schulden lijkt recentelijk te zijn gestabiliseerd. De schulden zijn afbetaald en hij lijkt zijn leven (beter) op orde te hebben.
Alles afwegend is het hof met de politierechter en de advocaat-generaal van oordeel dat op het bewezenverklaarde feit niet anders gereageerd kan worden dan met oplegging van een gevangenisstraf en wel voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof ziet in de inmiddels verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte reden om aan deze straf geen bijzondere voorwaarden te verbinden.

Vordering tenuitvoerlegging 15-100467-22

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering en omzetting van de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis gevorderd.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering, gelet op het tijdsverloop en de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen met een jaar en meer subsidiair de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden worden gelast. Het hof ziet echter, op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, aanleiding om dat slechts voor een gedeelte van die straf (een maand), te doen en zal dit gedeelte omzetten in een taakstraf voor de duur van zestig uren. Ten aanzien van het andere gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf (een maand), zal de tenuitvoerlegging niet worden gelast, wat betekent dat de daaraan gekoppelde (bijzondere) voorwaarden blijven gelden tot aan het einde van de proeftijd.

Vordering tenuitvoerlegging 09-154139-21

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 juli 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering en omzetting van de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in een taakstraf voor de duur van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis gevorderd.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering, gelet op het tijdsverloop en de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen met een jaar, en meer subsidiair de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand worden gelast. Het hof zal, op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de
gedeeltelijketenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2022 met parketnummer 15-100467-22, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 juli 2022 met parketnummer 09-154139-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. M.L.M. van der Voet en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 januari 2024.