ECLI:NL:GHAMS:2024:926

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
23-000154-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne-invoer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd, is beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne op 25 december 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het verbod van artikel 2 onder A van de Opiumwet. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, welke het hof in stand houdt. De verdachte heeft in hoger beroep verzocht om rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar jonge leeftijd en zorg voor een kind, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om de straf te verlagen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid in overweging genomen en oordeelt dat de opgelegde straf passend is. Tevens is gelast tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een iPad.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000154-24
datum uitspraak: 27 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 januari 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-340674-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2002,
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 maart 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij, op of omstreeks 25 december 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 25 december 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft verzocht de gevangenisstraf te matigen en deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Meer in het bijzonder heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte pas 21 jaar oud is, dat zij de zorg heeft voor haar driejarige dochter en dat zij haar baan is kwijtgeraakt en daardoor financiële problemen heeft gekregen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 1.250 gram cocaïne, een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De door de verdachte ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit. De verdachte heeft zich van dat alles niets aangetrokken, maar heeft kennelijk alleen oog gehad voor het door haar beoogde financieel gewin. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor de invoer van een hoeveelheid van 1.000 tot 1.500 gram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 tot 12 maanden genoemd. De door de rechtbank opgelegde straf is dus in overeenstemming met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. In hetgeen door de raadsman is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet het hof geen aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

Beslag

Het hof gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee telefoons en een iPad, aangezien het strafvorderlijk belang zich daartegen niet meer verzet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK GSM (omschrijving: PL2700-23-117305-6);
- 1 STK GSM (omschrijving: PL2700-23-117305-7);
- 1 STK Computer (omschrijving: PL2700-23-117305-12).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. N. van der Wijngaart en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 maart 2024.