ECLI:NL:GHAMS:2024:996
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis met afwijzing van vorderingen tot tenuitvoerlegging in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2023. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van voorarrest heeft geëist, en de argumenten van de raadsvrouw. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, die zijn vernietigd.
De vorderingen tot tenuitvoerlegging betroffen twee eerdere vonnissen. De eerste vordering was gericht op de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week, opgelegd door de politierechter in Amsterdam op 6 januari 2023. De tweede vordering betrof een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 90 dagen, opgelegd door de politierechter in Noord-Holland op 21 november 2022. Het hof oordeelde dat het onwenselijk was dat de verdachte na het volbrengen van een ISD-maatregel opnieuw met een vrijheidsbenemende straf werd geconfronteerd. Daarom heeft het hof beide vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen.
De beslissing van het hof houdt in dat de vorderingen van het openbaar ministerie zijn afgewezen en dat het vonnis waarvan beroep voor het overige is bevestigd. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2024.