ECLI:NL:GHAMS:2024:326
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor mishandeling door het geven van een lichte duw wegens het ontbreken van het voor mishandeling vereiste opzet
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van mishandeling van de benadeelde partij door deze te duwen, wat zou hebben geleid tot een gebroken heup. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 25 juni 2022 in Heemstede. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 januari 2024 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partij gehoord, evenals de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal stelde dat er geen sprake was van zwaar lichamelijk letsel en vroeg om vrijspraak voor de zware mishandeling, maar om bewezenverklaring van eenvoudige mishandeling met een taakstraf en schadevergoeding aan de benadeelde partij.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld. De verdachte had de aangever slechts een lichte duw gegeven in een situatie waarin de aangever op hem afkwam en verbaal confronterend was. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor het opzet dat vereist is voor de kwalificatie van mishandeling volgens artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. De kans op letsel door een lichte duw werd als niet aanmerkelijk beschouwd, en er was geen bewijs dat de verdachte de kans op letsel bewust had aanvaard.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft bepaald dat de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte voor eigen rekening komen.