ECLI:NL:GHAMS:2024:330

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
23-001769-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling die op 1 mei 2023 had plaatsgevonden. De advocaat-generaal vorderde niet-ontvankelijkheid van de verdachte, omdat het hoger beroep niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen was ingesteld. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, omdat zij geen afschrift van de dagvaarding had ontvangen. Het hof oordeelde echter dat de dagvaarding op 6 april 2023 elektronisch was betekend en dat de verdachte op 1 mei 2023 bij verstek was veroordeeld. De verdachte had pas op 19 juni 2023 hoger beroep ingesteld, wat te laat was. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001769-23
datum uitspraak: 5 januari 2024
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-197319-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1979,
adres: [adres01] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ontvankelijk is in het hoger beroep. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het hoger beroep namens de verdachte weliswaar niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen is ingesteld, maar dat deze termijnoverschrijding verontschuldigbaar is. Reden daarvoor is dat de raadsvrouw ten onrechte geen afschrift van de dagvaarding voor de zitting van de politierechter van 1 mei 2023 heeft ontvangen, waardoor zowel zij als de verdachte niet op de hoogte waren van de zitting.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in hoger beroep, omdat het rechtsmiddel niet binnen de wettelijke termijn is ingesteld en deze termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 1 mei 2023 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. Die dagvaarding is op 6 april 2023 om 11:42 uur in het portaal van
MijnOverheidgeplaatst. Vervolgens is er op 6 april 2023 om 13:24 uur ingelogd. Op grond van artikel 36f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geldt een betekening door elektronische overdachte als betekening
in persoonwanneer degene voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is, zich toegang verschaft tot de elektronische voorziening. De dagvaarding is dus op 6 april 2023 in persoon aan de verdachte betekend. De verdachte is op 1 mei 2023 bij verstek veroordeeld.
Bij die stand van zaken had de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, Sv, binnen veertien dagen na 1 mei 2023 hoger beroep moeten instellen. De verdachte heeft echter pas op 19 juni 2023 en dus te laat hoger beroep ingesteld.
Door de verdediging is in het kader van de verontschuldigbaarheid naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie heeft nagelaten een afschrift van de dagvaarding naar de raadsvrouw te versturen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat dit niet tot een ander oordeel leidt (vlg. HR 27 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6401, NJ 2007/651). Naar het oordeel van het hof is aldus niet gebleken van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar is.
Gelet op het bovenstaande dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. E. Mijnsberge en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. I. Peetoom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 januari 2024.