ECLI:NL:GHAMS:2024:325

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
23-001965-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens vals proces-verbaal door politieambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een politieambtenaar, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opmaken van een vals proces-verbaal van aanhouding. De tenlastelegging betrof het afleggen van een valse verklaring onder ede en het valselijk opmaken van een proces-verbaal, waarin de verdachte zou hebben verklaard dat hij een aangever had gemaand te vertrekken en daarbij per ongeluk diens telefoon had geslagen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 22 juli 2022 was gewezen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 januari 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak heeft gevraagd. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. De aangever had een filmpje van 9 seconden overgelegd als bewijs, maar het hof kon op basis van dit filmpje niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk de telefoon van de aangever had geslagen. Het hof oordeelde dat de situatie niet voldoende was vastgelegd en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001965-22
datum uitspraak: 1 februari 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-099154-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1961,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot vrijspraak van het tenlastegelegde, en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vorderde en/of daaraan rechtsgevolgen verbond, schriftelijk, persoonlijk en opzettelijk een valse verklaring en/of een verklaring ten dele in strijd met de waarheid, onder ede heeft afgelegd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar, in het door hem, verdachte, schriftelijk, op ambtseed, opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 16 mei 2019 (proces-verbaal nr. PL1300-2019101601-2) opzettelijk in strijd met de waarheid vermeld - zakelijk weergegeven - :
“Ik heb hierop de betrokkene gemaand te vertrekken. Daarbij gaf ik met mijn hand de richting van het vertrekken aan. Kennelijk heb ik daarbij de telefoon van betrokkene per ongeluk uit zijn handen gestoten dan wel geslagen.”
en/of
hij op of omstreeks 16 mei 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 16 mei 2019 (proces-verbaal nr. PL1300-2019101601-2), valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft hij, verdachte, valselijk en/of in strijd met de waarheid in dat proces-verbaal opgenomen - zakelijk weergegeven - :
“Ik heb hierop de betrokkene gemaand te vertrekken. Daarbij gaf ik met mijn hand de richting van het vertrekken aan. Kennelijk heb ik daarbij de telefoon van betrokkene per ongeluk uit zijn handen gestoten dan wel geslagen.”
en/of (vervolgens) dat proces-verbaal heeft ondertekend, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders dan de rechtbank tot een vrijspraak komt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verdachte was op 16 mei 2019 bezig met zijn werkzaamheden als politieambtenaar (motorsurveillance), waarbij hij met urgentie moest zorgen voor een weg die vrije doorgang bood aan arrestantenvervoer. De aangever, ter plaatse aanwezig als toevallige voorbijganger, wilde de verdachte met zijn telefoon filmend controleren en hield daarbij op een zeker moment zijn telefoon op korte afstand van het gezicht van de verdachte. Op dat moment heeft de verdachte een beweging met zijn rechterarm gemaakt die erin resulteerde dat de telefoon van de aangever op de grond viel. De verdachte heeft geverbaliseerd dat hij de aangever heeft gemaand te vertrekken en dat hij bij het wijzen van de richting waarin de aangever moest vertrekken per ongeluk zijn telefoon uit zijn hand heeft geslagen.
De aangever heeft gesteld dat de verdachte met opzet de telefoon uit zijn hand heeft geslagen. Om dat te bewijzen heeft de aangever een filmpje van 9 seconden ter beschikking gesteld, waarin het moment is te zien waarop de verdachte een armbeweging maakt en de telefoon op de grond lijkt te vallen.
Het hof kan op basis van dit filmpje niet vaststellen dat de verdachte met opzet de telefoon uit de handen van de aangever heeft geslagen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het een door de aangever (die destijds zelf verdachte was) aangeleverd filmbestand van 9 seconden betreft. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de situatie tussen de verdachte en de aangever in elk geval meer dan een minuut heeft geduurd, zodat evident is dat het filmpje een klein deel (en mogelijk ook qua beeld een uitsnede) betreft van de door de aangever gemaakte opnames. Bovendien biedt het filmpje door de beelduitsnede geen zicht op het geheel van de – voor de beoordeling relevante – situatie. Zo is bijvoorbeeld niet te zien of, en zo ja, waar de verdachte de aangever heeft geraakt en of de beweging van de verdachte al dan niet onderdeel was van een aanwijsbeweging en wat hij direct daarop volgend heeft gezegd. Onbestreden is dat hij voorafgaand aan het gefilmde moment de aangever al had gemaand weg te gaan.
Ook op grond van andere dossierstukken kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met opzet de telefoon uit handen van de aangever heeft geslagen en daarover een onjuist proces-verbaal zou hebben opgemaakt en op ambtseed ondertekend. Dat betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. Kuiper en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar en mr. R.J.C. Wegerif , griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2024.
mr. L. Muyselaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.