ECLI:NL:GHAMS:2024:440
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging wegens overlijden van de verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1960, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerder vonnis. Tijdens de zitting op 13 februari 2024 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, omdat de verdachte op 30 januari 2024 is overleden. Dit leidde tot de vraag of het recht tot strafvordering nog van toepassing was.
Het hof heeft vastgesteld dat door het overlijden van de verdachte het recht tot strafvordering op grond van artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht is komen te vervallen. Dit betekent dat het vonnis waarvan beroep en de onderliggende strafbeschikking vernietigd moesten worden. Het hof heeft vervolgens besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis en de strafbeschikking zijn vernietigd en dat er geen verdere vervolging zal plaatsvinden. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 13 februari 2024.