ECLI:NL:GHAMS:2024:987

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-003503-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1977, werd beschuldigd van het besturen van een personenauto terwijl hij onder invloed van alcohol was. De tenlastelegging betrof een incident op 13 november 2018 te Alkmaar, waar de verdachte werd staande gehouden na opvallend rijgedrag. Bij een ademanalyse bleek het alcoholgehalte 375 microgram per liter uitgeademde lucht te zijn, wat aanzienlijk boven de wettelijke limiet ligt.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 420,00, met als alternatief 8 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk het voertuig heeft bestuurd en dat zijn verweer niet aannemelijk was.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot dezelfde straf. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens is opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep met meer dan twee jaar is overschreden, maar dit heeft niet geleid tot een matiging van de straf. De op te leggen straf is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003503-19
datum uitspraak: 8 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-077072-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 maart 2024.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 13 november 2018, te Alkmaar, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 375 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij aan het drinken was (
het hof begrijpt: alcohol), maar niet in de auto heeft gereden. Hij stond op het moment van zijn staandehouding geparkeerd op een parkeerterrein. Dit zou ook blijken uit het logboek van de auto.
Het hof stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 november 2018 zag verbalisant [verbalisant 1] omstreeks 00.39 uur een personenauto het Kooimeerplein te Alkmaar op rijden, komende vanaf de rijksweg A9. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat hier enkel de bestuurder (hierna: de verdachte) in zat. Hij zag dat de verdachte opvallend rijgedrag vertoonde, omdat de personenauto slingerde over de rijstroken en meerdere remmomenten had waarvoor geen aanleiding was. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte staande gehouden met een stopteken. Hij zag dat de verdachte hierbij zijn personenauto ongecontroleerd deed stoppen. Hij zag toen dat de ogen van de verdachte bloeddoorlopen waren en dat zijn uitgeademde lucht sterk rook naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank. [1] Om 00.49 uur werd een bevel tot medewerking aan de ademanalyse gedaan en om 01.16 uur werd deze ademanalyse uitgevoerd. [2] Het resultaat van deze ademanalyse bij de verdachte was 375 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. [3]
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte wordt weerlegd door het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] waaruit blijkt dat de verdachte reed voordat hij werd staande gehouden. Het verweer van de verdachte dat hij geen voertuig heeft bestuurd, is niet aannemelijk en wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 13 november 2018, te Alkmaar, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 375 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 420,00, subsidiair 8 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd terwijl hij te veel alcohol had gedronken. Daarmee heeft hij niet alleen zichzelf, maar ook zijn medeweggebruikers in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 maart 2024 is hij eerder ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de door de politierechter opgelegde straf naar het oordeel van het hof passend.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde waarborg strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte onnodig lang onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De redelijke termijn is in hoger beroep met 2 jaren en ruim 6 maanden overschreden. Gelet op de hoogte van de op te leggen geldboete in deze zaak, ziet het hof geen reden voor matiging van de straf. Het hof volstaat met de enkele constatering van de termijnoverschrijding.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de
artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 420,00 (vierhonderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 april 2024.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal PL1100-2018218999-4 van 22 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1].
2.Een proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994 van 13 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Het testnummer van het voltooide ademonderzoek is 181113254.
3.Een geschrift, zijnde het resultaat van een ademonderzoek met testnummer 181113254, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], gedateerd 13 november 2018.