ECLI:NL:GHAMS:2024:589
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van een faillietverklaring in hoger beroep met betrekking tot een vordering van verhuurders op een vennootschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van [appellante] B.V., die op verzoek van [geïntimeerden] door de rechtbank Noord-Holland was uitgesproken. De faillietverklaring was gebaseerd op een opeisbare vordering van [geïntimeerden] op [appellante] van € 669.486,96, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling van [appellante] tot betaling van huurachterstand. Het hof heeft vastgesteld dat aan de vereisten voor faillietverklaring is voldaan, ondanks de betwisting van de vordering door [appellante]. Tijdens de zitting van 9 januari 2024 zijn zowel de appellante als de geïntimeerden vertegenwoordigd door hun advocaten, en is de curator verschenen om zijn standpunt toe te lichten. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter zitting in overweging genomen en geoordeeld dat er summierlijk bewijs is van de vordering van [geïntimeerden] en dat [appellante] verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen misbruik van bevoegdheid door [geïntimeerden] is aangetoond en heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.