ECLI:NL:GHAMS:2024:920

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
23-001056-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan belang en handhaving

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in beroep ging tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 april 2022. De verdachte, geboren in 1990, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, maar tijdens de zitting heeft zijn raadsman aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in het hoger beroep.

De advocaat-generaal heeft eveneens gerequireerd tot niet-ontvankelijkheid van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke grieven zijn ingediend door of namens de verdachte en dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor nader onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters B.E. Dijkers, R.D. van Heffen en C. Beuze zitting hadden. De uitspraak vond plaats op de openbare terechtzitting van 26 maart 2024, waarbij griffier B.K.M. Pouw aanwezig was. Het is belangrijk op te merken dat mr. C. Beuze niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001056-22
datum uitspraak: 26 maart 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 april 2022 in de strafzaak onder de parketnummers
13-091734-22 en 15-101524-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 maart 2024.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard. De advocaat-generaal heeft tot dezelfde uitkomst gerequireerd.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Nu de raadsman ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven, door of namens de verdachte geen schriftuur houdende grieven is gediend en ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, zal de verdachte gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. R.D. van Heffen en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 maart 2024.
mr. C. Beuze is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.