ECLI:NL:GHAMS:2024:3071
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv; beroep gedaan op artikel 224 lid 2 sub c Rv; toewijzing van incidentele vordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een incidentele vordering tot zekerheidstelling op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De appellant, wonende in Georgië, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2023. De geïntimeerde heeft in het incident gevorderd dat het hof de appellant zal bevelen zekerheid te stellen voor de proceskosten. De appellant heeft zich verweerd door te stellen dat hij geen zekerheid hoeft te stellen op basis van de uitzonderingsgrond in artikel 224 lid 2 sub c Rv, omdat hij redelijkerwijs aannemelijk kan maken dat verhaal voor een veroordeling in Nederland mogelijk is. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende verhaalsinformatie heeft verstrekt om deze uitzondering te onderbouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant op 4 januari 2024 naar Georgië is verhuisd en dus geen woon- of gewone verblijfplaats meer in Nederland heeft, waardoor hij in beginsel verplicht is om zekerheid te stellen. Het hof heeft de hoogte van de te stellen zekerheid vastgesteld op € 12.769,- en bepaald dat deze binnen acht weken na de uitspraak moet worden gesteld. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.