ECLI:NL:GHAMS:2024:591
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Voogdij over minderjarige na minderjarige moeder; beoordeling van de rol van de gecertificeerde instelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voogdij van een minderjarige, geboren uit een minderjarige moeder. De moeder was ten tijde van de geboorte van haar kind, [minderjarige], minderjarig en daardoor onbevoegd om het gezag uit te oefenen. De gecertificeerde instelling (GI) was belast met de voogdij over [minderjarige]. De oma van het kind, verzoekster in hoger beroep, had verzocht om haar als voogd te benoemen, maar het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Noord-Holland bekrachtigd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de GI de voogdij moest uitoefenen, gezien de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder, die een belast verleden had en onder toezicht stond van de GI. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder inmiddels meerderjarig is, maar dat de GI nog steeds de meest geschikte instantie is om de voogdij te behouden, gezien de huidige situatie en de noodzaak voor professionele begeleiding. Het hof heeft de argumenten van de oma, die stelde dat de GI niet geschikt was, verworpen en benadrukt dat de belangen van [minderjarige] voorop staan. De moeder verblijft momenteel in een moeder-kindhuis waar zij de nodige ondersteuning en begeleiding ontvangt om haar rol als moeder te vervullen. Het hof heeft ook het belang van contactmomenten tussen de oma en [minderjarige] onderstreept, maar heeft geconcludeerd dat de GI voorlopig de voogdij moet blijven uitoefenen.